Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.De procedure
- de dagvaarding met de producties I. tot en met IV.
- de producties 1 tot en met 7 van de zijde van de vrouw
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van de vrouw.
Rechtbank Overijssel
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel op 21 november 2017 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een man en een vrouw die een affectieve relatie hebben gehad. De man vorderde dat de vrouw medewerking zou verlenen aan zijn herinschrijving in de basisregistratie personen (BRP) op het adres waar zij samen woonden, na de beëindiging van hun relatie in mei 2017. De vrouw woont met hun twee minderjarige kinderen nog steeds in de woning, terwijl de man tijdelijk bij zijn broer verblijft.
De man stelde dat hij een spoedeisend belang had bij zijn vordering, omdat hij niet ingeschreven stond op een woonadres, wat gevolgen had voor zijn bedrijfsvoering en financiële situatie. De vrouw voerde verweer en stelde dat zij, vanwege haar financiële situatie en de zorg voor de kinderen, niet in staat was om de woning te verlaten. De voorzieningenrechter heeft de belangen van beide partijen afgewogen en geconcludeerd dat het belang van de vrouw en de kinderen om in de woning te blijven zwaarder weegt dan dat van de man.
De voorzieningenrechter heeft de vordering van de man afgewezen, met uitzondering van de verplichting voor de vrouw om post voor de man binnen drie dagen aan hem ter hand te stellen. De kosten van het geding zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Dit vonnis benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige belangenafweging in zaken die voortvloeien uit beëindigde relaties, vooral wanneer minderjarige kinderen betrokken zijn.