Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.De procedure
2.De beoordeling in het incident
3.De beslissing
10 januari 2018voor conclusie van antwoord.
Rechtbank Overijssel
In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 29 november 2017 een vonnis gewezen in een incident dat voortvloeide uit een civiele procedure. De eiser, aangeduid als de man, heeft een provisionele vordering ingediend tegen de gedaagde, aangeduid als de vrouw, met het verzoek haar te veroordelen tot medewerking aan de verkoop en levering van een onverdeelde woning, waarvan beide partijen ieder voor de helft eigenaar zijn. De vrouw heeft echter geen conclusie van antwoord ingediend in het incident, ondanks dat zij daartoe in de gelegenheid was gesteld. Hierdoor heeft de rechtbank de vordering van de man beoordeeld op basis van de beschikbare informatie.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de man voldoende processueel belang heeft bij zijn vordering, aangezien deze samenhangt met de hoofdvordering. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vrouw moet worden veroordeeld tot het verlenen van haar medewerking aan de verkoop van de woning en de afgifte van de persoonlijke zaken van de man. De vrouw is ook verplicht om de volledige woonlasten van de woning te betalen, aangezien zij als enige in de woning verblijft. De rechtbank heeft de gevorderde gebruikersvergoeding van de man afgewezen, omdat er geen feiten zijn gepresenteerd die deze vergoeding rechtvaardigen.
De rechtbank heeft verder bepaald dat de vrouw binnen 24 uur na betekening van het vonnis haar medewerking moet verlenen aan de onderhandse verkoop van de woning en dat zij de persoonlijke zaken van de man binnen zeven dagen moet afgeven. Bij niet-nakoming van deze verplichtingen kan de man een dwangsom van € 100,00 per dag vorderen, tot een maximum van € 15.000,00. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is openbaar uitgesproken en de zaak zal op 10 januari 2018 weer op de rol komen voor conclusie van antwoord.