Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.De procedure
- de dagvaarding met de producties 1 tot en met 7
- de producties 1 en 2 van [gedaagde]
- de akte houdende vermeerdering van eis tevens aanvullende producties met productie 8 van [eiser]
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van [eiser]
- de pleitnota van [gedaagde] .
2.De feiten
- De betwiste handtekening bevat in kwalitatief en kwantitatief opzicht voldoende enkele specifieke kenmerken om een schriftvergelijkend onderzoek ter beantwoording van de onderzoeksvraag mogelijk te maken.
- Bij analyse van de betwiste handtekening is vastgesteld dat de aard, kwaliteit en kwantiteit van de voor identificatie in aanmerking komende elementen in de betwiste handtekening zodanig zijn, dat gesproken kan worden van een beperkt complexe bewegingscoördinatie.
3.Het geschil
althans afschriften van zijn Nederlandse paspoort, Nederlandse identiteitskaart, Nederlandse rijbewijs, Afghaanse diploma’s en overige formulieren en brieven met daarop duidelijk zichtbaar zijn handtekening binnen 24 uur na het te wijzen vonnis aan gedaagde ter beschikking stelt, dan wel rechtstreeks aan de deskundige van het NFO zal toezenden,
4.De beoordeling
[gedaagde] bestrijdt dat [eiser] een spoedeisend belang heeft bij zijn vorderingen. Volgens [gedaagde] kan [eiser] de uitkomst van de reeds aanhangige bodemprocedure afwachten. Daarnaast betoogt [gedaagde] dat hij onder de gegeven omstandigheden niet verplicht is mee te werken aan een eenzijdig geëntameerd deskundigenonderzoek.
op dit momentgeen aanleiding te zien om zelf tot benoeming van een handschriftdeskundige over te gaan. Anders dan [eiser] kennelijk meent, bestaat daarmee de mogelijkheid dat de bodemrechter op een later moment alsnog een deskundigenonderzoek zal gelasten. Als de bodemrechter daartoe overgaat, is [gedaagde] ingevolge artikel 198 lid 3 Rv gehouden om aan dit onderzoek mee te werken.
In de mogelijkheid dat de bodemrechter ook kan besluiten om geen handschriftdeskundige te benoemen kan evenmin een spoedeisend belang worden gevonden. In dat geval is de bodemrechter kennelijk van oordeel dat een handschriftonderzoek, waaraan partijen verplicht dienen mee te werken, voor de beoordeling van de hoofdzaak niet is aangewezen. [eiser] kan bovendien tegen een hem onwelgevallig vonnis in hoger beroep.
De omstandigheid dat de bodemrechter in het tussenvonnis heeft opgemerkt dat [eiser] desgewenst zelf een deskundigenrapport met betrekking tot de echtheid van de handtekening in het geding kan brengen, maakt het voorgaande niet anders. Mede gelet op het belang van [gedaagde] om de uitkomst van de bodemprocedure af te wachten, volgt uit het voorgaande dat van een spoedeisend belang van [eiser] bij het gevorderde onvoldoende is gebleken. Dit betekent dat de vordering voor afwijzing gereed ligt.
816,00