ECLI:NL:RBOVE:2017:4392

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
23 november 2017
Publicatiedatum
23 november 2017
Zaaknummer
08.730013-17 + 08.760177-14 (tul)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor mishandeling en belediging van een verkeersregelaar in Zwolle

Op 23 november 2017 heeft de Rechtbank Overijssel een 23-jarige man uit Zwolle veroordeeld tot een taakstraf van 150 uren, waarvan 75 uren voorwaardelijk, voor het mishandelen en beledigen van een verkeersregelaar. De feiten vonden plaats op 28 oktober 2016, toen de verdachte, die te voet wilde oversteken, door de verkeersregelaar werd tegengehouden. In reactie daarop heeft de verdachte de verkeersregelaar meermalen met kracht geslagen en beledigende woorden geuit. De rechtbank oordeelde dat de mishandeling wettig en overtuigend bewezen was, terwijl er onvoldoende bewijs was voor het vastpakken of duwen van de verkeersregelaar. De verdachte werd vrijgesproken van deze beschuldigingen. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoonlijke situatie van de verdachte, die functioneert op een licht verstandelijk beperkt niveau. De rechtbank legde ook bijzondere voorwaarden op, waaronder ambulante behandeling en reclasseringstoezicht, gezien het recidiverisico en de noodzaak voor begeleiding. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van € 300,- schadevergoeding aan de benadeelde partij, de verkeersregelaar, en werd de proeftijd van een eerdere voorwaardelijke straf verlengd.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel
Afdeling Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.730013-17 + 08.760177-14 (tul) (P)
Datum vonnis: 23 november 2017
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 9 november 2017.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie, mr. M.E.B. Rasing en van hetgeen door verdachte en de raadsvrouw mr. J.A. van der Lem, advocaat te Alkmaar, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:verkeersregelaar [slachtoffer] heeft mishandeld;
feit 2:[slachtoffer] heeft beledigd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:

1. hij op of omstreeks 28 oktober 2016 in de gemeente Zwolle [slachtoffer] (verkeersregelaar) heeft mishandeld door het

- (meermalen en met kracht) stompen/slaan op/tegen het hoofd/gezicht (onder meer met een opzetstuk van een zaklamp) en/of
- het vastpakken van/bij en/of duwen op/tegen het bovenlichaam (waardoor die [slachtoffer] ten val is gekomen);

2. hij op of omstreeks 28 oktober 2016 in de gemeente Zwolle opzettelijk [slachtoffer] in het openbaar mondeling, heeft beledigd, door hem/haar/hun de woorden toe te voegen: Vuile Chinees, spleetoog ik weet je te vinden, althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het als feiten 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van de feiten.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Overweging met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde.
De rechtbank concludeert op grond van de aangifte van [slachtoffer] , het proces-verbaal van bevindingen betreffende videobeelden die zijn gemaakt van het incident en de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 9 november 2017 dat verdachte op 28 oktober 2016 [slachtoffer] , die toen werkzaam was als verkeersregelaar, meermalen en met kracht heeft geslagen tegen het hoofd. Naar het oordeel van de rechtbank is er onvoldoende bewijs voor het vastpakken en/of duwen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
Overweging met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde.
De rechtbank concludeert op grond van de aangifte van [slachtoffer] en de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 9 november 2017 dat verdachte op 28 oktober 2016 [slachtoffer] heeft beledigd met de woorden: “Vuile Chinees, spleetoog”. De woorden: ik weet je te vinden, zijn niet van beledigende aard, zodat verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
Conclusie
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [1] :
  • het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 28 oktober 2016, pagina 5-7;
  • het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant] , hoofdagent, van 31 oktober 2016, pagina 9-10;
  • de bekennende verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 9 november 2017.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
1. hij op 28 oktober 2016 in de gemeente Zwolle [slachtoffer] (verkeersregelaar) heeft mishandeld door het
- meermalen en met kracht slaan tegen het hoofd (onder meer met een opzetstuk van een zaklamp);
2. hij op 28 oktober 2016 in de gemeente Zwolle opzettelijk [slachtoffer] in het openbaar mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: Vuile Chinees, spleetoog.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 300 en 266 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
mishandeling;
feit 2
het misdrijf:
eenvoudige belediging.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de ten laste gelegde feiten 1 en 2 wordt veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 150 uren, te vervangen door 75 dagen hechtenis, waarvan 75 dagen voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en met een proeftijd van twee jaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht bij een strafoplegging rekening te houden met het feit dat verdachte een first offender is, met het tijdsverloop, het reclasseringsrapport en met de mogelijkheid van het houden van een herstelgesprek. Volgens de raadsvrouw stemt verdachte in met de aan een voorwaardelijke straf te verbinden voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling en belediging van [slachtoffer] . [slachtoffer] was als verkeersregelaar aan het werk en hield verdachte, die te voet was, tegen, toen hij over wilde steken op een moment dat het verkeer door mocht rijden. De reactie van verdachte daarop was buitenproportioneel, gericht tegen iemand die als verkeersregelaar zijn publieke taak aan het uitvoeren was en de veiligheid van voetgangers dient te waarborgen.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie van 14 september 2017, waaruit - voor zover voor deze zaak van belang - blijkt dat verdachte op 23 april 2015 door de meervoudige strafkamer van de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle, is veroordeeld voor medeplichtigheid aan een woningoverval en afpersing. Hiervoor is een werkstraf van 200 uur opgelegd en negen maanden voorwaardelijke jeugddetentie met een proeftijd van twee jaren. Ten tijde van de delicten liep deze proeftijd nog.
Er is, in het kader van deze strafzaak, een reclasseringsadvies uitgebracht door Leger des Heils Reclassering , d.d. 7 november 2017. Er wordt geadviseerd een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen, onder het stellen van bijzondere voorwaarden, te weten: een meldplicht, ambulante behandeling en begeleid wonen of maatschappelijke opvang. Het recidiverisico wordt ingeschat op gemiddeld. Uit de rapportage blijkt dat hulp in het vrijwillige kader niet van de grond is gekomen, terwijl intensieve(re) hulpverlening en begeleiding wel is geïndiceerd. Deze zou gericht moeten zijn op het omgaan met emoties en herbelevingen, het leren voor zichzelf op te komen, het zelfstandiger worden en het aangaan van gezonde relaties. Het vermoeden bestaat dat verdachtes disharmonische jeugd een grote rol speelt bij zijn reacties naar anderen. Daar komt bij dat verdachte functioneert op licht verstandelijk beperkt niveau, wat ook zijn weerslag heeft op zijn sociale vaardigheden en beïnvloedbaarheid.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op de over verdachte opgemaakte rapportage van H.R.J. ter Borg, GZ-psycholoog, d.d. 24 februari 2017. Ter Borg heeft geen contact gekregen met verdachte, maar verwijst naar een multidisciplinair rapport, dat is opgemaakt ten behoeve van de strafzaak betreffende de woningoverval. Uit dat laatste rapport volgt dat verdachte een gemeten intelligentie van 69 heeft en dat sprake is van affectieve verwaarlozing in zijn jeugd.
Tot slot heeft de rechtbank acht geslagen op de door de raadsvrouw bij e-mail van 7 november 2017 overgelegde stukken, te weten de indicatie CIZ en het verslag persoonlijkheidsonderzoek.
De rechtbank houdt rekening met de ernst van het bewezenverklaarde, de persoon van verdachte en zijn beperkingen en met het feit dat hij in een proeftijd liep. Alles afwegende acht de rechtbank een werkstraf voor de duur van 150 uren, met een proeftijd van twee jaren en met aftrek van voorarrest, passend en geboden. De rechtbank ziet de noodzaak van begeleiding, zodat van de werkstraf van 150 uren 75 uren voorwaardelijk zullen worden opgelegd, met de door de officier van justitie gevorderde en door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 300,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de strafbare feiten zijn gepleegd. De gevorderde schade betreft immateriële schade.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering geheel wordt toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw acht de vordering van de benadeelde partij redelijk.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door de bewezenverklaarde feiten rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadepost is niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 300,-, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de strafbare feiten zijn gepleegd.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de feiten is toegebracht.

9.De vordering tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft – na wijziging ter terechtzitting – gevorderd de proeftijd in de zaak met parketnummer 08.760177-14 (waarin negen maanden jeugddetentie voorwaardelijk is opgelegd) te verlengen met één jaar.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat tenuitvoerlegging niet op zijn plaats is.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van de officier van justitie moet worden toegewezen.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 14f, 22c, 22d, 27 en 57 Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
  • verklaart bewezen dat verdachte het als feiten 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het misdrijf:
mishandeling;
feit 2
het misdrijf:
eenvoudige belediging;
s
trafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
  • bepaalt dat van deze taakstraf een gedeelte van
  • kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
  • stelt als
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
  • stelt als
  • zich gedurende de proeftijd meldt bij de reclasseringsinstelling Leger des Heils Reclassering, Dokter Stolteweg 58 in Zwolle (8025 AX) op de door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang deze instelling dat nodig acht, waarbij verdachte zich de eerste keer binnen veertien dagen na het ingaan van de proeftijd meldt;
  • zich ambulant laat behandelen bij De Tender, of een soortgelijke instelling, ter beoordeling van de reclassering, indien en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht. Verdachte zal zich dan houden aan de regels die door of namens de leiding van de zorgverlener zullen worden gegeven;
  • zal verblijven in een instelling voor beschermd wonen of een maatschappelijke opvang, ter beoordeling van de reclassering, indien en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht. Verdachte zal zich dan houden aan de regels die en het dagprogramma dat door of namens de leiding van de zorgverlener in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
  • draagt deze reclasseringsinstelling op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • beveelt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de eerste 60 in verzekering of voorlopige hechtenis doorgebrachte dagen, twee uren en voor de resterende dagen één uur per dag aftrek plaatsvindt;
schadevergoeding
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van
  • veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf
- verlengt de proeftijd van de bij vonnis van de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle, meervoudige kamer, van 23 april 2015 met parketnummer 08.760177-14 opgelegde proeftijd met de duur van één jaar.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.M. van Vuure, voorzitter, mr. V.P.K. van Rosmalen en mr. D.E. Schaap, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.W. de Boer als griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 23 november 2017.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL0600-2016531664 van 4 november 2016. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.