Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.De procedure
- het tussenvonnis van 21 juni 2017;
- de conclusie van antwoord in reconventie van 2 augustus 2017;
- het proces-verbaal van de op 3 oktober 2017 ter plaatse aan [het adres ] 6 en 8 te [plaats] aangevangen en daarna in het gerechtsgebouw te Almelo voortgezette comparitie,
2.De feiten
de erfdienstbaarheid van weg, ten nutten en ten laste van het blijkens deze akte overgedragen onroerend goed en ten nutte en ten laste van het aan de lastgevers [E] en [F] in eigendom toebehorende perceel aan [het adres ] 8 te [plaats] , kadastraal bekend als gemeente [plaats] sectie [2] , uit te oefenen over de strook grond, breed ongeveer vier en een halve meter, gelegen tussen de gevels van de woningen [het adres ] 6 en 8 te [plaats] en het verlengde van die gevels, over een diepte vanaf de straatgrens tot een lijn getrokken onmiddellijk langs de oostgevel van de op het kadastrale perceel nummer [2] staande garage en in het verlengde daarvan in ongeveer zuidelijke richting, teneinde te kunnen komen van en te gaan naar de openbare weg ( [het adres ] ), zulks op de voor het lijdende erven minst bezwarende wijze, onder bepaling:
3.Het geschil
in conventie
4.De beoordeling
weg- anders dan een erfdienstbaarheid van voetpad - als “
het regt om met een wagen, een rijtuig, enz. over[eens anders land]
te rijden”. De partijbedoelingen zoals die kunnen worden afgeleid uit de in de akte gebruikte bewoordingen, wijzen er aldus op dat beoogd werd met voertuigen gebruik te maken van de strook grond om te komen van en te gaan naar de openbare weg. In de akte is het type voertuig dat gebruik mag maken van de erfdienstbaarheid niet nader bepaald. In de wet werden destijds een wagen en een rijtuig benoemd. Enige beperking van de omvang van de voertuigen is niet in de akte opgenomen. De rechtbank ziet geen aanleiding om te oordelen dat de bedrijfsbus van [A ] te groot zou zijn om gebruik te kunnen maken van de erfdienstbaarheid, zoals [C] aanvoert.
ten nutte en ten laste’) gekozen, beide erven zijn tegelijk heersend en dienend erf.
‘op de met bedoelde erfdienstbaarheid belaste strook grond niet mag worden belemmerd door parkeren van voertuigen’.Kennelijk is bij vestiging onder ogen gezien dat de strook grond als oprit gebruikt kan worden, zoals elders in de straat volgens [C] gebeurt. Uit de tekst van de akte volgt evenwel dat parkeren destijds onwenselijk werd geacht. De rechtbank volgt [C] dan ook niet in haar betoog dat parkeren geen
belemmeringzou vormen. Ter plaatse is gebleken dat de strook grond tussen de woningen van partijen zodanig smal is (circa 4,5 meter), dat de mogelijkheid om te komen van en te gaan naar de openbare weg wordt belemmerd zodra beide partijen een voertuig op de oprit parkeren, ongeacht of dit een bus, bestelwagen of personenauto betreft. Het openen van portieren is in dat geval, afhankelijk van de wijze van parkeren, niet of nauwelijks mogelijk. Het passeren van twee gelijktijdig geparkeerde voertuigen is niet eenvoudig. Met een fiets of scooter is dit zelfs onmogelijk. Er ontstaat bovendien in alle gevallen een verhoogd risico op schade. Parkeren ter plaatse, anders dan met het oog op laden en lossen, is aldus in strijd met de erfdienstbaarheid en niet toegestaan op de strook grond tussen de woningen.
gebruikgemaakt wordt van de erfdienstbaarheid. In de door [C] voorgestelde uitleg, waarbij [A ] uitsluitend zijn eigen deel van de strook grond gebruikt, zou de erfdienstbaarheid in het geheel niet worden gebruikt. Die interpretatie kan niet als juist worden aanvaard, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen betreffende de uitleg van de erfdienstbaarheid en de situatie ter plaatse.
904,00(2 punten × tarief € 452,-)
5.De beslissing
in conventie
27 december 2017voor uitlating door [C] of zij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en / of door een ander bewijsmiddel,
bewijsstukkenwil overleggen, die stukken direct in het geding moet brengen,
getuigenwil laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden januari tot en met maart 2018 direct moet opgeven, waarna dag en uur van de getuigenverhoren zullen worden bepaald,
alle partijenuiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor
alle beschikbare bewijsstukkenaan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,