ECLI:NL:RBOVE:2017:4802

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
8 februari 2017
Publicatiedatum
9 januari 2018
Zaaknummer
C/08/14/729 F
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • M.L.J. Koopmans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroepschrift ex artikel 67 Faillissementswet inzake faillissement Emotech B.V.

Op 3 februari 2017 heeft de vennootschap naar Duits recht [X] een beroepschrift ingediend tegen de beschikking van de rechter-commissaris van 1 februari 2017 in het faillissement van Emotech B.V. De zitting vond plaats op 7 februari 2017, waar de advocaat van [X], mr. A.J.G. Bisscheroux, en de curator, mr. H. Aarnink, aanwezig waren. Tijdens de zitting heeft mr. Bisscheroux het beroep toegelicht en verzocht om vernietiging van de bestreden beschikking, terwijl de curator de afwijzing van het beroep bepleitte.

De rechtbank heeft vastgesteld dat [X] tijdig en op juiste wijze in beroep is gekomen. Het beroep was beperkt tot de afwijzing van de rechter-commissaris met betrekking tot het verzoek van [X] om de curator te bevelen te onderhandelen over een regeling in het belang van de boedel. De curator had eerder een tegenvoorstel gedaan, maar verdere onderhandelingen waren gestaakt. De rechtbank oordeelde dat de curator met recht en reden had geweigerd om met [X] verder te onderhandelen op basis van de door [X] gestelde voorwaarden.

De rechtbank concludeert dat de bestreden beslissing van de rechter-commissaris standhoudt en verklaart het beroep ongegrond. [X] wordt veroordeeld tot betaling van de kosten aan de curator, begroot op € 750,-, en deze kostenveroordeling is uitvoerbaar bij voorraad. De uitspraak is gedaan te Almelo op 8 februari 2017 door mr. M.L.J. Koopmans, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Beschikking ex artikel 67 Faillissementswet

Zittingsplaats Almelo
Faillissementsnummer: C/08/14/729 F
De rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken:
Gezien het op 3 februari 2017 ter griffie ingekomen verzoekschrift, met bijlagen, waarbij
de vennootschap naar Duits Recht
[X] ,
gevestigd te Geesthacht (Duitsland),
appellante,
advocaat mr. A.J.G. Bisscheroux te Kerkrade,
in hoger beroep is gekomen van de beschikking van 1 februari 2017 van de rechter-commissaris in het op 17 september 2014 uitgesproken faillissement van de besloten vennootschap Emotech B.V..

De weergave van het procesverloop

Bij op 3 februari 2017 ingekomen beroepschrift ex artikel 67 Faillissementswet is de vennootschap naar Duits recht [X] , bijgestaan mr A.J.G. Bisscheroux (advocaat te Kerkrade), in beroep gekomen van de beschikking van de rechter-commissaris in het faillissement van de besloten vennootschap Emotech BV (F.08/14/729) van 1 februari 2017.
De behandeling van dat beroepschrift ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 7 februari 2017, bij welke gelegenheid zijn verschenen namens [X] , mr A.J.G. Bisscheroux, alsmede mr H. Aarnink, curator in voormeld faillissement. Tevens is verschenen mr A.J.C. van Gurp, advocaat te Hengelo (O), optredend namens failliet. Ter zitting heeft mr Bisscheroux zijn bezwaar tegen de aanwezigheid van mr Van Gurp ter zitting laten varen en is mr Van Gurp – voor zover al vereist – bijzondere toegang verleend.
Mr Bisscheroux heeft het beroep toegelicht en heeft de vernietiging van de bestreden beschikking bepleit met verzoek om - opnieuw rechtdoende - het gevraagde “bevel t.a.v. het verzoek sub a. alsnog af te geven, kosten rechtens”.
De curator heeft afwijzing van het beroep bepleit met handhaving van de bestreden beschikking. De curator heeft daarbij pleitaantekeningen gehanteerd die ook in het geding zijn gebracht. Na verder debat is beslissing in dit hoger beroep bepaald op uiterlijk 17 februari 2017.

De beoordeling in beroep

[X] is tijdig en op juiste wijze in beroep gekomen van voormelde beschikking van de rechter-commissaris in voormeld faillissement van 1 februari 2017.
Het beroep is door [X] beperkt tot de afwijzende beslissing van de rechter-commissaris gegeven op het door [X] gedane verzoek onder a. Dat verzoek strekt er toe om de curator in het faillissement van Emotech B.V. te bevelen om:
a. met uw cliënte in onderhandeling te treden met het oog op het treffen van een regeling in het belang van de boedel betreffende:
- het delen van informatie die van belang is om wel/niet (een of meerdere van) de genoemde beleidsbepalers aansprakelijk te stellen op grond van art. 2:216 jo 2:248 jo 2:9 BW jo art. 42 e.v. Fw en/of art. 6:162 BW; en/of
- een (eventuele) gezamenlijke actie in dat verband; en
- de verdeling van de terzake gemaakte en nog te maken kosten en de opbrengst van een dergelijke gezamenlijke actie;
Eerder was door [X] (dus) een gelijk verzoek gedaan aan de curator, welk verzoek laatstelijk heeft geresulteerd in de email van de curator aan mr Bisscheroux van 9 januari 2017. Daarin wordt door de curator een tegenvoorstel gedaan waarbij het standpunt is ingenomen dat de curator in beginsel nog steeds open staat voor (verder) overleg, waarbij echter niet akkoord kan worden gegaan met de door mr Bisscheroux gestelde voorwaarden voor zover die nadelig (kunnen) zijn voor de gezamenlijke schuldeisers in dit faillissement. Het kan naar zeggen van de curator niet zo zijn dat een eventuele opbrengst “niet door de boedel gaat” ten gunste van alle gezamenlijke schuldeisers, terwijl die gezamenlijke schuldeisers middels diezelfde boedel wel hebben bij te dragen in de kosten van een gezamenlijk te voeren actie tegen de betreffende partij(en)/(oud-)bestuurders. Daarop zijn verdere onderhandelingen kennelijk gestaakt en is namens [X] de interventie van de rechter-commissaris ingeroepen op basis van artikel 69 Faillissementswet.
In de kern beschouwd komt [X] op tegen de weigering van de curator om met haar (verder) te onderhandelen op basis van de door [X] daartoe gestelde uitgangspunten, te weten het ten behoeve van de gezamenlijk op te zetten actie/procedure(s), delen door de curator van niet openbare informatie, het door de boedel bijdragen in de proceskosten en het afspreken van een verdeelsleutel voor een eventuele opbrengst waarbij een deel daarvan rechtstreeks ten gunste komt van [X] zonder “door de boedel te gaan”.
De rechtbank constateert dat [X] “hoogstens” concurrent schuldeiser is in dit faillissement. Door haar zijn vorderingen op failliet neergelegd bij de curator. Door de curator zijn die vorderingen van [X] op failliet voorshands betwist bij gebrek aan duidelijkheid over de grondslagen daarvan. Naar zeggen van de curator is de door hem gewenste duidelijkheid over het bestaan van die door [X] gestelde vorderingen op failliet nog steeds niet door [X] geproduceerd. Daarnaast is mogelijk sprake van een (tegen)vordering van de curator/faillissementsboedel op [X] maar ook daarvoor is het naar zeggen van de curator nodig dat [X] haar vordering nader onderbouwt/specificeert.
Juist is naar het oordeel van de rechtbank het standpunt van de curator dat een concurrent schuldeiser in een faillissement geen recht kan doen gelden op meer en andere informatie dan in het faillissement is c.q. wordt openbaar gemaakt. De curator kan voorts niet het recht worden ontzegd om te blijven bij diens standpunt dat als de boedel conform een nog nader af te spreken verdeelsleutel heeft bij te dragen in de kosten van een mede namens de boedel in te stellen procedure tegen derden en daarin dus ook procesrisico gaat dragen, de eventuele opbrengst van die actie ten gunste moet komen aan alleen de gezamenlijke schuldeisers, waartoe [X] dan ook zou behoren.
Alleen in de incassosfeer pleegt door een curator bij de vooraf af te spreken incassokosten wel eens anders te worden toegestaan, maar een dergelijke simpele situatie van incasso van een ogenschijnlijk voor de hand liggende vordering doet zich hier bepaald niet voor. Ook komt het voor dat een curator op verzoek van een pandhouder een procedure betreffende een verpande vordering entameert waarbij de pandhouder de (procedure)kosten draagt en waar vervolgens afspraken omtrent de verdeling van de opbrengst worden gemaakt. Die situatie doet zich hier echter ook niet voor. Immers wil [X] samen met de curator ten strijde trekken tegen de door genoemde “beleidsbepalers”, waarbij alvorens te kunnen gaan onderhandelen/procederen, de standpunten eerst nog in de steigers zullen moeten worden gezet.
De conclusie moet dan ook eerst zijn dat door de curator met recht en reden is geweigerd om met [X] (verder) te onderhandelen op basis van de genoemde door [X] gestelde en kennelijk voor haar onwrikbaar gebleken randvoorwaarden.
Dit betekent dat de bestreden beslissing van de rechter-commissaris steek houdt en het daartegen ingestelde beroep ongegrond moet worden verklaard.
[X] dient als de in het ongelijk gestelde partij te worden verwezen in de kosten aan de zijde van de curator gevallen.

Rechtdoende in het beroep ex artikel 67 van de Faillissementswet

Verklaart dat beroep ongegrond.
Veroordeelt [X] tot betaling aan de curator van de aan de zijde van voormelde boedel gevallen kosten, welke kosten moeten worden begroot op € 750,-
Verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Gedaan te Almelo op 8 februari 2017 door mr. M.L.J. Koopmans, lid van voormelde enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van Cassese, griffier.