4.3.[eisers] hebben hun vordering tot ontbinding en ontruiming voorts gestoeld op de stelling dat [vennoten] de woonruimte op de tweede verdieping in gebruik hebben gegeven aan derden en dat dit tot overlast heeft geleid voor de bewoners op de eerste verdieping van het pand. Ter comparitie hebben [eisers] daar nog aan toegevoegd dat door de huidige hoeveelheid bewoners van de tweede verdieping, door hen gesteld op zestien personen, een onveilige woonsituatie is ontstaan waarvoor zij geen verantwoordelijkheid willen dragen.
4.3.1.De kantonrechter stelt voorop dat tussen partijen niet in geschil is dat [vennoten] met hun partners al vanaf het begin van de huurovereenkomst in 1993 hun hoofdverblijf op de tweede verdieping van het pand hebben. In de huurovereenkomst is de bestemming van die verdieping tot bewoning als zodanig niet vermeld maar onomstreden is dat die bewoning op instemming van de verhuurder berust, gelijk [eisers] daar nimmer als zodanig bezwaar tegen hebben gemaakt. Dat de tweede verdieping (mede) was bestemd voor bewoning door de exploitant van de op de parterre bevindende horecagelegenheid vindt overigens steun in de verklaring van [D] die vermeldt dat hij destijds met zijn gezin op de tweede verdieping heeft gewoond. Uit de door partijen genoemde procedures inzake de nadere vaststelling van de huurprijs voor het gehuurde blijkt voorts dat (ook) aan de tweede verdieping huurwaarde is toegekend, waarbij niet in debat is geweest dat die verdieping voor bewoning door de huurder was bedoeld.
4.3.2.De huurovereenkomst bevat verder geen regeling of voorwaarden omtrent de bewoning van de tweede verdieping. In de bij de huurovereenkomst behorende algemene bepalingen is in artikel 7 sub a. niet meer bepaald dan dat [vennoten] het gehuurde niet (geheel of deels) in huur, onderhuur of gebruik aan derden mogen afstaan, waarbij het begrip ‘derden’ niet nader is omschreven of is toegelicht. In geen van deze stukken is een regel of een norm te vinden voor de hoeveelheid personen die de tweede verdieping al dan niet zouden mogen gebruiken.
4.3.3.Tussen partijen is niet in geschil dat de tweede verdieping van het pand is onderverdeeld in een woonruimte, een badkamer met toilet, twee bergruimtes en zeven slaapkamers met in totaal 12 slaapplaatsen (4 x 2-persoonsbedden en 4 x 1-persoonsbed). Uit de stellingen van partijen volgt dat vanwege de nog aanwezige kamernummering (tenminste) 4 slaapkamers (met in totaal 6 slaapplaatsen) al in de oorspronkelijke situatie in gebruik waren als hotelkamers. Uit de verklaring van [D] moet worden afgeleid dat hij destijds met zijn gezin de andere ruimten in gebruik had.
4.3.4.Wat betreft de door [eisers] gestelde overbewoning geldt dat zij niet hebben gesteld dat sprake is van uitwoning van de woonruimte op de tweede verdieping of van excessieve benutting van nutsvoorzieningen. Evenmin zijn voldoende concrete feiten en omstandigheden aangevoerd op basis waarvan kan worden aangenomen dat sprake is van een onveilige, brandgevaarlijke woonomstandigheden, terwijl gesteld noch gebleken is dat enige toezichthoudende instantie (inmiddels) aandacht voor de situatie op de tweede verdieping heeft. [eisers] hebben daarnaast nog gesteld dat [vennoten] en de andere bewoners van de tweede verdieping overlast veroorzaken bij de kamerbewoners van de eerste verdieping, maar dat is gemotiveerd door [vennoten] weersproken, waarbij opmerking verdient dat [eisers] dat verwijt slechts opbrengen (en dan alleen in algemene zin) als [vennoten] zich bij hen beklagen over het woongedrag van een concrete kamerbewoner. Een gesteld toebrengen van overlast, wat daar verder van zij, kan de vordering van [eisers] evenmin dragen. Op de gestelde overbewoning als het gaat om het aantal gebruikers van de tweede verdieping zal hierna worden ingegaan.
4.3.5.[eisers] hebben onvoldoende gemotiveerd bestreden dat na ingang van de huurovereenkomst in 1993 destijds ook de ouders van [vennoten] alsmede hun broer [A] met echtgenote en hun in 1989 en 1991 geboren kinderen hun intrek op de tweede verdieping hebben genomen. Een dergelijke hoeveelheid van op dat moment tien personen kon aldus worden gehuisvest, terwijl de geboorte van het kind van [vennoot 2] in 1996 noch van het kind van [vennoot 1] in 2001 tot een ruimteprobleem leidde.
4.3.6.[eisers] hebben voorts onvoldoende gemotiveerd weersproken dat zowel de ouders van [vennoten] als hun broer [A] met echtgenote van begin af aan in de onderneming van [vennoten] werkzaam zijn geweest. Gelet daarop en gezien het familieverband valt zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet in te zien dat zij moeten worden aangemerkt als ‘derden’ in de zin van artikel 7 sub a. van de algemene bepalingen. De enkele omstandigheid dat inmiddels aan [vennoten] een boete is opgelegd wegens overtreding van de werkkostenregeling wegens het verstrekken van kost en inwoning aan [A] en het ten onrechte verdisconteren daarvan in het aan [A] te betalen loon, zoals [eisers] betogen, doet daar niet aan af.
4.3.7.Inmiddels zijn de ouders van [vennoten] ingeschreven op een ander adres in [plaats] . Volgens [eisers] wonen zij daar niet en verblijven zij nog steeds op de tweede verdieping van het pand. Dit is echter gemotiveerd door [vennoten] weersproken. Concrete feiten en omstandigheden waaruit kan volgen dat de ouders van [vennoten] nog onveranderd in het gehuurde wonen, hebben [eisers] echter niet gesteld. Deze blijken ook niet uit de door hen overgelegde (heimelijk gemaakte) opnamen van de entree van de toegang tot de trap naar de tweede verdieping. [vennoten] hebben voorts gemotiveerd aangevoerd dat de inmiddels volwassen kinderen van hun broer [A] inmiddels elders studeren en veelal in hun studiestad verblijven. Dit is onvoldoende gemotiveerd weersproken door [eisers] terwijl uit de door hen overgelegde opnamen de onjuistheid van die stelling van [vennoten] niet blijkt. Met een ander is al niet aannemelijk geworden dat thans zestien personen op de tweede verdieping wonen/verblijven.
4.3.8.[eisers] hebben nog met een beroep op de door hen gemaakte opnamen aangevoerd dat een tweede broer van [vennoten] , te weten [E] met echtgenote en twee minderjarige kinderen, op de tweede verdieping verblijven. Die bewoning is gemotiveerd door [vennoten] weersproken, onder meer onder verwijzing naar een inschrijving van dat gezin in de gemeentelijke basisadministratie op een ander adres in [plaats] . Volgens hen komt dat gezin veel in hun restaurant en in hun woonruimte, waarbij met name de kinderen regelmatig logeren, maar dat is in hun Chinese cultuur ook alleszins gebruikelijk, terwijl ook de onmiddellijke nabijheid van de school van de kinderen een rol speelt, aldus [vennoten] Of dit gezin duurzaam op de tweede verdieping van het pand verblijft, kan echter in het midden blijven, omdat dat ertoe leidt dat dan twaalf personen op de tweede verdieping verblijven, te weten [vennoten] met partners en twee kinderen, broer [A] met echtgenote en broer [E] met echtgenote en twee kinderen. Een dergelijke hoeveelheid van twaalf personen op de tweede verdieping is weliswaar krap bemeten, maar kan, gelet op het aantal slaapplaatsen, niet tot een conclusie van overbewoning leiden.