Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.de publiekrechtelijke rechtspersoon WATERSCHAP VECHTSTROMEN,
[belanghebbende 2],
1.De procedure
- het ontwerpbesluit voor de lijst der geldelijke regelingen voor het herverkavelingsblok “Saasveld-Gammelke” (hierna ook: het blok),
- de daartegen door [verzoeker] ingediende zienswijze van 15 oktober 2014,
- het besluit lijst der geldelijke regelingen van 7 oktober 2015 (hierna: LGR),
- het verzoekschrift van [verzoeker] van 7 december 2015,
- het verweerschrift van de uitvoeringscommissie van 26 april 2016, met als bijlage de stukken als bedoeld in artikel 69, derde lid, van de Wet inrichting landelijk gebied (hierna: Wilg) alsmede verslagen inzake veldbezoek in 2010 en 2012,
- de mondelinge behandeling op 16 september 2016,
- de tussenbeschikking van 22 december 2017 waarin de zaak is verwezen naar de meervoudige kamer van deze rechtbank,
- het aanvullend verweerschrift van de uitvoeringscommissie d.d. 7 maart 2017,
- de mondelinge behandeling ten overstaan van de meervoudige kamer d.d. 5 april 2017.
2.De feiten
3.Het geding in beroep
onderdeel 1stelt de uitvoeringscommissie dat niet blijkt dat er onder de Wilg geen verrekening op basis van kwaliteitsverschil van de gronden kan plaatsvinden. De wetgever heeft in het Besluit inrichting landelijk gebied een lijst met niet-limitatieve verrekenposten opgenomen en zodoende de mogelijkheid open gelaten aan de uitvoeringscommissie om zelf nader te noemen verrekenposten aan de LGR toe te voegen. Het verrekenen van verschil in waarde van de gronden is redelijk en billijk.
onderdeel 2stelt de uitvoeringscommissie dat uit het bodemkundig onderzoek dat door de heer Moning is uitgevoerd op 14 juli 2010, niet blijkt dat de betreffende gronden te hoog zijn ingeschaald. [verzoeker] heeft geen onderzoeksmateriaal aangevoerd waaruit iets anders blijkt.
onderdeel 3stelt de uitvoeringscommissie dat een nadere onderbouwing van de schade ontbreekt. Er kan niet zonder meer gesteld worden dat een verhoging van het beekpeil direct vernatting met zich mee brengt. Volgens de uitvoeringscommissie is er geen sprake van schade in de zin van verminderde houtopbrengst of verminderde bereikbaarheid.
onderdeel 4stelt de uitvoeringscommissie, na uitleg, dat de verrekening op de juiste wijze heeft plaatsgevonden. De uitvoeringscommissie heeft een lijst met ingebrachte en toegedeelde percelen met de ruilwaarde per perceel overgelegd (bijlage 12).
onderdeel 5stelt de uitvoeringscommissie dat de classificatie is vastgesteld op basis van 1 à 2 beschreven grondboringen per ha. Er is een landelijk gebruikt systeem van bodemgeschiktheidsbepaling toegepast, aangevuld met relevante gebiedskennis. Voor de indeling van de bodemtypen is gebruik gemaakt van de bodemgeschiktheidsbepaling van Alterra. Hierbij zijn vele kenmerken meegenomen. De cultuurgronden in de ruilverkaveling Saasveld-Gammelke zijn vervolgens in 5 bodemgeschiktheidsklassen ingedeeld. De uitvoeringscommissie is van mening dat de classificatie zorgvuldig tot stand is gekomen en voldoet aan de eisen die daaraan op grond van de artikelen 15 tot en met 20 Regeling inrichting landelijk gebied worden gesteld. Van een tegenadvies is de uitvoeringscommissie niet gebleken.
ruilplan, waarin de gelijke gebruiksbestemming en hoedanigheid wordt bestreden, ter discussie worden gesteld.
In het belang van de ruilverkaveling mag afgeweken worden van het uitgangspunt dat gronden van gelijke hoedanigheid en gebruiksbestemming worden toegewezen.
4.De beoordeling.
Onderdeel 1: verrekening op basis van kwaliteitsverschillen, verbindendheid Nadere Regels
Wet inrichting landelijk gebied(Wilg) bepaalt (in paragraaf 8.3.4.3.: het plan van toedeling):
Regeling inrichting landelijk gebied(hierna: Rilg).
Besluit inrichting landelijk gebied(hierna: Bilg). Hoofdstuk 3 van het Bilg gaat over de lijst der geldelijke regelingen. In
artikel 26van het Bilg staat:
Nadere Regels). Deze Nadere Regels zijn blijkens de inleiding daarvan, nadere regels voor de schatting als bedoeld in artikel 68 van de Wilg.
in elk blok(zie artikel 56, lid 1) wordt toegepast. Artikel 61 ziet op dat verschil in oppervlakte. Dat is wat in geld moet worden verrekend.
In de praktijk kan men het met systeem van ruilen op basis van oppervlakte wel uit de voeten. Gronden worden meestal geruild binnen dezelfde waardeklassen en als er al waardeverschillen zijn worden deze verrekend op basis van een per waardeklasse vastgestelde representatieve agrarische verkeerswaarde via de lijst de geldelijke regelingen”, aldus het Evaluatierapport.
Vooral de bovenste 70 cm bestaat uit zeer fijn tot uiterst fijn leemarm zand, met een laag organische stofgehalte in de bovengrond, die tevens een tegenvallende dikte van 20 à 30 cm heeft in het gedeelte dat in klasse 5 moet worden ingedeeld. De stuifgevoelige grond houdt geen vocht vast. Beneden de 70 cm krijgt de grond een normale textuur.