ECLI:NL:RBOVE:2017:4701

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
19 december 2017
Publicatiedatum
20 december 2017
Zaaknummer
08/730491-17
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor vrijheidsberoving, mishandeling, bedreiging en vernieling

Op 19 december 2017 heeft de Rechtbank Overijssel een 24-jarige man uit Enschede veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, met een proeftijd van drie jaar en diverse voorwaarden. De man werd schuldig bevonden aan opzettelijke vrijheidsberoving, mishandeling, bedreiging van zijn ex-vriendin, en vernieling van haar bezittingen. Daarnaast beledigde hij politieagenten en verzette hij zich tegen zijn aanhouding. De rechtbank oordeelde dat de man zich onder invloed van alcohol had misdragen en dat zijn gedrag een ernstige schending van de veiligheid van zijn ex-vriendin en de politie betekende. De rechtbank legde bijzondere voorwaarden op, waaronder behandeling in een verslavingskliniek en een contactverbod met de ex-vriendin. De man moet ook een schadevergoeding van ruim € 1.800,-- aan zijn ex-vriendin betalen. De rechtbank hield rekening met de psychische toestand van de verdachte, die lijdt aan een autismespectrumstoornis en alcoholmisbruik, en achtte hem in verminderde mate strafbaar.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Afdeling Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/730491-17 (P)
Datum vonnis: 19 december 2017
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1993 in [geboorteplaats] ,
wonende in [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
5 december 2017.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. T. Feuth en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. D.G. Geerdink, advocaat te Oldenzaal, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:[slachtoffer] van haar vrijheid heeft beroofd;
feit 2:[slachtoffer] heeft mishandeld;
feit 3:[slachtoffer] heeft bedreigd;
feit 4:goederen behorende aan [slachtoffer] heeft vernield/beschadigd;
feit 5:politieambtenaren heeft beledigd;
feit 6:zich bij zijn aanhouding heeft verzet tegen politieambtenaren.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 20 augustus 2017 te Enschede opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, door die voornoemde [slachtoffer]
- vast te pakken en/of op de bank te drukken en/of (vervolgens) gedrukt te houden en/of
- tegen de reling van de gallerij te duwen en/of te drukken en/of
- te beletten de woning (aan [adres] ) en/of de gallerij te verlaten;
2.
hij op of omstreeks 20 augustus 2017 te Enschede [slachtoffer] heeft mishandeld door (met kracht) meermalen, althans eenmaal,
- die [slachtoffer] met het hoofd tegen een vensterbank te slaan en/of te duwen
en/of te drukken en/of
- die [slachtoffer] aan de haren te trekken en/of
- een blikje Malibu, althans een soortgelijk hard voorwerp, in het gezicht, althans op/tegen het hoofd van die [slachtoffer] te gooien en/of
- die [slachtoffer] in het gezicht, althans op/tegen het hoofd te slaan en/of
te stompen en/of
- die [slachtoffer] bij de armen, althans bij/aan het (boven)lichaam vast te pakken en/of tegen een reling te duwen en/of te drukken en/of
- die [slachtoffer] (zogenaamde) knietjes in/tegen de buik en/of het (boven)lichaam te geven;
3.
hij op of omstreeks 20 augustus 2017 te Enschede [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door
- een mes, althans een op een mes gelijkend voorwerp, uit te klappen en/of te tonen aan en/of op korte afstand te houden van die [slachtoffer] en/of
- ( daarbij) de kat van die [slachtoffer] op te pakken en/of een of meer stekende bewegingen te maken in de richting van de kat van die [slachtoffer] en/of in de richting van die [slachtoffer] en/of
- die [slachtoffer] (vervolgens) de woorden toe te voegen: "Ik steek je kat neer" en/of "Ik steek je in brand" en/of "Ik maak je af" en/of "Ik rijg je aan het mes", althans handelingen en/of woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
4.
hij op of omstreeks 20 augustus 2017 te Enschede opzettelijk en wederrechtelijk een deur en/of een kozijn (van een woning gelegen aan [adres] ) en/of inboedel (waaronder een televisie en/of een salontafel en/of een lamp) en/of een mobiele telefoon, in elk geval enig(e) goed(eren), dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
5.
hij op of omstreeks 20 augustus 2017 te Enschede opzettelijk een of meer ambtena(a)r(en),te weten [verbalisant 1] , hoofdagent van politie Eenheid Oost- Nederland en/of [verbalisant 2] , brigadier van politie Eenheid Oost-Nederland en/of [verbalisant 3] , surveillant van politie Eenheid Oost-Nederland en/of [verbalisant 4] , hoofdagent van politie Eenheid Oost- Nederland en/of [verbalisant 5] , brigadier van politie Eenheid Oost- Nederland, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, in zijn/haar/hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem/haar/hen de woorden toe te voegen: " Vieze kankerhoeren" en/of "Vieze dikke" en/of "Vieze gehaktbal" en/of "Kankerlijers", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
6.
hij op of omstreeks 20 augustus 2017 te Enschede, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen een of meer ambtena(a)r(en),te weten [verbalisant 1] , hoofdagent van politie Eenheid Oost- Nederland en/of [verbalisant 2] , brigadier van politie Eenheid Oost-
Nederland en/of [verbalisant 3] , surveillant van politie Eenheid Oost-Nederland en/of [verbalisant 4] , hoofdagent van politie Eenheid Oost- Nederland en/of [verbalisant 5] , brigadier van politie Eenheid Oost- Nederland, verdachte, als verdacht van het gepleegd hebben van één of meer op heterdaad ontdekt(e) strafba(a)r(e) feit(en) had(den) aangehouden en had(den) vastgegrepen, althans vast had(den) teneinde verdachte, ter geleiding voor een hulpofficier van justitie, over te brengen naar een politiebureau, zich met geweld tegen die eerstgenoemde opsporingsambtena(a)r(en), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, heeft verzet door met de armen te zwaaien en/of (zich) een of meermalen los te rukken/trekken en/of te trekken in een richting tegengesteld aan die, waarin die ambtena(a)ren verdachte tracht(te)(n) te geleiden (teneinde het aanbrengen van transportboeien te voorkomen/te verhinderen) en/of een (zogenaamde) kopstoot beweging in de richting van die Vlaanderen te maken.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Feiten 1, 2 en 4
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van de onder 1, 2 en 4 tenlastegelegde feiten
op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [1] , te weten:
het proces-verbaal van de terechtzitting van 5 december 2017, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin Sv;
proces-verbaal aangifte van 20 augustus 2017, inhoudende de verklaring van [slachtoffer] , pagina’s 26-27 met bijlagen;
proces-verbaal van verhoor aangeefster van 21 augustus 2017, pagina’s 30-32;
schriftelijk bescheid, te weten een geneeskundige verklaring betreffende bij [slachtoffer] op de afdeling Spoedeisende Hulp van het Medisch Spectrum Twente in Enschede geconstateerd letsel op 20 augustus 2017.
4.2
Feit 3
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte voor het onder 3 tenlastegelegde moet worden veroordeeld. Ter zitting heeft de officier van justitie daartoe de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van een bewezenverklaring van het onder 3 tenlastegelegde aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd met de kanttekening dat verdachte wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs moet worden vrijgesproken van “het met een mes maken van een of meer stekende bewegingen in de richting van de kat van die [slachtoffer] ” en van de onderdelen “ik steek je in brand” en “ik rijg je aan het mes”.
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij nog wel weet dat hij de kat heeft opgetild en dat hij een klapmes bij zich had. Verdachte weet zich niet meer te herinneren dat hij met dat mes stekende bewegingen heeft gemaakt in de richting van de kat. Ook weet hij zich niet meer te herinneren dat hij aangeefster verbaal heeft bedreigd. Volgens verdachte komt dat omdat hij een fles jenever op had. Wel zegt verdachte te begrijpen dat aangeefster heel bang moet zijn geweest. Volgens aangeefster had verdachte tijdens het hele incident een donker uitklapbaar mes van in totaal 15 centimeter bij zich en heeft hij de kat opgepakt en gedreigd deze neer te steken. Verdachte hield het mes naast de kat en maakte steekbewegingen. Ook heeft hij aangeefster meermalen bedreigd. Volgens aangeefster zei verdachte onder meer tegen haar “dat hij haar in brand zou steken, dat hij haar af zou maken en haar aan het mes zou rijgen”. Gelet op de verklaring van verdachte ter terechtzitting, die in grote lijnen overeenkomt met de meer gedetailleerde verklaring van aangeefster, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 3 tenlastegelegde bedreiging van aangeefster.
4.3
Feiten 5 en 6
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van de onder 5 en 6 tenlastegelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin Sv, zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [2] , te weten:
het proces-verbaal van de terechtzitting van 5 december 2017, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin Sv;
het proces-verbaal van bevindingen van 20 augustus 2017, opgemaakt door
[verbalisant 1] en [verbalisant 2] , respectievelijk hoofdagent en brigadier van politie eenheid Oost-Nederland, pagina’s 18-19;
3. het proces-verbaal van bevindingen van 20 augustus 2017, opgemaakt door [verbalisant 3] , verbalisant van politie eenheid Oost-Nederland, pagina’s 20-21;
4. proces-verbaal van bevindingen van 20 augustus 2017, opgemaakt door [verbalisant 6] en [verbalisant 7] , beiden hoofdagent van politie eenheid Oost-Nederland, pagina’s 22-23.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de hiervoor en in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij op 20 augustus 2017 te Enschede opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, door die voornoemde [slachtoffer]
- vast te pakken en op de bank te drukken en vervolgens gedrukt te houden en
- tegen de reling van de galerij te duwen en
- te beletten de woning aan [adres] te verlaten;
2.
hij op 20 augustus 2017 te Enschede [slachtoffer] heeft mishandeld door met kracht,
- die [slachtoffer] met het hoofd tegen een vensterbank te slaan of te duwen of te drukken en
- die [slachtoffer] aan de haren te trekken en
- een blikje Malibu in het gezicht van die [slachtoffer] te gooien en
- die [slachtoffer] tegen het hoofd te slaan en
- die [slachtoffer] bij de armen vast te pakken en tegen een reling te duwen en
- die [slachtoffer] knietjes in de buik en het lichaam te geven;
3.
hij op 20 augustus 2017 te Enschede [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door
- een mes uit te klappen en te tonen aan die [slachtoffer] en
- daarbij de kat van die [slachtoffer] op te pakken en stekende bewegingen te maken in de richting van de kat van die [slachtoffer] en
- die [slachtoffer] de woorden toe te voegen: "Ik steek je kat neer" en "Ik steek je in brand" en "Ik maak je af" en "Ik rijg je aan het mes";
4.
hij op 20 augustus 2017 te Enschede opzettelijk en wederrechtelijk een deur en een kozijn van een woning gelegen aan [adres] en inboedel waaronder een televisie en een salontafel en een lamp en een mobiele telefoon, aan [slachtoffer] toebehorende, heeft vernield en beschadigd;
5.
hij op 20 augustus 2017 te Enschede opzettelijk ambtenaren, te weten [verbalisant 1] , hoofdagent van politie Eenheid Oost- Nederland en/of [verbalisant 2] , brigadier van politie Eenheid Oost-Nederland en/of [verbalisant 3] , surveillant van politie Eenheid Oost-Nederland en/of [verbalisant 4] , hoofdagent van politie Eenheid Oost- Nederland en/of [verbalisant 5] , brigadier van politie Eenheid Oost- Nederland, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hen de woorden toe te voegen: " vieze kankerhoeren" en "vieze dikke" en "vieze gehaktbal" en/of "kankerlijers";
6.
hij op 20 augustus 2017 te Enschede, zich met geweld heeft verzet tegen ambtenaren, te weten [verbalisant 1] , hoofdagent van politie Eenheid Oost- Nederland en/of [verbalisant 2] , brigadier van politie Eenheid Oost-Nederland en/of [verbalisant 3] , surveillant van politie Eenheid Oost-Nederland en/of [verbalisant 4] , hoofdagent van politie Eenheid Oost- Nederland en/of [verbalisant 5] , brigadier van politie Eenheid Oost- Nederland, terwijl zij verdachte, als verdacht van het gepleegd hebben van één of meer op heterdaad ontdekte strafbare feiten hadden aangehouden en hadden vastgegrepen, ter geleiding voor een hulpofficier van justitie, over brengen naar een politiebureau, zich met geweld tegen die eerstgenoemde opsporingsambtenaren, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, heeft verzet door met de armen te zwaaien en zich los te rukken en een kopstootbeweging in de richting van die Vlaanderen te maken.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1 t/m 6 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 180, 266, 267, 282, 285, 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: opzettelijk iemand van de vrijheid beroven en beroofd houden;
feit 2
het misdrijf: mishandeling;
feit 3
het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling;
feit 4
het misdrijf: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen en beschadigen;
feit 5
het misdrijf: eenvoudige belediging, terwijl die belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd;
feit 6
het misdrijf: wederspannigheid.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte wordt opgelegd een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met een proeftijd van drie jaren en aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan de voorwaardelijke straf de bijzondere voorwaarden worden verbonden, zoals deze door de reclassering zijn geadviseerd, waaronder een meldplicht, een klinische opname voor de duur van maximaal anderhalf jaar en een contactverbod.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit de hoogte van de voorwaardelijke gevangenisstraf te minderen gelet op het feit dat verdachte zelf twee maal de politie heeft gebeld en heeft zich gerefereerd met betrekking tot de aan het voorwaardelijk strafdeel te verbinden voorwaarden.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich in korte tijd schuldig gemaakt aan het plegen van een groot aantal strafbare feiten, te weten bedreiging en mishandeling van zijn ex-vriendin, wederrechtelijke vrijheidsberoving en vernieling. Ook heeft hij zich bij zijn aanhouding verzet en heeft hij politieambtenaren beledigd. Deze geweldsdelicten vonden grotendeels plaats in de eigen woning van het slachtoffer die zij bewoont samen met haar dochtertje, die gelukkig niet thuis was. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij onder invloed van alcohol als een razende tekeer is gegaan tegen het slachtoffer terwijl zij zich in haar eigen woning bevond. De eigen woning is immers bij uitstek een plek waar men zich veilig moet kunnen voelen.
Blijkens een uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte van 10 november 2017 is verdachte in het verleden eerder wegens geweldsdelicten met justitie in aanraking geweest.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf die aan verdachte moet worden opgelegd in aanmerking genomen de door drs. H.R.J. ter Borg, GZ-psycholoog omtrent verdachte opgemaakte pro justitia rapportage van 28 november 2017. Hieruit blijkt dat bij verdachte sprake is van een autisme spectrum stoornis (ASS), die gepaard gaat met dwangklachten en agressie-regulatieproblemen. Tevens is er sprake van in ernst fluctuerend alcoholmisbruik. Na drankgebruik beschikt verdachte over onvoldoende vaardigheden om spanningen en emoties te kunnen reguleren, waarmee zijn vermogen tot zelfcontrole uiterst beperkt is. Tijdens het tenlastegelegde was het oordeels- en handelingsvermogen door de beperkingen van zijn stoornis verstoord. Verdachte kon vanwege zijn ASS niet kiezen voor andere gedragsopties. Dit mede als gevolg van zijn dwangklachten. De beperking in wilsvrijheid was zodanig dat hij geen alternatieve keuzemogelijkheden meer zag en mede vanwege alcoholintoxicatie kon hij dit ook niet meer. Verdachte is echter al vaker gewaarschuwd om door alcohol niet in onmachtige situaties te geraken. Er was met andere woorden sprake van relatief vermijdbaar gedrag, weliswaar gevoed door overprikkeling en rigiditeit in denken, maar van een totale desorganisatie van denken was tijdens het tenlastegelegde geen sprake. De deskundige adviseert daarom het tenlastegelegde in verminderde mate toe te rekenen.
Verdachte is recent na een eerder geweldsincident klinisch behandeld. Niettemin is zijn psychische toestandsbeeld nog kwetsbaar. Doordat hij makkelijk door prikkels overspoeld raakt, tot dusver onvoldoende leert van eerdere ervaringen en hij terug kan vallen in risicovolle drinkgewoontes, kan zich geweldsrecidive weer voordoen. Met een niet geheel ontbrekend ziektebesef is de kans op herhaling matig tot hoog. Naast begeleiding vanuit Zeker Zorg is volgens de deskundige een specifieke intramurale behandeling aangewezen. De klinische behandeling kan zich vanuit risicomanagement richten op alcoholterugvalpreventie, verwerking van een eerdere verlieservaring maar vooral ook een betere coping (waaronder een betere zelfcontrole). Dit is haalbaar in een strafrechtelijk juridisch kader binnen een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich zal voegen naar de voorwaarden van de reclassering. Van de reclassering mag volgens de deskundige een regiefunctie verwacht worden, vooral gelet op het eventueel niet aanslaan van de behandeling of onverhoopte terugval in middelengebruik.
De rechtbank heeft tevens acht geslagen op het reclasseringsrapport van 24 november 2017. Hieruit blijkt dat verdachte sinds vier jaar woont bij Zeker Zorg en werkt bij een autopoetsbedrijf. Vanwege het huidige drugsmisbruik wordt een klinische opname noodzakelijk geacht. Geadviseerd wordt naast een klinische behandeling, ook een meldplicht, urinecontroles en eventueel een contactverbod als bijzondere voorwaarden op te leggen.
De rechtbank verenigt zich met voormelde conclusies en maakt die, gelet op de onderbouwing daarvan, tot de hare. De rechtbank is van oordeel dat het hiervoor bewezenverklaarde aan verdachte kan worden toegerekend, zij het in verminderde mate.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op de door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) vastgestelde oriëntatiepunten voor straftoemeting voor zover deze voor feiten als de onderhavige zijn vastgesteld.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat het alleen opleggen van een straf onvoldoende is om de verdachte ervan te weerhouden opnieuw in de fout te gaan.
Verdachte lijkt intrinsiek gemotiveerd om zijn leven een andere wending te geven en is bereid zich langdurig voor zijn verslavings- en psychische problematiek te laten behandelen en traumatische gebeurtenissen uit zijn jeugd te verwerken. Behandeling en begeleiding van de verdachte moeten daarom voorop staan, waarbij een vrijwillig kader niet toereikend is gebleken. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden passend is, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering zijn geadviseerd, te weten een meldplicht en een klinische opname. Om de kliniek voldoende tijd te geven verdachte succesvol te behandelen, bepaalt de rechtbank de maximale duur van de klinische opname op anderhalf jaar. De rechtbank ziet tevens aanleiding voor een contactverbod met aangeefster en zal verdachte verplichten mee te werken aan urinecontroles in verband met alcohol- en drugsgebruik.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
Mevrouw [slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een bedrag van € 1.845,16, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- ziekenhuisdaggeld € 56,--
- verbruikt eigen risico € 385,--
- reparatie voordeur € 55,--
- mobiele telefoon € 249,99
- salontafel € 79,99
- hanglamp + tafellamp € 73,99
- luxaflex
€ 45,19
Totale materiële schade € 945,16
Wegens immateriële schade wordt een bedrag van € 900,- gevorderd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering in zijn geheel kan worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door de onder 1 tot en met 4 bewezenverklaarde feiten rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadeposten zijn aannemelijk en niet betwist. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 1.845,16, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de strafbare feiten zijn gepleegd.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door de feiten 1 tot en met 4 is toegebracht.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 27 en 57 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het misdrijf: opzettelijk iemand van de vrijheid beroven en beroofd houden;
feit 2
het misdrijf: mishandeling;
feit 3
het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling;
feit 4
het misdrijf: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen en beschadigen;
feit 5
het misdrijf: eenvoudige belediging, terwijl die belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd;
feit 6
het misdrijf: wederspannigheid.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde(n) niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardendat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland, Molenstraat 50 in Enschede, op de door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang deze instelling dat nodig acht;
- zich, als bedoeld in art. 14c, tweede lid onder 2° Sr (intramuraal) gedurende de proeftijd laat opnemen in de forensische verslavingskliniek “Johannes Wierhuis” in Rekken of een soortgelijke kliniek en zich zo lang zal laten behandelen als door de medische leiding van die kliniek, in overleg met de toezichthoudende reclasseringsinstelling, nodig of wenselijk wordt geoordeeld, met dien verstande, dat de termijn van de opname wordt bepaald op maximaal anderhalf jaar;
- zich gedurende de proeftijd zal onthouden van het gebruik van alcohol en soft- en harddrugs en zich verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloedonderzoek of urineonderzoek;
- gedurende de proeftijd en zo lang de reclassering dit nodig acht, op geen enkele wijze contact opneemt en/of onderhoudt met [slachtoffer] , geboren op 10 november 1983, tenzij in overleg met de reclassering en op door de reclassering te bepalen wijze;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van € 1.845,16 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 augustus 2017;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van de onder 1 tot en met 4 bewezenverklaarde feiten tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 1.845,16,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 augustus 2017 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van 28 dagen zal worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;

opheffing bevel voorlopige hechtenis

- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.M.F. Schreurs, voorzitter, mr. G.J. Stoové en
mr. S.H. Peper, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.A. Krooshof, griffier,
en is in het openbaar uitgesproken op 19 december 2017.
Buiten staat
Mr. Schreurs is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.

1. Het proces-verbaal van de terechtzitting op 5 december 2017, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:

Wat er gebeurd is in de woning van [slachtoffer] op 20 augustus 2017? Ik weet nog wel dat ik de kat heb opgetild en ik een klapmes bij me had. Ik kan me niet alles meer herinneren omdat ik een fles jenever op had. Wel begrijp ik dat aangeefster heel bang moet zijn geweest.
2.
Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] d.d. 20 augustus 2017, inhoudende als verklaring van aangeefster, zakelijk weergegeven, pagina’s 26-29:
Via de app had hij mij vanavond al bedreigd, onder andere dat hij mij in de brand wilde steken en dat hij mij kapot wilde maken.
3.
Proces-verbaal van verhoor aangeefster d.d. 21 augustus 201, inhoudende de verklaring van aangeefster, zakelijk weergegeven, pagina’s 30-34:
Tijdens het hele incident had [verdachte] een mes bij zich. Dit was een donker uitklapbaar mes van 15 centimeter in totaal. Hij heeft mijn kat opgepakt en nog gedreigd om mijn kat neer te steken. Hij hield het mes toen naast de kat en maakte steekbewegingen. Hij heeft mij ook meerdere malen bedreigd. Hij zei onder andere dat hij mij in brand zou steken, dat hij mij af zou maken en mij aan het mes zou rijgen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland, district Twente, basisteam Enschede met nummer [nummer]. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland, district Twente, basisteam Enschede met nummer PL0600-2017387470. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.