ECLI:NL:RBOVE:2017:848

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 februari 2017
Publicatiedatum
22 februari 2017
Zaaknummer
5650767 \ CV EXPL 17-203
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • G.G. Vermeulen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de gevorderde ontruiming in huurrechtelijke geschil

In deze zaak, die voor de Rechtbank Overijssel is behandeld, heeft de kantonrechter op 20 februari 2017 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de Christelijke Woningstichting De Goede Woning en een gedaagde huurder. De eisende partij, vertegenwoordigd door mr. R.M. Goeman, had een ontruiming van de woning van de gedaagde gevorderd, omdat er volgens hen sprake zou zijn van overlast. De gedaagde, vertegenwoordigd door mr. G.J. Ligtenberg, betwistte de beschuldigingen en stelde dat er geen objectieve gegevens waren die de claims van de eiseres ondersteunden.

De kantonrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de eiseres onvoldoende bewijs heeft geleverd voor de gestelde overlast. Hoewel er klachten waren geuit door buurtbewoners, ontbraken objectieve rapportages van de politie of zorginstellingen die deze klachten konden onderbouwen. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde zijn hele leven in de woning heeft gewoond en dat er niet snel geconcludeerd kan worden dat hij andere woonruimte moet aanvaarden. De vordering tot ontruiming werd afgewezen, omdat er geen voldoende aanleiding was om deze toe te wijzen.

De kantonrechter heeft wel aangegeven dat de situatie voor verbetering vatbaar is en heeft gesuggereerd dat partijen in gesprek gaan over mogelijke oplossingen. Eiseres werd veroordeeld in de proceskosten, omdat zij in het ongelijk was gesteld. Het vonnis benadrukt het belang van objectieve bewijsvoering in huurrechtelijke geschillen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer : 5650767 \ CV EXPL 17-203
Vonnis in kort geding van 20 februari 2017
in de zaak van
de stichting
CHRISTELIJKE WONINGSTICHTING DE GOEDE WONING,
gevestigd en kantoorhoudende te Rijssen,
eisende partij,
gemachtigde: mr. R.M. Goeman, advocaat te Woerden,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. G.J. Ligtenberg, advocaat te Almelo.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 30 januari 2017;
- de akte uitlating van eiseres van 16 februari 2017.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
De kantonrechter heeft bij tussenvonnis van 30 januari 2017 eiseres opgedragen een nadere rapportage van CIZ of Dimence in het geding te brengen waarin de medische- en woonsituatie van gedaagde wordt omschreven en/of wordt ingegaan op de vraag welke voorstellen aan gedaagde gedaan kunnen worden.
2.2.
Eiseres heeft bij haar akte wel aangegeven dat andere, naar haar mening meer passende woonruimte voor gedaagde beschikbaar is, maar heeft geen informatie van CIZ of Dimence verstrekt.
2.3.
De kantonrechter is van oordeel dat op grond van de thans voorhanden gegevens onvoldoende aanleiding bestaat om de vordering van eiseres toe te wijzen. Gedaagde woont reeds zijn gehele leven in de woning zodat niet al te snel mag worden vastgesteld dat hij andere woonruimte moet aanvaarden omdat hij volgens buurtbewoners voor overlast zorgt en zorgt voor een onplezierig woonklimaat. Wel is sprake van een spoedeisend belang aan de zijde van eiseres. Dit volgt uit de aard van de vordering.
2.4.
Het belang van gedaagde zal moeten worden afgewogen tegen het belang van eiseres. In dit kader is van belang dat zijdens eiseres vele klachten zijn geuit, bedreiging, mishandeling, in blote kont voor het raam staan, gooien van ontbijtkoek met rattengif, maar deze klachten niet dan wel nauwelijks worden ondersteund door objectieve gegevens. Bijvoorbeeld ontbreken rapportages van de politie dan wel zorginstellingen omtrent die klachten. Aldus is door eiseres niet aannemelijk gemaakt, aan de hand van objectieve feiten, dat sprake is van structurele overlast. Er is slechts één aangifte van de buurjongen tegen gedaagde van bedreiging door gedaagde. Ook is, gezien de tijdspanne van vele jaren, niet sprake van een groot aantal klachten. Dat dit komt omdat de buurtbewoners lange tijd veel van gedaagde hebben verdragen, zoals eiseres stelt, doet hier niet aan af. Gedaagde op zijn beurt betwist de feiten waarvan hij wordt beschuldigd en stelt dat sprake is van stemmingmakerij tegen hem. In deze omstandigheden valt niet uit te maken welke partij het gelijk aan haar zijde heeft. Dit leidt ertoe dat de vordering zoals deze thans is ingesteld, moet worden afgewezen.
2.5.
De kantonrechter overweegt dat wel duidelijk is geworden dat de situatie aan [adres 1] te wensen overlaat zodat wenselijk lijkt dat partijen in gesprek gaan en wellicht ook onderzocht wordt of gedaagde in een andere woning beter op zijn plek is. Eiseres heeft in dit kader gemotiveerd naar voren gebracht dat een woning beschikbaar is aan [adres 2] te [plaats] en deze woning meer geschikt is voor gedaagde. Echter voor een gedwongen ontruiming bestaat, op grond van de objectieve gegevens, thans geen aanleiding.
2.6.
Niet geoordeeld kan worden dat sprake is van dusdanige overlast dat de gevorderde ontruiming moet worden toegewezen. De vordering dient daarom te worden afgewezen.
2.7.
Eiseres zal, als de in het ongelijk gestelde partij, veroordeeld worden in de kosten van deze procedure.

3.De beslissing in kort geding

De kantonrechter;
3.1.
Wijst de vordering af.
3.2.
Veroordeelt eiseres in de kosten van deze procedure tot op heden aan de zijde van gedaagde begroot op € 400,00.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. G.G. Vermeulen, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 20 februari 2017.