ECLI:NL:RBOVE:2017:5139

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
27 december 2017
Publicatiedatum
31 mei 2018
Zaaknummer
C/08/192756 / HA ZA 16-460
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
  • K. Haar
  • Groeneveld-Koekoek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake bewijslevering in civiele procedure tussen LaRoTi B.V. en gedaagden

In deze civiele procedure tussen LaRoTi B.V. en gedaagden, heeft de rechtbank Overijssel op 27 december 2017 een tussenvonnis uitgesproken. De zaak betreft een vordering van LaRoTi B.V. tot betaling van vijf facturen, die verband houden met de verkoop van voertuigen en provisies. De rechtbank heeft LaRoTi opgedragen bewijs te leveren dat aan de facturen overeenkomsten ten grondslag lagen, waarop gedaagden een betalingsverplichting hebben. LaRoTi heeft getuigen gehoord en schriftelijke stukken overgelegd ter ondersteuning van haar vordering.

De rechtbank heeft de verklaringen van de partijgetuige [B] beoordeeld en geconcludeerd dat LaRoTi niet in haar bewijsopdracht is geslaagd voor de meeste vorderingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaringen van [B] onvoldoende concreet en consistent zijn om als bewijs te dienen. Daarnaast is er onvoldoende ondersteunend bewijs geleverd voor de stellingen van LaRoTi. De rechtbank heeft de zaak naar de rol verwezen voor gedaagden om zich uit te laten over de aanvullende bewijsstukken die LaRoTi heeft overgelegd.

De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de zaak na de jaarwisseling zal worden overgenomen door een andere rechter, mr. Groeneveld-Koekoek, vanwege het vertrek van mr. Haar naar een andere afdeling. De beslissing houdt iedere verdere beslissing aan en verwijst de zaak naar de rol van 24 januari 2018 voor het nemen van een akte door gedaagden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer / rolnummer: C/08/192756 / HA ZA 16-460
Vonnis van 27 december 2017
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LAROTI B.V.,
gevestigd te Emmen,
eiseres,
advocaat mr. M.M.J. Arts te Groningen,
tegen
1. vennootschap onder firma
[gedaagde 1],
gevestigd te [plaats] ,
2.
[gedaagde 2],
wonende te [plaats] ,
3.
[gedaagde 3],
wonende te [plaats] ,
gedaagden,
advocaat mr. W. Hogenkamp te Meppel.
Partijen zullen hierna LaRoTi en [gedaagde 1 c.s.] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 26 april 2017
  • het proces-verbaal van getuigenverhoor van 7 september 2017
  • de conclusie na getuigenverhoor zijdens [gedaagde 1 c.s.] van 18 oktober 2017
  • de antwoordconclusie na getuigenverhoor zijdens LaRoTi van 15 november 2017.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
LaRoTi vordert van [gedaagde 1 c.s.] betaling van vijf facturen, ter zake van:
Volkswagen Golf (…16337): € 15.800,00
Volkswagen Golf (…15216): € 13.400,00
Provisie inzake auto (…03644): € 1.000,00
Provisie 2013: € 14.650,00
Aandeel in transportkosten 2013: € 3.497,50
2.2.
De rechtbank heeft LaRoTi opgedragen bewijs te leveren dat aan de facturen genoemd onder 2.1, i tot en met v (koop)overeenkomsten ten grondslag lagen, op grond waarvan [gedaagde 1 c.s.] tegenover LaRoTi een betalingsverplichting heeft.
2.3.
LaRoTi heeft in het kader van haar bewijsopdracht schriftelijke stukken overgelegd en de heren [A] en [B] als getuigen doen horen.
Bewijswaardering
2.4.
Het volgende wordt vooropgesteld. [B] is partijgetuige in de zin van artikel 164 Rv. De verklaring van een partijgetuige kan omtrent door deze partij te bewijzen feiten geen bewijs in het voordeel van deze partij opleveren, tenzij de verklaring strekt ter aanvulling van onvolledig bewijs. LaRoTi dient daarom over steunbewijs te beschikken, in die zin dat – naar vaste rechtspraak – voldoende aanvullende bewijzen voorhanden moeten zijn, die zodanig sterk zijn en zodanig essentiële punten betreffen, dat zij de verklaring van [B] voldoende geloofwaardig maken.
2.5.
Gelet op de afgelegde getuigenverklaringen, in onderlinge samenhang en in verband met de overigens overgelegde bewijsstukken bezien, acht de rechtbank LaRoTi niet geslaagd in vooromschreven bewijs van de onderstaande posten. Hiertoe wordt het volgende overwogen.
i. Volkswagen Golf (…16337): € 15.800,00
ii. Volkswagen Golf (…15216): € 13.400,00
2.6.
LaRoTi heeft bij de antwoordconclusie na enquête ter onderbouwing van deze posten aanvullende bewijsstukken overgelegd, waarop [gedaagde 1 c.s.] nog niet heeft kunnen reageren. De rechtbank zal de zaak naar de rol verwijzen zodat [gedaagde 1 c.s.] zich hierover bij akte uit kan laten.
iii. Provisie inzake auto (…03644): € 1.000,00
2.7.
[B] heeft over deze factuur verklaard:
Over de provisie inzake auto ad € 1.000,00 verklaar ik u niet meer te weten om welke auto dit ging. De afspraak was dat de winst werd gedeeld. Op deze auto moet € 2.000,00 winst zijn gemaakt. Ik moet een inkoop met een auto met dit chassisnummer hebben gedaan. Dat zal weer gefactureerd zijn. Achteraf maken we dan een provisiefactuur. Aan de auto van deze factuur heb ik verder geen herinneringen.
Op een eerder moment in de procedure heeft LaRoTi een afschrift van een grootboekkaart overgelegd, waarop is vermeld dat deze factuur onbetaald is gebleven. Naast deze factuur worden een aantal andere provisiefacturen op de grootboekkaart vermeld, die wel door [gedaagde 1 c.s.] betaald zijn.
2.8.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft LaRoTi daarmee niet bewezen dat er tussen haar en [gedaagde 1 c.s.] een overeenkomst is gesloten ten aanzien van provisie over deze auto. De overgelegde grootboekkaart is niet relevant voor de te bewijzen overeenkomst, uit het enkele opmaken van een factuur blijkt immers niet het bestaan van een overeenkomst. Dat er voor bepaalde andere auto’s wel provisie is betaald door [gedaagde 1 c.s.] , kan de conclusie niet dragen dat provisie in dit geval ook verschuldigd is. De verklaring van [B] kan zonder steunbewijs niet tot bewijs dienen. Maar ook overigens is de verklaring zo onbepaald en weinig concreet dat daaraan geen bewijskracht toekomt. Bovendien verklaart [B] dat hij een inkoop van een auto met dit chassisnummer moet hebben gedaan. Daarvan mag redelijkerwijs bewijsmateriaal worden verwacht, hetgeen ontbreekt. Uit de aangedragen bewijsmiddelen kan al met al niet worden afgeleid dat ten aanzien van deze factuur een overeenkomst heeft bestaan, op grond waarvan [gedaagde 1 c.s.] een betalingsverplichting heeft. Dit betekent dat de vordering voor wat betreft deze factuur zal worden afgewezen.
iv. Provisie 2013: € 14.650,00
2.9.
[B] heeft over deze factuur verklaard:
Dit is een provisiefactuur voor diverse auto’s. Welke auto’s dit zijn geweest weet ik niet meer. Ik heb de provisie niet betaald gekregen, ik heb er wel het werk aan gehad. Dat was mijn deel.
Op een eerder moment in de procedure heeft LaRoTi een afschrift van een grootboekkaart overgelegd, waarop is vermeld dat deze factuur onbetaald is gebleven. Naast deze factuur worden een aantal andere provisiefacturen op de grootboekkaart vermeld, die wel door [gedaagde 1 c.s.] betaald zijn.
In de antwoordconclusie na enquête heeft LaRoTi aangevuld dat de factuur ziet op een 6-tal wagens uit 2013 (VW Passat, 4x Golf Plus en 1x Golf).
2.10.
Op dezelfde gronden als onder 2.8 is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat LaRoTi hiermee niet in het te leveren bewijs is geslaagd. Daar komt ten aanzien van deze post nog bij dat de verklaringen van LaRoTi onvoldoende consistent en coherent zijn, nu [B] ter gelegenheid van het getuigenverhoor heeft verklaard niet te weten op welke auto’s de provisie ziet, maar bij gelegenheid van de antwoordconclusie zonder nadere onderbouwing of verklaring over de reden van wetenschap aangeeft dat het gaat over een 6-tal wagens uit 2013 en daarbij de merken van de auto’s noemt. Ook ten aanzien van wagens waarop deze provisie gebaseerd zou zijn, mag redelijkerwijs bewijsmateriaal worden verwacht, hetgeen ontbreekt. Dit betekent dat de vordering voor wat betreft deze factuur eveneens zal worden afgewezen.
v. Aandeel in transportkosten 2013: € 3.497,50
2.11.
[B] heeft over deze factuur verklaard:
Over de transportkosten voor een bedrag van € 3.479,00 verklaar ik u dat ik de auto’s ophaalde bij de deur in Nederland en Duitsland. De brandstofkosten heb ik opgeteld en dat is deze factuur. Dit gaat ten laste van de winst. Ik heb het altijd berekend aan de hand van de bonnetjes en mijn MKB-tankpas. Ik probeerde altijd in Nederland te tanken. Als ik bijvoorbeeld een volle tank verreden had voor € 90,00, waren dat mijn kosten. Dit opgeteld is het factuurbedrag. Brandstofkosten kreeg ik helemaal vergoed. Als er twee auto’s moesten worden opgehaald reed ik met de truck van [gedaagde 1 c.s.] , een transit-transporter. Als er één auto moest worden opgehaald ging ik met mijn eigen auto. Als ik de auto van [gedaagde 1 c.s.] gebruikte was ik vaak langer op pad, 15 of 16 uur was geen uitzondering. Dan kreeg ik de brandstofkosten betaald en de uren rekende ik niet.
Op een eerder moment in de procedure heeft LaRoTi een afschrift van een grootboekkaart overgelegd, waarop is vermeld dat deze factuur onbetaald is gebleven.
2.12.
Hiermee heeft LaRoTi wederom onvoldoende bewijs geleverd voor haar stelling dat er een overeenkomst tussen haar en [gedaagde 1 c.s.] bestond, op grond waarvan [gedaagde 1 c.s.] een vergoeding voor transportkosten verschuldigd was. De grootboekkaart is, zoals hiervoor reeds overwogen, niet relevant voor de te bewijzen overeenkomst. Aan de verklaring van [B] komt geen bewijskracht toe, omdat steunbewijs ontbreekt. Ten overvloede overweegt de rechtbank dat ook ten aanzien van deze post geldt dat redelijkerwijs bewijsmateriaal mocht worden verwacht, waaronder in ieder geval een specificatie van de gestelde transportkosten. Dit betekent dat de vordering voor wat betreft deze factuur zal worden afgewezen.
Vervolg procedure
2.13.
In verband met de aankomende vakantieperiode en feestdagen krijgt [gedaagde 1 c.s.] vier weken de gelegenheid voor het nemen van de onder 2.6 genoemde akte.
2.14.
De rechtbank wijst partijen er overigens alvast op dat de zaak na de jaarwisseling zal worden overgenomen door een andere rechter, mr. Groeneveld-Koekoek (als toehoorder aanwezig bij het getuigenverhoor op 7 september 2017), vanwege vertrek van mr. Haar naar een andere afdeling.

3.De beslissing

De rechtbank
5.1.
verwijst de zaak naar de rol van 24 januari 2018 voor het nemen van een akte door [gedaagde 1 c.s.] als vermeld onder 2.6,
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. K. Haar en in het openbaar uitgesproken op 27 december 2017. [1]

Voetnoten

1.type: