ECLI:NL:RBOVE:2017:4795

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
1 december 2017
Publicatiedatum
4 januari 2018
Zaaknummer
C/08/210657 / KG ZA 17-385
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbod op terugkeer naar eigen woning wegens geweldsincident en onrust in de buurt

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 1 december 2017 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de Stichting Woningstichting Domijn en een gedaagde huurder. De eiser, Domijn, vorderde een verbod voor de gedaagde om gedurende zes maanden terug te keren naar zijn woning, na een geweldsincident dat had plaatsgevonden op 22 november 2017. Dit incident leidde tot de arrestatie van de gedaagde en veroorzaakte grote onrust in de buurt. De voorzieningenrechter oordeelde dat er sprake was van een onhoudbare situatie, waarbij de gedaagde ernstig tekort was geschoten in zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst. De rechter achtte het noodzakelijk om een ordemaatregel te treffen, gezien de onrust in de buurt en de ernst van het geweldsincident. De vordering van Domijn werd toegewezen, met een dwangsom van €500,- voor elke overtreding van het verbod, tot een maximum van €25.000,-. Tevens werd de gedaagde veroordeeld in de proceskosten, die op €1.242,31 werden begroot. De voorzieningenrechter verleende Domijn de machtiging om de tenuitvoerlegging van het vonnis te bewerkstelligen met behulp van politie en justitie, indien de gedaagde in gebreke bleef.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/210657 / KG ZA 17-385
Vonnis in kort geding van 1 december 2017
in de zaak van
de stichting
STICHTING WONINGSTICHTING DOMIJN,
gevestigd te Enschede,
eiseres,
advocaat mr. J.J. Brouwer te Deventer,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. J.J. van de Beek te Enschede.
Partijen zullen hierna Domijn en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van Domijn.
1.2.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Domijn verhuurt een woning aan [gedaagde] . Domijn is eigenaar van het gehele complex waarvan de woning deel uitmaakt.
2.2.
Op 22 november 2017 heeft er een geweldsincident plaatsgevonden tussen [gedaagde] en zijn buurman, waarna de buurman met verwondingen aan zijn hoofd is behandeld in het ziekenhuis en [gedaagde] is gearresteerd wegens verdenking van poging tot doodslag, althans zware mishandeling.
2.3.
Op 24 november 2017 heeft de rechter-commissaris de bewaring van [gedaagde] voor een termijn van veertien dagen verleend.
3. Het geschil
3.1.
Domijn vordert samengevat - om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te verbieden gedurende zes maanden na betekening van dit vonnis terug te keren in zijn woning of daar of in een straal van één kilometer daaromheen te verblijven op straffe van verbeurte van een dwangsom, met machtiging van Domijn om hem desnoods met behulp van de sterke arm van politie en justitie gedurende deze termijn uit de woning te verwijderen en met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van geding, te vermeerderen met de nakosten en de wettelijke rente over de (na)kosten.
3.2.
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het spoedeisend belang vloeit voort uit de aard van het gevorderde.
4.2.
Tussen partijen staat vast dat er grote onrust is in de buurt en dat deze onrust al enige tijd gaande is. Over de lezing van het incident dat heeft plaatsgevonden tussen [gedaagde] en zijn buurman verschillen partijen wel van mening. [gedaagde] heeft ter zitting betoogd dat hij juist degene is die wordt lastiggevallen door zijn buren en dat hij hierover ook diverse meldingen bij Domijn heeft gedaan waar naar zijn gevoel niks mee is gedaan. Domijn stelt daarentegen dat zij al geruime tijd met [gedaagde] in gesprek wil om een en ander bespreekbaar te maken maar dat [gedaagde] niet voor rede vatbaar is en begint te schreeuwen wanneer medewerkers van Domijn hem aanspreken op zijn gedrag. Domijn heeft voor het incident diverse klachten van buurtbewoners ontvangen dat [gedaagde] voor overlast en onrust zou zorgen, onder meer door zijn muziek (te) hard aan te zetten. [gedaagde] meent echter dat de buurtbewoners hem weg willen jagen door steeds op zijn ramen te spugen en moet hij zijn muziek wel harder zetten om het gebonk van de buren niet te horen. [gedaagde] meent voorts dat Domijn zijn kant van het verhaal niet wil horen en partij kiest voor zijn buren. [gedaagde] stelt voorts dat hij geenszins van plan was om zijn buurman met een schop aan te vallen, en dat hij dat uiteindelijk gedaan heeft om zichzelf te verdedigen. Wat er ook van zij, de voorzieningenrechter is, gelet op hetgeen is voorgevallen en de bevestiging van [gedaagde] dat een en ander al een tijdje ‘broeit’, van oordeel dat sprake is van een onhoudbare situatie, zodat een ordemaatregel op zijn plaats is, te meer gelet op het aanbod van Domijn om [gedaagde] tijdelijk elders te huisvesten.
4.3.
De voorzieningenrechter is het voorts met Domijn eens dat [gedaagde] door zijn handelwijze ernstig tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen voortvloeiende uit de huurovereenkomst en de daarop van toepassing zijnde algemene huurvoorwaarden. De voorzieningenrechter wil veronderstellenderwijs best aannemen dat buurtbewoners [gedaagde] onheus hebben bejegend door onder meer op zijn ramen te spugen, dit neemt echter niet weg dat het zeer ongebruikelijk en onwenselijk is om vervolgens met een schop gewapend een buurman daarop aan te spreken. Deze handelwijze is ontoelaatbaar en met Domijn is de voorzieningenrechter van oordeel dat zeer aannemelijk is dat in een eventuele bodemprocedure zal worden geoordeeld dat sprake is van schending van zijn verplichtingen voortvloeiende uit de huurovereenkomst met ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming tot gevolg. Gelet op het voorgaande acht de voorzieningenrechter de vorderingen zoals die door Domijn zijn ingesteld toewijsbaar. De gevorderde dwangsom zal worden beperkt als volgt.
4.4.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Domijn worden begroot op:
- dagvaarding € 97,31
- griffierecht 618,00
- overige kosten 0,00
- salaris advocaat
527,00
Totaal € 1.242,31
4.5.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verbiedt [gedaagde] gedurende zes maanden na betekening van dit vonnis terug te keren in zijn woning aan [het adres] of daar of in een straal van één kilometer daaromheen te verblijven, anders dan het onder begeleiding van of namens Domijn ophalen van zijn eigendommen,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan Domijn een dwangsom te betalen van € 500,- voor iedere keer dat hij niet aan de in 5.1. uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 25.000,-- is bereikt,
5.3.
machtigt Domijn om met behulp van de sterke arm van justitie en politie de tenuitvoerlegging van dit vonnis te bewerkstelligen, indien [gedaagde] in gebreke blijft aan het onder 5.1. van dit vonnis bepaalde te voldoen,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Domijn tot op heden begroot op € 1.242,31, met bepaling dat, indien deze kosten niet binnen twee weken na betekening van dit vonnis zijn betaald, daarover de wettelijke rente is verschuldigd vanaf dat moment tot aan de dag der algehele voldoening,
5.5.
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Verhoeven en in het openbaar uitgesproken op
1 december 2017.