3.3.2.Op verzoek van NPB heeft een voorlopig getuigenverhoor plaatsgevonden op de data 3 oktober 2017 en 31 oktober 2017. De voorgebrachte getuigen hebben waar het betreft de “Verkrijgingsovereenkomst” onder meer als volgt verklaard.
[gedaagde]
“
(..) U vraagt mij naar de splitsing in 1999. (…)
Ik heb nooit met [naam 1] zelf gesproken over de splitsing. Hij stuurde zijn commissaris/ advocaat Mr. [naam 2] . Mr. [naam 2] heeft voorgesteld te splitsen. (…)
Ik weet niet meer precies hoe de splitsing is gegaan. Er kwam een protocol en wij moesten om en om kiezen tussen de activa. (…)
Ik kan mij herinneren dat wij op enig moment om en om aan het kiezen waren, dat ik aan de beurt was en dat ik voor [naam 5] koos. [naam 1] ging toen over de rooie, ik weet nog steeds niet waarom. Vervolgens lag alles stil. [naam 1] stuurde Mr. [naam 2] om het conflict op te lossen. Hij stelde voor dat [naam 5] bij helfte zou worden verdeeld en bood aan dat ik dan het chalet kreeg, als smeerolie. Ik vond dat geen goede deal, maar heb het wel geaccepteerd. (…)
Ik heb geen idee hoe de verkrijgingsovereenkomst tot stand is gekomen. Ik herinner mij niet wanneer ik de overeenkomst voor het eerst onder ogen kreeg en dat ik hem toen gezien heb. Ik zal de overeenkomst toen echter zeker gezien hebben. (…) Ik weet niet of er concepten van de verkrijgingsovereenkomst zijn gewisseld, of er concepten zijn voorgelegd aan [naam 1] , of er aantekeningen zijn van overleg over de verkrijgingsovereenkomst en of daar brieven van zijn. De stukken zijn bij de FIOD (…) Ik weet niet of Mr. [naam 2] de verkrijgingsovereenkomst heeft opgesteld. (…)
U houdt mij de verkrijgingsovereenkomst voor. De handtekeningen bij mijn naam zijn mijn handtekeningen. Ik weet niet meer wanneer ik de handtekening heb gezet, het zal gezien de datum van de overeenkomst wel omstreeks 11 augustus 1999 zijn. Ik weet niet of de handtekeningen bij de naam [naam 3] haar handtekening is. Ik weet niet wanneer zij de overeenkomst heeft getekend en of dat in mijn aanwezigheid was. (…) Ik weet niet of ik de inhoud van de overeenkomst met [naam 3] heb besproken en of ik verder met haar over deze overeenkomst heb gesproken. Dat laatste is wel aannemelijk, het chalet ging immers naar NEBO Vastgoed B.V. en zij was daar directeur van. Ik heb haar medegedeeld dat het chalet naar NEBO Vastgoed B.V. ging. (…)
Ik weet niet waarom de deal omtrent het chalet afzonderlijk is vastgelegd. (…) Ik weet niet waarom het chalet aan NEBO Vastgoed B.V. is toebedeeld. Ik weet dat ik toen de meerderheid van de aandelen van die vennootschap had. (…)
Ik heb nooit met Holdingmaatschappij [bedrijf] over een beheersvergoeding gesproken.
Ik heb geen contact met Holdingmaatschappij [bedrijf] gehad over het gebruik, de huur en het beheer van het chalet. Wel zijn er facturen van mijn administratie doorgestuurd. (…)
Ik heb geen idee waarom ik namens NPB Ontwikkeling B.V. tekende en niet [naam 1] . [naam 2] heeft dat zo voorgesteld. Ik vertrouwde hem. Ik had overigens een volmacht van [naam 1] voor NPB Ontwikkeling B.V. (…)”
[ex-vriendin gedaagde]
“
(…)
De Rechter-Commissaris houdt mij de verkrijgingsovereenkomst voor: daar staat niet mijn handtekening onder. (…)
U houdt mij voor dat [naam 1] mij in februari 2016 heeft verzocht mijn aandeel in het chalet over te dragen. (…) Ik heb in een e-mail aan [naam 1] geschreven dat de door hem genoemde rechten waren komen te vervallen.
Ik bedoel daarmee dat er een splitsing was geweest en dat het huis op naam van NEBO of [gedaagde] was gezet (…).
Van de splitsing en het op naam stellen van het chalet had ik gehoord van [gedaagde] .”
[naam 3]
“
(…)
U houdt mij de verkrijgingsovereenkomst voor. (…) Ik zie de overeenkomst nu voor het eerst. Ik zal de overeenkomst wel eerder hebben gezien, want mijn handtekening staat eronder. Ik heb geen herinnering aan het tekenen van de overeenkomst. De parafen en de handtekening op de overeenkomst zijn van mij. (…) [gedaagde] regelde alles. (…)
Ik weet niet meer of ik met iemand over de inhoud van de overeenkomst heb gesproken en of ik de overeenkomst heb gelezen voordat ik deze tekende.
Ik was in de periode van 1999 tot 2011 enig bestuurder van NEBO Vastgoed B.V.. [gedaagde] was daarvan aandeelhouder. (…)
[gedaagde] heeft mij verteld dat het chalet op naam van NEBO Vastgoed B.V. zou komen en ik heb daar op goed vertrouwen mee ingestemd. (…)
Ik weet niet of ik in 1999 de volmacht van 6 mei 1994 heb gezien en gecontroleerd. (…)
U houdt mij voor dat in de verkrijgingsovereenkomst wordt verwezen naar de overeenkomst van 7 oktober 1997, die integraal van NPB Ontwikkeling B.V. naar NEBO Vastgoed B.V. zou overgaan. Ik weet niet of ik die overeenkomst toen heb opgevraagd.
Ik weet niet welke rechten en verplichtingen op grond van die overeenkomst op NEBO Vastgoed B.V. zouden overgaan. (…) Ik weet niet of en zo ja, hoe de vordering van NEBO Vastgoed B.V. terzake van de huur in de administratie is verwerkt. [gedaagde] regelde alles. Ik weet niet hoe de eigendom van het chalet in de jaarrekening van NEBO Vastgoed is verwerkt. Dat regelde [gedaagde] . (…)”
[naam 6]
“
(…)
Ik heb ongetwijfeld meegewerkt aan het protocol in het kader van de splitsing tussen [naam 1] en [gedaagde] . Ik deed dat samen met Mr. [naam 2] en met de input van partijen. (…) Mij staat bij dat een aantal zaken van [naam 1] en [gedaagde] onverdeeld zou blijven. Voor zover ik weet zou het chalet in Zwitserland buiten de verdeling blijven. (…)
[gedaagde] heeft mij niet verteld dat het chalet in Zwitserland zou worden toebedeeld aan hem of NEBO Vastgoed B.V.. Het was mij niet bekend dat het chalet betrokken zou zijn in de verdeling. (…) Mr. [naam 2] heeft mij niets verteld over een overleg in 1999 over het chalet.
In de zomer van 1999 was volgens mij alles al verdeeld, er was toen geen stagnatie in het verdelingsproces. (…)
Mr. [naam 2] trad niet op als advocaat, maar als adviseur van [naam 1] en als bemiddelaar tussen partijen. (…)”
[naam 7]
“
(…)
Het klopt dat ik per 1 juli 2011 statutair bestuurder van NEBO VASTGOED B.V. ben (…). [gedaagde] is enig aandeelhouder van NEBO VASTGOED B.V. Bij mijn aantreden als statutair bestuurder heb ik in de administratie (…) geen aanmerkingen[lees: aanwijzingen]
gevonden dat zij eigenaar van het chalet in Zwitserland was. Ik ben daar wel door mevrouw [naam 3] over geïnformeerd. (…) Ik heb de jaarrekeningen over de periode voor 2011 niet bekeken, de jaarrekeningen van de jaren daarna wel.
(…) In de jaarrekeningen (…) van 2010 en later is de eigendom van het chalet niet verantwoord. Het chalet stond ook niet in de administratie. De juridische eigendom stond immers op naam van de persoon, NEBO VASTGOED B.V. had alleen de economische eigendom.
U houd mij de verkrijgingsovereenkomst voor van 11 augustus 1999. (…) Ik heb die overeenkomst globaal bekeken, de verwijzing naar de overeenkomst van 7 oktober 1997 is mij niet opgevallen. Ik ken die laatste overeenkomst niet. Ik weet niet welke rechten en verplichtingen als genoemd in de overeenkomst op NEBO VASTGOED B.V. zijn overgegaan. Ik weet ook niet hoe ik als bestuurder heb gezorgd voor de naleving van die rechten en verplichtingen. (…)
Ik ga ervanuit dat het chalet verzekerd is. Ik heb daar zelf niet voor gezorgd, ik heb daar geen aandacht aan besteed. Ik durf niet te zeggen of in de jaarrekening van NEBO VASTGOED B.V. de huurvergoeding van [bedrijf] is opgenomen. (…)”
[naam 1]
(…)
In het najaar van 1998 zijn wij begonnen met het overleg over een splitsing. Mr. [naam 2] was daarbij een vertrouwenspersoon voor [gedaagde] en mij. (…) Eind 1998 is een protocol opgesteld, in februari 1999 was dat protocol rond. (…)
Het verhaal van [gedaagde] dat hij in de zomer van 1999 in het kader van de splitsing [naam 5] had gekozen en ik daarover erg boos werd, is klinkklare onzin. In 1998 stond al in het protocol dat [naam 5] onverdeeld zou blijven, ik heb in dat kader de helft van mijn bouwclaim ingeleverd (…). In maart 1999 was de hele splitsing al achter de rug. (…)
Ik heb mr. [naam 2] niet verzocht om in overleg te treden met [gedaagde] om een impasse te doorbreken: er bestond namelijk helemaal geen impasse. Ik heb mr. [naam 2] niet gevraagd om [gedaagde] als ruilobject het chalet aan te bieden. Mr. [naam 2] heeft mij ook niet laten weten dat hij in de zomer van 1999 overleg heeft gevoerd met [gedaagde] over het chalet of [naam 5] . (…) Ik heb mr. [naam 2] geen volmacht verleend om namens mij of Holdingmaatschappij [bedrijf] afspraken te maken met betrekking tot het chalet.
U houdt mij voor de verkrijgingsovereenkomst van 11 augustus 1999. Ik heb die toen niet gezien. Noch [gedaagde] noch mr. [naam 2] heeft mij die ooit getoond of verstrekt. (…) Ik zag hem voor het eerst toen [gedaagde] zou tekenen om afstand te doen van het chalet, op het kantoor van mr. Van der Hel. Dat was in het voorjaar van 2017. (…) Ten tijde van de splitsing bestond NEBO VASTGOED B.V. niet. (…) Wij hebben NPB ontwikkeling B.V. niet gesplitst omdat daar een paar grondposities zonder bouwpotentie in zaten en het chalet. Verdeling van het chalet zou de hele splitsing getraineerd hebben.
Voor het faillissement van de MEGAHOME vennootschappen heeft [gedaagde] nooit iets gezegd over de overdracht van economische eigendom van het chalet aan NEBO VASTGOED B.V. (…)
De volmacht aan [gedaagde] van 6 mei 1994 was alleen bedoeld voor de gezamenlijke verwerving van grondposities: hij kon dan bij de boeren gelijk namens mij tekenen. (…) de volmacht was niet bedoeld om over het chalet in Fiesch te beschikken, daar had ik zelf ook wel voor kunnen tekenen.
De benedenverdieping van het chalet in Fiesch heb ik tot op heden in gebruik. Ik heb hier nooit contact over gehad met NEBO VASTGOED B.V. (…) Ik twijfel aan de authenticiteit van de verkrijgingsovereenkomst. (…) Mr. [naam 2] liet mij ook altijd tekenen. Verder dateert het contract van na de splitsing. Ik vermoed dan ook dat de overeenkomst is opgesteld na de dood van mr. [naam 2] . (…)
Ik heb de volmacht van 6 mei 1994 niet ingetrokken. Ik ga ervanuit dat die volmacht na de splitsing niet meer wordt gebruikt, dat zou niet fatsoenlijk zijn. (…)”
[naam 8]
“
(…)
Ik ben bekend met het splitsingsprotocol. (…)
Het is niet juist dat [gedaagde] [naam 5] koos bij de splitsing. (…) Op [naam 5] rustte een financiering van ABP, het project was binnen het protocol aangewezen om onverdeeld te blijven net als de andere ABP projecten. Er ontstond dus geen impasse over [naam 5] . (…) Mr. [naam 2] , [naam 1] noch [gedaagde] heeft mij tijdens het kiesproces erover geïnformeerd dat de economische eigendom van chalet aan NEBO VASTGOED B.V. zou worden overgedragen.
(…)
Ik heb tijdens het kiesproces en daarna zowel per fax als telefonisch contact gehad met [gedaagde] over de verdeelde en de te verdelen projecten. Ik heb ook met hem om tafel gezeten. Hij heeft daarbij nooit iets gezegd over de overdracht van de economische eigendom van het chalet. Voor het faillissement van de MEGAHOME vennootschappen had ik nooit iets vernomen over die overdracht. (…)
U houdt mij voor dat op 13 september 1999 de notariële akte van splitsing is verleden. U vraagt mij of mij bekend is dat er vlak voor dat moment een kink in de kabel kwam. Dat is mij niet bekend. De laatste keuze heeft eind maart 1999 plaatsgevonden. (…)”
[naam 9]
“
(…)
Ten tijde van de splitsing was ik financieel directeur van Holdingmaatschappij [bedrijf] . (…) Ik was in die tijd betrokken bij de dossiervorming en was op de hoogte van de afspraken en de voortgang in het kiesproces. (…)
[naam 5] was een heel interessant project. Er zijn projecten geweest die onverdeeld zijn gebleven, [naam 5] was daar een van. Ik denk dat [naam 5] later verdeeld is. Ten aanzien van [naam 5] is er ruim na de splitsing een impasse geweest, dat was jaren daarna. (…) [gedaagde] heeft ten tijde van de splitsing niets over het chalet gezegd en ook niet over overdracht van de economische eigendom aan NEBO VASTGOED B.V. (…)
Om uit voornoemde impasse te komen hebben beide partijen een deel van het project in [naam 5] gekozen. (…) Het is mij niet bekend of mr. [naam 2] in verband met de impasse overleg heeft gehad met [gedaagde] . Mr. [naam 2] en [naam 1] hebben mij nooit verteld in het kader van de splitsing over een overdracht van economische eigendom aan NEBO VASTGOED B.V. (…)
U houdt mij voor de verkrijgingsovereenkomst van 11 augustus 1999. (…) Als dit klopt, dan staat het economisch bezit al 18 jaar verkeerd op de jaarrekening. Ik kan mij niet herinneren dat Holdingmaatschappij [bedrijf] de in de overeenkomst genoemde huurpenningen heeft overgemaakt. (…)”
Voormelde getuigen zijn allen op verzoek van NPB gehoord. [gedaagde] heeft afgezien van contra-enquête.