De beoordeling van het geschil
14. Suntimes vordert in dit geding nakoming van de door partijen overeengekomen provisieafspraak, zoals die afspraak hiervoor onder 7. en 8. is aangehaald. Door
L.W. Holding is betwist dat partijen een aan Suntimes toekomende succesfee van 1,5% van de koopsom zijn overeengekomen.
15. In het samenstel van de hiervoor onder 7. en 8. aangehaalde afspraken van Suntimes en L.W. Holding is, naar het oordeel van de rechtbank, echter onmiskenbaar te lezen dat Suntimes jegens L.W. Holding rechten kan doen gelden op de Succesfee van voormeld percentage en te berekenen op de in die afspraken aangeduide wijze. Het is dus niet zo, dat dat percentage van 1,5% alleen is afgesproken door Suntimes en NHGP, hetgeen door
L.W. Holding als verweer is aangevoerd.
16. Het hoe en waarom van de tegenspraak van L.W. Holding, dat weliswaar een succesfee is overeengekomen, maar niet voor het percentage van 1,5% laat zich ook niet nader verklaren, nu dat percentage expliciet in de door partijen gemaakte afspraken is vastgelegd. Die tegenspraak van L.W. Holding is ter comparitie ook niet nader geadstrueerd met feiten/duidelijkheid, immers is gedaagde niet ter comparitie verschenen.
17. Dat Suntimes met als bedoeling om alsnog de openstaande posten van L.W. Holding betaald te krijgen, aangeboden heeft om (deels) genoegen te nemen met (een) lager(e) percentage(s), maakt niet dat Suntimes – nu geen vergelijk is bewerkstelligd – kort gezegd het recht heeft verspeeld om alsnog nakoming te eisen van de oorspronkelijk gemaakte afspraken over de hoogte van de succesfee. Daartoe is door L.W. Holding
- overigens - niet aangevoerd dat Suntimes op onmiskenbare wijze in onvoorwaardelijke zin afstand heeft gedaan van het overeengekomen recht om provisie te vragen tegen het tarief van 1,5%. Er is dan ook geen reden om L.W. Holding hier nog met enige bewijslast op te zadelen.
18. Indachtig voormelde te algemeen en te onbepaald gebleven tegenspraak van
L.W. Holding, dat een succesfee is overeengekomen van genoemde 1,5%, dient dat verweer van L.W. Holding te worden verworpen, en is er dus geen reden om L.W. Holding nog te belasten met het leveren van bewijs dat partijen (deels) alsnog/nader een lager percentage dan 1,5% zijn overeengekomen. Daartoe strekkende feiten zijn niet door L.W. Holding gesteld, en ook hier wreekt zich dat L.W. Holding niet ter comparitie is verschenen om haar standpunt te verduidelijken.
19. Hier verdient nog overweging dat L.W. Holding er kennelijk mee heeft ingestemd dat de afspraken van partijen werden vastgelegd in de Duitse taal. Dat L.W. Holding zich er thans op beroept de inhoud van die afspraken niet “te verstaan” komt in dat licht beschouwd onaannemelijk voor. Zulks brengt, naar het oordeel van de rechtbank, tevens mee dat in rechte niet de eis kan worden gesteld dat die producties hoe dan ook alsnog in het kader van alleen dit geding moeten worden vertaald: zie HR 15 januari 2016 (ECLI: NL:HR: 2016:65).
20. In de conclusie van antwoord onder 6. Is door L.W. Holding erkend dat zij de hier in dit geding aan de orde zijnde zonneparken – op welke verkopen Suntimes haar provisievorderingen heeft gebaseerd – heeft gekocht. L.W. Holding betwist dat Suntimes bij die aankopen door L.W. Holding“ een (initiërende) rol heeft gespeeld.
21. Uit productie 6 bij de dagvaarding blijkt overigens ook genoegzaam dat het
L.W. Holding is geweest die de hier aan de orde zijnde zonneparken heeft gekocht. Doorverkoop daarvan door L.W. Holding is, indachtig de daarover door partijen gemaakte afspraken, niet relevant voor het door Suntimes van L.W. Holding kunnen eisen van betaling van de overeengekomen succesfee, zie paragraaf 3 van het Geschäftsbesorgungsvertrag. Ook de stelling van L.W. Holding dat één zonnepark (Altentreptow) door haar samen met een andere partij is gekocht, kan haar niet baten, omdat de overeenkomst niet voorziet in die mogelijkheid; alleen L.W. Holding draait dan dus op voor de betaling van de provisie en zal zelfstandig moeten proberen een deel daarvan alsnog betaald te krijgen van de medekoper, die zich kennelijk die kosten heeft kunnen besparen.
22. Uit de producties 11 tot en met 18 en 21 bij de dagvaarding blijkt het volgende:
- Suntimes heeft voor alle vier zonneparken mappen aangemaakt in dropbox en heeft deze gedeeld met L.W. Holding/de heer Wieringa. In die mappen is zichtbaar gemaakt welke documenten Suntimes per zonnepark heeft verzameld/opgesteld en welke uitwerkingen zij daarvan heeft gemaakt. In het bijzonder ten behoeve van het (steeds) tijdig verkrijgen van de vereiste financiering door de desbetreffende bank van de aankoop, werd alles (steeds) uitvoerig gedocumenteerd door Suntimes;
- de vier zonneparken zijn door Suntime bezocht en daarvan zijn foto’s gemaakt en zijn exposés en prognoses van de resultaten van de te verwachten elektriciteitswinning opgesteld;
- het is steeds hierna geweest dat L.W. Holding tot aankoop van deze vier zonneparken is overgegaan.
23. Ter comparitie heeft Suntimes voormelde stellingname verder verduidelijkt en ook aannemelijk gemaakt, mede op basis van de bij dagvaarding in het geding gebrachte producties. De betreffende tegenspraak van L.W. Holding is algemeen van aard en niet adequaat gesubstantieerd. Door het niet-verschijnen ter comparitie, heeft L.W. Holding nagelaten deze stellingname scherper en meer inhoudelijk te maken, met name ook door nader en beter te stellen wanneer volgens L.W. Holding Suntimes, ondanks al haar inspanningen hier bij deze vier zonneparken, (toch) geen provisie toekomt, omdat dat in strijd zou zijn met de gemaakte afspraken. Zulks is niet adequaat gesteld en evenmin is van dergelijke afspraken adequaat bewijs aangeboden. De tegenspraak wordt thans als onvoldoende geoordeeld, met als resultaat dat voormelde stellingname van Suntimes voor juist moet worden gehouden, te weten dat zij voldoende inspanningen heeft verricht en dat mede daardoor L.W. Holding tot de koop is bewogen van die zonneparken.
24. Het is op de hiervoor overwogen wijze dat de rechtbank inhoud heeft gegeven aan het bepaalde in artikel 88 lid 4 van het Wetboek van Rechtsvordering, dat de rechter de bevoegdheid geeft om uit een niet-verschijnen ter comparitie de gevolgtrekking te maken die hij geraden acht. De advocaat van L.W. Holding wees hier al op, waaruit blijkt dat bij de afweging om in het geheel niet ter comparitie te verschijnen, de vervelende consequenties die de toepassing van dat artikel voor L.W. Holding kan hebben, kennelijk zijn meegenomen bij die afweging. Uit het hiervoor overwogene blijkt dat de rechtbank dat niet-verschijnen niet heeft aangemerkt als het door L.W. Holding prijsgeven van haar verweren.
25. De slotsom luidt dat de pro resto vordering van Suntimes op L.W. Holding voor toewijzing gereed ligt. Daarin zijn de (deel)betalingen van L.W. Holding aan Suntimes verwerkt. Tegen de berekening daarvan zijn door L.W. Holding ook geen bezwaren naar voren gebracht. Aldus wordt vanwege de daaraan verbonden opschortende voorwaarde niet toegekomen aan een beoordeling van de geheel voorwaardelijke vordering op NHGP. Dit betekent tevens dat hier in zoverre ook niet kan worden toegekomen aan een kostenveroordeling. Dit overigens ook niet omdat NHGP geen zelfstandige verweren heeft gevoerd. Daarover wordt dus niets beslist.
26. Terecht wordt door Suntimes de wettelijke handelsrente gevorderd op basis van artikel 6:119a van het Burgerlijk Wetboek. Immers is sprake van een “handelsovereenkomst”. Overeengekomen is dat de provisie moet zijn betaald binnen
10 dagen na de datum van ondertekening van de betreffende koopovereenkomst. Omdat door Suntimes niet per factuur is uitgesplist of en zo ja wat daarop dan in deelbetaling door
L.W. Holding is voldaan – immers enkel is gesteld dat door L.W. Holding in totaal
€ 36.600,- is voldaan op de hier aan de orde zijnde openstaande facturen – kan de renteveroordeling niet in de gevorderde zin worden toegewezen. Daarom zal die handelsrente worden toegewezen vanaf de dag van de dagvaarding, wat ten aanzien van de handelsrente ook subsidiair door Suntimes is gevorderd.
27. Ook de buitengerechtelijke incassokosten lenen zich voor toewijzing. Die kosten voldoen aan de hier aan te leggen dubbel redelijkheidstoets. Uit de stukken blijkt genoegzaam dat buitengerechtelijke inspanningen zijn verricht om van L.W. Holding betaling te verkrijgen op deze vordering.
28. L.W. Holding dient als de in het ongelijk gestelde partij te worden verwezen in de kosten die in dit geding zijn gevallen aan de zijde van Suntimes.