ECLI:NL:RBOVE:2018:1173

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
10 april 2018
Publicatiedatum
10 april 2018
Zaaknummer
08/770221-17 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor openlijke geweldpleging in vereniging met een vuurwapen

Op 10 april 2018 heeft de Rechtbank Overijssel in Almelo uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 45-jarige man uit Enschede, die werd beschuldigd van openlijke geweldpleging in vereniging. De zaak kwam voor de rechtbank naar aanleiding van een incident op 9 juli 2017, waarbij de verdachte samen met zijn zoon en een collega naar de woning van het slachtoffer reed na een beledigende confrontatie op straat. Tijdens deze confrontatie, die plaatsvond op de Gerststraat in Enschede, ontstond een vechtpartij waarbij de verdachte en zijn medeverdachten het slachtoffer hebben geslagen en gestompt. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet bewezen kon worden dat hij opzettelijk behulpzaam was bij een poging tot moord of zware mishandeling, maar dat hij wel schuldig was aan openlijke geweldpleging. De rechtbank vond dat de verdachte door zijn aanwezigheid en gedragingen een significante bijdrage had geleverd aan het geweld. De officier van justitie had een taakstraf geëist, maar de rechtbank legde uiteindelijk een gevangenisstraf van één maand op, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest had doorgebracht. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit, dat zich op een openbare plaats had afgespeeld en de impact die dit heeft op de veiligheid in de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/770221-17 (P)
Datum vonnis: 10 april 2018
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1972 in [geboorteplaats] ,
wonende te [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 27 maart 2018.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. L. Grooters en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. J. Michels, advocaat te Oldenzaal, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:opzettelijk behulpzaam is geweest bij een poging om [slachtoffer ] van het leven te beroven dan wel behulpzaam is geweest bij een poging om [slachtoffer ] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen;
feit 2:openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer ]
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
[medeverdachte] op of omstreeks 9 juli 2017 in de gemeente Enschede, althans in
Nederland,
ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om [slachtoffer ] opzettelijk van het
leven te beroven,
met dat opzet een pistool, in elk geval een vuurwapen, heeft gepakt en/of
(vervolgens) (telkens) met voornoemd pistool meermalen, althans eenmaal, heeft
geschoten op en/of in de richting van die [slachtoffer ] en/of
(vervolgens) die [slachtoffer ] heeft achtervolgd terwijl deze wegrende en/of tijdens
het achtervolgen meermalen, althans eenmaal, met voornoemd pistool op en/of in
de richting van die [slachtoffer ] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
bij en/of tot welk feit verdachte op of omstreeks 9 juli 2017 in de gemeente
Enschede, althans in Nederland,
opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen of
inlichtingen heeft verschaft door:
- met die [medeverdachte] met een auto naar de plaats des misdrijfs mee te rijden en/of
- ( vervolgens) (samen met die [medeverdachte] ) die [slachtoffer ] te slaan en/of te
stompen en/of
- ( vervolgens) te roepen 'schiet' en/of
- ( vervolgens) in de nabijheid van die [medeverdachte] te blijven en/of
- ( vervolgens) met die [medeverdachte] weg te rijden;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
[medeverdachte] op of omstreeks 9 juli 2017 in de gemeente Enschede, althans in
Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer ]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met dat opzet een pistool, in elk geval een vuurwapen, heeft gepakt en/of
(vervolgens) (telkens) met voornoemd pistool meermalen, althans eenmaal, heeft
geschoten op en/of in de richting van die [slachtoffer ] en/of
(vervolgens) die [slachtoffer ] heeft achtervolgd terwijl deze wegrende en/of tijdens
het achtervolgen
meermalen, althans eenmaal, met voornoemd pistool op en/of in de richting van
die [slachtoffer ] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen
misdrijf niet is voltooid,
bij en/of tot welk feit verdachte op of omstreeks 9 juli 2017 in de gemeente
Enschede, althans in Nederland,
opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen of
inlichtingen heeft verschaft door:
- met die [medeverdachte] met een auto naar de plaats des misdrijfs mee te rijden en/of
- ( vervolgens) (samen met die [medeverdachte] ) die [slachtoffer ] te slaan en/of te
stompen en/of
- ( vervolgens) te roepen 'schiet' en/of
- ( vervolgens) in de nabijheid van die [medeverdachte] te blijven en/of
- ( vervolgens) met die [medeverdachte] weg te rijden;
2.
hij op of omstreeks 9 juli 2017 in de gemeente Enschede, althans in Nederland,
met een ander of anderen, openlijk, te weten in een voor het publiek
toegankelijke plaats of in een voor het publiek toegankelijke ruimte,
te weten de Gerststraat te Enschede,
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer ] ,
welk geweld bestond uit het meermalen, althans eenmaal,
slaan en/of stompen tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer ]
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Feit 1
4.1.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan. Het enkele wegrijden met de schutter van de plaats delict, zonder andere bijkomende feiten en omstandigheden is onvoldoende om te kunnen spreken van medeplichtigheid, aldus de officier van justitie.
4.1.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken.
4.1.3
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van de inhoud van het dossier en de behandeling ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat verdachte op 9 juli 2017 samen met zijn zoon [medeverdachte] en een collega, [naam] , naar de woning van [slachtoffer ] is gereden. Ook kan worden vastgesteld dat er voor de woning van [slachtoffer ] een worsteling is ontstaan waarbij de zoon van verdachte in de richting van [slachtoffer ] heeft geschoten, waarbij [slachtoffer ] gewond is geraakt aan zijn bil. De rechtbank is echter van oordeel dat het bewijs ontbreekt dat verdachte, al dan niet voorwaardelijk, opzet heeft gehad om zijn zoon behulpzaam te zijn bij het om het leven brengen van dan wel zwaar letsel toebrengen aan die [slachtoffer ] .
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1 primair en subsidiair is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
4.2
Feit 2
4.2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de openlijke geweldpleging direct voorafgaande aan de schietpartij.
4.2.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat niet kan worden bewezen dat verdachte in vereniging geweld heeft gepleegd. Verdachte heeft [slachtoffer ] willen aanspreken op zijn gedrag en heeft hierbij niet kunnen voorzien dat de gevolgen van het aanspreken van die [slachtoffer ] zo desastreus zouden zijn. Verdachte ontkent te hebben geslagen en zegt dat er enkel sprake was van duw- en trekwerk.
4.2.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft verklaard dat hij op 9 juli 2017 samen met zijn familie, waaronder zijn zoon en medeverdachte [medeverdachte] , op een terras in Enschede zat. Aangever [slachtoffer ] kwam langs en spuugde in hun richting, wat zij als zeer beledigend hebben opgevat.
Verdachte is daarna samen met zijn zoon en een collega, [naam] , naar de woning van aangever [slachtoffer ] aan de [adres 2] gereden om verhaal te halen. Verdachte heeft ter zitting erkend dat hij bij de confrontatie die volgde, [slachtoffer ] heeft weggeduwd.
De rechtbank overweegt dat iemand zich schuldig maakt aan het in vereniging plegen van (openlijk) geweld, indien hij opzet heeft op het in vereniging plegen van (openlijk) geweld en een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld; deze bijdrage hoeft geen gewelddadige handeling te zijn.
In dat verband stelt de rechtbank op basis van het dossier het volgende vast.
Nadat [slachtoffer ] richting verdachte heeft gespuugd, rijdt verdachte als bestuurder van zijn auto met daarin zijn zoon en collega [naam] naar de woning van [slachtoffer ] . Zij komen daar met hoge snelheid aan. Aangekomen bij [slachtoffer ] woning, stappen alle drie de mannen uit en begeven zich onmiddellijk in de richting van de buiten voor zijn woning op een bankje zittende [slachtoffer ] . Het is verdachte die [slachtoffer ] als eerste aanspreekt op zijn gedrag. Uiteindelijk ontaardt het “verhaal halen” in duw- en trekwerk, een worsteling, slaan, en stompen op het hoofd van [slachtoffer ] . Dit heeft plaatsgevonden op de openbare weg.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de voorgeschiedenis die zich tussen verdachte en [slachtoffer ] heeft afgespeeld, zoals genoegzaam uit het dossier blijkt, verdachte er rekening mee moest houden dat onder de hiervoor geschetste omstandigheden de situatie zou escaleren, terwijl, op het moment dat zijn zoon begint te slaan, hij zich niet onmiddellijk van de fysieke confrontatie heeft gedistantieerd. Door zijn aanwezigheid en gedragingen heeft verdachte enerzijds bijgedragen aan een getalsmatige versterking, waardoor [slachtoffer ] in de veronderstelling verkeerde dat hij niet uitsluitend door [medeverdachte] werd aangevallen, en anderzijds aan een sfeer van ontremming waarin anderen tot geweld overgaan. Voorts hebben zowel [slachtoffer ] als zijn vrouw, getuige [getuige 1] , verklaard dat verdachte heeft bijgedragen aan het geweld door te duwen en te trekken [1] . Ook verdachtes zoon [medeverdachte] verklaart tegenover de politie dat er sprake was van duwen en trekken tussen [slachtoffer ] en zijn vader. Daarnaast verklaart [naam] dat hij verdachte richting [slachtoffer ] heeft zien uithalen. En getuige [getuige 2] verklaart dat hij de bestuurder “fysiek bezig” heeft gezien.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op voornoemde omstandigheden verdachte deel heeft uitgemaakt van een groep die geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer ] . Verdachte heeft door de hiervoor omschreven omstandigheden een significante bijdrage geleverd aan de ontstane vechtpartij en het daarbij gebruikte geweld. Derhalve kan wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de hem ten laste gelegde openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer ] .
4.3
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 9 juli 2017 in de gemeente Enschede met een ander openlijk, te weten op een voor het publiek toegankelijke plaats, de Gerststraat, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer ] , welk geweld bestond uit slaan en uit het stompen tegen het hoofd van die [slachtoffer ] .
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 2
het misdrijf: openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 150 uren subsidiair 75 dagen hechtenis.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich subsidiair op het standpunt gesteld dat aan verdachte een taakstraf van 150 uur met aftrek van de tijd, 45 dagen, die verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen.
De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan openlijk geweld en daarmee inbreuk gemaakt op de persoonlijke integriteit van het slachtoffer. Dit is een ernstig feit omdat het zich op de openbare weg heeft afgespeeld en heeft bijgedragen aan de escalatie die er op is gevolgd, waarbij uiteindelijk met een vuurwapen is geschoten. Dergelijke feiten hebben niet alleen vaak veel impact op degenen die er zicht op hebben gehad, maar ook tasten zij de algemene gevoelens van veiligheid van de samenleving aan.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmaat verder acht geslagen op de oriëntatiepunten die zijn vastgesteld door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) voor zover die gelden voor het feit in deze zaak.
De rechtbank heeft mede in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het uittreksel uit de justitiële documentatie van 16 februari 2018, niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
De rechtbank is van oordeel dat, alles afwegende, oplegging van een gevangenisstraf van na te melden duur, met aftrek van de in voorarrest doorgebrachte tijd, passend en geboden is.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel. Daarnaast berust deze beslissing op artikel 27 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 2 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:

feit 2: openlijk geweld plegen tegen personen;

strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 2 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
één maand;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Peper, voorzitter, mr. G.J. Stoové en
mr. F.H.W. Teekman, rechters, in tegenwoordigheid van Z. Demir, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 10 april 2018.
Buiten staat
Mr. Peper is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer ] van 11 juli 2017, pagina 89.