Uitspraak
Rechtbank Overijssel
1.Het onderzoek op de terechtzitting
1 februari 2017. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.A. Reahen van hetgeen door de raadsman van verdachte, mr. J.E. Kötter, advocaat te Amsterdam, naar voren is gebracht.
2.De tenlastelegging
3.De vordering van de officier van justitie
4.De voorvragen
- het proces-verbaal van verhoor verdachte van 7 juli 2016, pagina 46, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte als bedoeld in art. 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering (Sv);
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 7 juli 2016, pagina’s 202 en 203.
7.De strafbaarheid van de verdachte
8.De op te leggen straf of maatregel
9.De schade van benadeelden
10.De toegepaste wettelijke voorschriften
11.De beslissing
- verklaart bewezen, dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte primair meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
- verklaart verdachte strafbaar voor het primair bewezenverklaarde;
- veroordeelt verdachte tot een
- bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;