Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.De procedure
- het tussenvonnis van 26 juli 2017;
- de conclusie van antwoord in reconventie;
- het proces-verbaal van comparitie van 31 oktober 2017.
2.De feiten
Ik geef een gunstig advies voor aankoop. Er zijn enkele opmerkingen maar die mijn inziens tot een klein risico kunnen worden ingeschat met het oog op een verdere carrière. Hieronder vind je de opmerkingen.
- (…) enkele oppervlakkige hoornscheurtjes (…)
- Kleine zwelling op de strekpees rechtsvoor zonder klinisch belang. (…)
- Strakke rugspieren. (…)
- Rechts achter licht asymmetrisch op de gluteals in vergelijking met links achter.
- (…)
- Ik neem wel 1 onregelmatigheid waar namelijk van het rechter achter been. Linksom op de volte is dit been iets trager in het naar voren brengen. (…)
- (…)
- Linker galop is beter als rechter galop.
- (…)‘
local anaesthetics’in het bloed zijn aangetroffen, meer in het bijzonder de stof ‘
lidocaïne’.
Equine Prohibited Substances list’van de internationale hippische sportfederatie FEI.
conclusie
3.Het geschil
in conventie
4.De beoordeling
in conventie
opzettelijkzijn misleid. [Y] moet de bedoeling hebben gehad om [X] tot het verrichten van de handeling te bewegen.
opzettelijkeverzwijging, hetgeen wel vereist is om bedrog te kunnen aannemen. [X] stelt voorts dat sprake is van een opzettelijke kunstgreep, doordat in opdracht van of met medeweten van [Y] als (verantwoordelijke en) eigenaar van het paard het middel lidocaïne moet zijn toegediend. Daardoor zou een verkeerde voorstelling van zaken zijn ontstaan. [X] stelt in dat kader dat lidocaïne wordt gebruikt voor het verdoven van benen ten tijde van een kreupelheidsonderzoek en in geval het paard kampt met bovenlijn problematiek (hals/rugaandoeningen) teneinde spierverkramping ten gevolge van pijn weg te nemen. [X] stelt gegrond te vermoeden dat [Y] op de hoogte was van de gebreken aan het achterbeen, gelet op de aangetroffen lidocaïne.
opzetonvoldoende onderbouwd gelet op de gemotiveerde betwisting door [Y] . Niet is komen vast te staan dat sprake was van een kunstgreep, noch dat [Y] daarmee de bedoeling heeft gehad [X] tot het kopen van het paard te bewegen. In dit verband houdt de rechtbank er rekening mee dat het paard niet te koop stond, toen [X] [Y] benaderde. [Y] had niet de wens of behoefte het paard te verkopen. Vaststaat dat [Y] ook op geen enkele wijze heeft aangedrongen op aankoop van het paard door [X] . De rechtbank wijst de vordering tot vernietiging van de koopovereenkomst op grond van bedrog af.
5.De beslissing
getuigen moet opgeven, alsmede de verhinderdagen van partijen en hun gemachtigden in de