ECLI:NL:RBOVE:2017:4651

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
7 december 2017
Publicatiedatum
15 december 2017
Zaaknummer
C/08/209726 / JE RK 17-1901
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • H.T. Pos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging schriftelijke aanwijzing voor persoonlijkheidsonderzoek in het kader van ondertoezichtstelling

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Overijssel op 7 december 2017 uitspraak gedaan over de bekrachtiging van een schriftelijke aanwijzing van de gecertificeerde instelling (GI) aan de moeder om mee te werken aan een persoonlijkheidsonderzoek. De zaak betreft de ondertoezichtstelling van de kinderen [kind 1] en [kind 2], die onder toezicht zijn gesteld tot 18 mei 2018. De GI heeft de schriftelijke aanwijzing gegeven omdat er zorgen zijn over de opvoedvaardigheden en de geestelijke stabiliteit van de moeder. De moeder heeft bezwaar gemaakt tegen de verplichting om mee te werken aan het onderzoek, omdat zij dit als een inbreuk op haar privacy beschouwt en stelt dat de GI buiten haar bevoegdheden handelt.

De kinderrechter heeft de argumenten van de GI en de moeder afgewogen. De kinderrechter oordeelt dat de aanwijzing van de GI binnen het doel van de ondertoezichtstelling valt en dat het belang van de kinderen voorop staat. De kinderrechter benadrukt dat het verkrijgen van duidelijkheid over de opvoedvaardigheden van de moeder cruciaal is voor het toekomstperspectief van de kinderen. Ondanks de bezwaren van de moeder, is de kinderrechter van mening dat de bekrachtiging van de aanwijzing noodzakelijk is om verdere hulpverlening mogelijk te maken en om de ontwikkeling van de kinderen te waarborgen.

De kinderrechter hoopt dat de moeder deze uitspraak kan zien als een steun in de rug om haar weerstand tegen het onderzoek te overwinnen, in het belang van zowel haarzelf als de kinderen. De beslissing om de aanwijzing te bekrachtigen is genomen in het belang van de kinderen en hun ontwikkeling.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK OVERIJSSEL

Familierecht en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Zwolle
zaakgegevens : C/08/209726 / JE RK 17-1901
datum uitspraak: 7 december 2017

beschikking bekrachtiging schriftelijke aanwijzing

in de zaak van

Leger Des Heils Jeugdbescherming & Reclassering,

hierna te noemen de gecertificeerde instelling (de GI),
gevestigd te Groningen.
betreffende
[kind 1], geboren [2006] te [plaats 3] , hierna te noemen [kind 1] ,
[kind 2], geboren [2008] te [plaats 2] , hierna te noemen [kind 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de man] , hierna te noemen de vader,

wonende op een bij de kinderrechter bekend geheim adres,

[de vrouw] , hierna te noemen de moeder,

wonende te [plaats 4] ,
bijgestaan door mr. M.A. van de Weerd te Den Haag.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 25 oktober 2017, ingekomen bij de griffie op 3 november 2017 (na doorverwijzing van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen op 2 november 2017);
- het verweerschrift met bijlagen van de moeder van 15 november 2017, ingekomen op 15 november 2017;
- de beschikking van het Hof Arnhem-Leeuwarden van 14 november 2017.
Op 17 november 2017 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat,
- de vader,
- twee vertegenwoordigers van de GI.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [kind 1] en [kind 2] wordt uitgeoefend door de ouders.
Bij beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van 26 april 2017 zijn [kind 1] en [kind 2] onder toezicht gesteld tot 18 mei 2018.
De kinderrechter heeft bij beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van 31 mei 2017 tevens machtiging verleend tot uithuisplaatsing van [kind 1] en [kind 2] tot 18 mei 2018 bij de vader.
Het hof Arnhem-Leeuwarden heeft bij genoemde beschikking van 14 november 2017 de beslissing van de kinderrechter van 31 mei 2017 bekrachtigd.
De GI heeft op 25 augustus 2017 een schriftelijke aanwijzing gegeven betreffende de verzorging en opvoeding van [kind 1] en [kind 2] . Hierin is het volgende opgenomen:
De moeder werkt mee aan een onderzoek door een extern onderzoeksbureau, om te kijken naar het toekomstperspectief van de kinderen en wat de moeder en de kinderen eventueel nodig hebben, aan behandeling of begeleiding, om zich optimaal te kunnen ontwikkelen. Daarnaast geeft de GI de moeder een dringend advies om ook mee te werken aan het onderzoek naar de persoonlijkheid van de moeder.

Het verzoek

De GI heeft bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzing verzocht.

Het standpunt van belanghebbenden

De GI heeft ter onderbouwing van haar verzoek aangevoerd dat er grote vraagtekens zijn over de persoonlijkheid en opvoedvaardigheden van de moeder. De GI wil dat de moeder wordt onderzocht door mevr. De Jong, onderzoekster van een extern onderzoeksbureau. Het onderzoek van de huidige psycholoog van de moeder is niet gekoppeld aan het onderzoek bij de GI, dat al gestart is met betrekking tot de kinderen. De diagnose van de huidige psycholoog van de moeder (waaronder PTTS) verklaart volgens de GI niet waarom de moeder constant in strijd verkeert met de GI en andere instanties/personen. Volgens de GI hoeft de vader niet te worden onderzocht, omdat de GI daar geen noodzaak toe ziet.
De moeder stelt dat de verplichting die de GI haar oplegt om mee te werken aan een persoonlijkheidsonderzoek, buiten de wettelijke bevoegdheden van de GI valt. De communicatieproblemen tussen de GI en de moeder, die de GI stelt, zijn niet onderbouwd en duiden niet op een noodzaak voor een persoonlijkheidsonderzoek. Een dergelijk onderzoek is volgens de moeder voorts een enorme inbreuk op haar privacy. De moeder betwist dat zij zou liegen, zaken verdraait of een andere versie heeft van een gebeurtenis of een gesprek. De moeder heeft ter zitting uiteindelijk verklaard, zo begrijpt de kinderrechter, dat zij overal aan wil meewerken, maar zij werkt alleen mee als de persoonlijkheid van de vader ook wordt onderzocht. De moeder wil verder het liefst dat haar huidige psycholoog het persoonlijkheidsonderzoek gaat doen, maar de moeder heeft ook voldoende vertrouwen in mevr. De Jong, die het toekomstperspectief van de kinderen ook onderzoekt.
De vader is bereid mee te werken aan een persoonlijkheidsonderzoek naar hemzelf.

De beoordeling

De GI is bevoegd om een schriftelijke aanwijzing te geven aan een ouder om hem of haar te bewegen mee te werken aan de ondertoezichtstelling. De aanwijzing moet het doel van de ondertoezichtstelling dienen en mag niet in strijd komen met het recht. De vraag die voorligt is of de aanwijzing van de GI dat de moeder meewerkt aan een persoonlijkheidsonderzoek, de verzorging en opvoeding van de kinderen als bedoeld in artikel 1:263 Burgerlijk Wetboek betreft.
De kinderrechter acht het voor het beoordeling van de vraag of de moeder de verzorging en opvoeding van de kinderen (in de toekomst weer) zelf kan doen en derhalve het woonperspectief van de kinderen, van (cruciaal) belang dat duidelijkheid wordt verkregen over de opvoedvaardigheden van de moeder. Weliswaar raakt de aanwijzing niet rechtstreeks aan de opvoeding en verzorging van de kinderen, de aanwijzing valt naar het oordeel van de kinderrechter binnen het doel van de ondertoezichtstelling. Dat een persoonlijkheidsonderzoek ingrijpt in de persoonlijke levenssfeer van de moeder, is naar het oordeel van de kinderrechter ondergeschikt aan het belang van de kinderen in een beschermingssituatie als deze.
Op dit moment bestaan er grote zorgen over de geestelijke stabiliteit van de moeder. Gelet op de stukken / onderbouwing van onder meer GratefulCoaching, Veilig Thuis, school (bijlagen bij het verzoek) en genoemde beschikking van het hof, gaat de kinderrechter voorbij aan de stelling van de moeder dat er geen noodzaak bestaat om een persoonlijkheidsonderzoek te verrichten. De kinderrechter maakt zich ernstig zorgen dat de moeder zich op het standpunt blijft stellen dat zij niet begrijpt dat iedereen om haar heen alles anders dan haar uitlegt. De kinderrechter heeft in genoemde beschikking van 31 mei 2017 al aangegeven dat het van belang is dat de moeder wordt onderzocht en eventueel behandeling ondergaat. De behandeling zoals door de moeder zelf ingezet bij GGZ, volstaat niet, omdat deze niet aansluit bij het onderzoek van de GI naar de kinderen.
Omdat de GI geen noodzaak ziet om de vader te betrekken in een persoonlijkheidsonderzoek voor hemzelf, zoals door de moeder als voorwaarde gesteld, zal de kinderrechter dit verder buiten beschouwing laten. Het enkele feit dat dit een meer gelijke behandeling van de ouders zou inhouden, zoals de moeder stelt, acht de rechtbank niet van doorslaggevend belang, omdat mensen nu eenmaal van elkaar verschillen in gedrag en eventuele problemen waar ze tegenaan lopen.
Naar het oordeel van de kinderrechter kan de schriftelijke aanwijzing derhalve worden bekrachtigd, om verdere hulpverlening mogelijk te maken. De medewerking van de moeder aan de schriftelijke aanwijzing is noodzakelijk om de concrete bedreigingen in de ontwikkeling van [kind 1] en [kind 2] weg te nemen.
De kinderrechter heeft ter zitting met de moeder indringend gesproken over haar sterke wens haar deel van de zorg voor haar kinderen op zich te nemen. Vervulling van die wens kan slechts dichterbij komen indien de moeder zich laat onderzoeken. De kinderrechter ziet bij de moeder weerstand tegen dit onderzoek, maar hoopt dat zij deze uitspraak kan zien als een steun in de rug om die weerstand, in haar eigen belang en dat van de kinderen, te overwinnen.

De beslissing

De kinderrechter:
bekrachtigt de aanwijzing van 25 augustus 2017.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.T. Pos, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. A.H. Wiersma, griffier en in het openbaar uitgesproken op 7 december 2017.