ECLI:NL:RBOVE:2017:749

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
15 februari 2017
Publicatiedatum
15 februari 2017
Zaaknummer
AK_ZWO_16_2920
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlaging van bijstandsuitkering wegens niet-nakoming van verplichtingen uit de Participatiewet

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 15 februari 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het dagelijks bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst Steenwijkerland & Westerveld. Eiseres ontving een bijstandsuitkering op basis van de Participatiewet, maar haar uitkering werd met 100% verlaagd voor de duur van één maand vanwege het niet nakomen van afspraken met WorkFast, een organisatie gericht op arbeidsinschakeling. Eiseres had zich driemaal per e-mail afgemeld voor afspraken, terwijl zij volgens de regels zich telefonisch en voor 9:00 uur diende af te melden. Daarnaast was zij niet verschenen op een afspraak op 27 juni 2016 en was zij telefonisch niet bereikbaar.

Eiseres betwistte de verwijtbaarheid van haar gedrag en stelde dat zij op de hoogte was van haar verplichtingen, maar dat zij zich ziek had gemeld en een betaalde baan had gevonden. De rechtbank oordeelde dat eiseres niet aan haar verplichtingen had voldaan en dat verweerder terecht de maatregel had opgelegd. Echter, de rechtbank vond de opgelegde maatregel van 100% verlaging voor de duur van één maand niet in redelijke verhouding staan tot de relatief kleine vergrijpen van eiseres. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en zelf in de zaak voorzien door de bijstandsuitkering met 50% te verlagen voor de duur van één maand.

De rechtbank heeft ook bepaald dat verweerder de proceskosten van eiseres dient te vergoeden, vastgesteld op € 1.485,00, en het door eiseres betaalde griffierecht van € 46,00 moet vergoeden. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 16/2920

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres 1]te [woonplaats] eiseres,
gemachtigde: mr. M.L.M. Klinkhamer.
en
het dagelijks bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst Steenwijkerland & Westerveld, verweerder,
gemachtigde: S.C.J. Hotting.

Procesverloop

Bij besluit van 22 juli 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder de aan eiseres op grond van de Participatiewet (Pw) verleende bijstandsuitkering met ingang van 1 juli 2016 voor de duur van één maand verlaagd met 100%.
Bij besluit van 28 november 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 februari 2017. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres ontvangt een bijstandsuitkering naar de norm voor een alleenstaande.
2. Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat eiseres de verplichting om gebruik te maken van een door het college aangeboden voorziening gericht op arbeidsinschakeling niet is nagekomen. In dit verband heeft verweerder gesteld dat eiseres driemaal een afspraak met WorkFast heeft afgezegd via e-mail. Dit terwijl eiseres volgens verweerder bekend was met het verbod om zich per e-mail af te melden. Eiseres is vervolgens ook niet telefonisch bereikbaar. Verder heeft verweerder gesteld dat eiseres op 24 juni 2016 en 27 juni 2016 zonder tegenbericht niet is verschenen op een afspraak. Ook dan is eiseres telefonisch niet bereikbaar, aldus verweerder. Voorts heeft eiseres niet gereageerd op een e-mail van Novon Schoonmaak waarin haar wordt gevraagd contact op te nemen, omdat er mogelijk voor haar een baan beschikbaar is. Aangezien aan eiseres reeds eerder een maatregel was opgelegd vanwege een verwijtbare gedraging en zij zich binnen twaalf maanden opnieuw schuldig heeft gemaakt een verwijtbare gedraging, was verweerder in beginsel gehouden om aan eiseres een maatregel van 100% verlaging van de bijstand voor de duur van twee maanden op te leggen. Verweerder heeft aanleiding gezien de maatregel te matigen en de duur van de maatregel te bepalen op één maand, omdat eiseres inmiddels werk heeft gevonden. Volgens verweerder is geen sprake van dringende redenen dan wel van het ontbreken van verwijtbaarheid op grond waarvan moet worden afgezien van het opleggen van een maatregel.
3. Eiseres stelt zich op het standpunt dat – samengevat weergegeven – zij na de start van het traject bij WorkFast keurig op de afspraken aanwezig was of zich per e-mail daarvoor heeft afgemeld. Voor de afspraak van 30 mei 2016 heeft eiseres zich per e-mail ziek gemeld na eerdere vergeefse pogingen dit telefonisch te doen. Op 1 juni 2016 meldt zij per e-mail dat zij nog steeds ziek is. Eiseres is op de afspraak van 6 juni 2016 verschenen en zij heeft daarbij aangegeven dat zij op advies van de huisarts rust moet nemen. Ook op
14 juni 2016 meldt eiseres zich op advies van de huisarts ziek. Eiseres heeft verweerder op 25 juni 2016 gemaild dat zij een betaalde baan heeft gevonden. Vervolgens heeft verweerder voor het niet verschijnen op de afspraak van 27 juni 2016 een maatregel van 100% opgelegd. Volgens eiseres blijkt nergens uit dat deze afspraak en de afspraak van 24 juni 2016 is gemaakt. Eiseres verkeerde voorts in de veronderstelling dat zij niet meer naar WorkFast hoefde te gaan, omdat zij een betaalde baan had gevonden. Indien verweerder meende dat eiseres nog steeds had moeten meewerken aan het traject bij WorkFast, had dat duidelijk kenbaar gemaakt moeten worden, aldus eiseres. Eiseres stelt voorts dat zij nimmer een e-mail van Novon Schoonmaak, met daarin het aanbod voor een baan, heeft ontvangen. Gelet op het vorenstaande is geen sprake van een verwijtbare gedraging en heeft verweerder de maatregel ten onrechte opgelegd, aldus eiseres.
4. De rechtbank overweegt als volgt.
4.1
Ingevolge artikel 8, eerste lid, aanhef en onder a, van de Pw, stelt de gemeenteraad bij verordening regels met betrekking tot het verlagen van de bijstand, bedoeld in artikel 18, tweede lid en de periode van de verlaging van de bijstand, bedoeld in artikel 18, vijfde en zesde lid.
In artikel 9, eerste lid, aanhef en onder b, van de Pw, is bepaald dat de belanghebbende verplicht is gebruik te maken van een door het college aangeboden voorziening, waaronder begrepen sociale activering, gericht op arbeidsinschakeling, alsmede mee te werken aan een onderzoek naar zijn mogelijkheden tot arbeidsinschakeling.
Op grond van artikel 18, tweede lid, van de Pw, voor zover van belang, verlaagt het college de bijstand overeenkomstig de verordening bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, ter zake van het niet nakomen door de belanghebbende van de verplichtingen voortvloeiende uit deze wet.
Op grond van artikel 18, vierde lid, onder h, van de Pw, voor zover van belang, verlaagt het college in ieder geval de bijstand bij het niet gebruik maken van door het college aangeboden voorzieningen, waaronder begrepen sociale activering, gericht op arbeidsinschakeling.
Indien de belanghebbende een verplichting als bedoeld in het vierde lid niet nakomt, verlaagt het college volgens artikel 18, vijfde lid, de bijstand met 100% voor een bij de verordening, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onder a, vastgestelde periode van tenminste één maand en ten hoogste drie maanden.
Op grond van het negende lid ziet het college af van het opleggen van een maatregel, indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.
Op grond van het tiende lid stemt het college een op te leggen maatregel of een opgelegde maatregel af op de omstandigheden van de belanghebbende en diens mogelijkheden om middelen te verwerven, indien naar zijn oordeel, gelet op de bijzondere omstandigheden, dringende redenen daartoe noodzaken.
4.2
Verweerder heeft in dit geval toepassing gegeven aan de Maatregelenverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ Westerveld 2015 (Maatregelenverordening).
4.3
Eiseres is eerder bij besluit van 19 maart 2014 in het kader van een traject bij de NoordWestGroep gewezen op haar verplichting om gebruik te maken van voorzieningen gericht op participatie of arbeidsinschakeling die verweerder haar aanbiedt dan wel mee te werken aan een onderzoek naar haar mogelijkheden tot arbeidsparticipatie of arbeidsinschakeling. De rechtbank overweegt dat uit het procesdossier niet valt op te maken dat de afspraak van WorkFast met eiseres voor 24 juni 2016 daadwerkelijk is gemaakt. Wel staat vast dat WorkFast met eiseres een afspraak heeft gemaakt voor 27 juni 2016, dat zij van deze afspraak weet heeft gehad en dat zij niet is verschenen. Van een drietal eerdere afspraken met WorkFast staat vast dat eiseres daar weet van heeft gehad en dat zij zich per e-mail voor deze afspraken heeft afgemeld en dat dit niet overeenkomstig de haar bekende regel is dat zij zich telefonisch en voor 9:00 uur dient af te melden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres aldus niet voldaan aan de verplichting bedoeld in artikel 9, eerste lid, aanhef en onder b, van de Pw en was verweerder op grond hiervan gehouden met toepassing van artikel 18, vierde lid, aanhef en onder h, van de PW de bijstand van eiseres te verlagen, tenzij elke verwijtbaarheid ontbreekt.
4.4
De rechtbank ziet in dat het belang van afmelding per telefoon en van persoonlijk contact groot is. Deze werkwijze is erop gericht om deelnemers in contact te houden met WorkFast, te kunnen doorvragen naar de situatie en in onderling overleg een nieuwe afspraak te kunnen plannen. Eiseres heeft zich herhaaldelijk niet op de voorgeschreven wijze afgemeld. Ook is zij zonder kennisgeving niet verschenen op de afspraak van 27 juni 2016. Daarom oordeelt de rechtbank dat niet elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt. Verweerder heeft daarom, naar het oordeel van de rechtbank, terecht niet afgezien van het opleggen van de maatregel. De rechtbank ziet echter in de stukken en hetgeen ter zitting door eiseres is aangevoerd, voldoende aanknopingspunten de maatregel, ingevolge artikel 18, tiende lid, van de Pw, verder af stemmen op de omstandigheden van eiseres. Daarbij kent de rechtbank betekenis toe aan de omstandigheid dat het zich niet op de juiste wijze (in geval van eiseres: per e-mail) afmelden alsmede het niet verschijnen op de afspraak van 27 juni 2016 relatief kleine vergrijpen zijn, waartoe de maatregel van 100% verlaging gedurende één maand in geval van eiseres niet in redelijke verhouding staat.
4.5
Het beroep is dan ook gegrond. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen en het primaire besluit herroepen. De rechtbank ziet aanleiding om, met toepassing van artikel 8:72 Algemene wet bestuursrecht, zelf in de zaak te voorzien en bepaalt dat bijstandsuitkering van eiseres met ingang van 1 juli 2016 met 50% wordt verlaagd voor de duur van één maand.
5. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.485,00 (1 punt voor het indienen van een bezwaarschrift, 1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 495,00 en een wegingsfactor 1). Tevens bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
  • herroept het primaire besluit;
  • bepaalt dat bijstandsuitkering van eiseres met ingang van 1 juli 2016 met 50% wordt verlaagd voor de duur van één maand;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 1.485,00;
  • bepaalt dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 46,00 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.H. Banda, rechter, in aanwezigheid van
A. van den Ham, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.