10.De beslissing
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het misdrijf: oplichting;
feit 2
het misdrijf: oplichting, meermalen gepleegd;
feit 3
het misdrijf: een gewoonte maken van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich of een ander de beschikking over die goederen te verzekeren;
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde;
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[bedrijf 5]van een bedrag van
€ 28.582,49, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 mei 2010;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 28.582,49,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 mei 2010 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van
110 dagenzal worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- wijst af het meer of anders gevorderde;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer 2]van een bedrag van
€ 6.530,23, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 april 2010;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 6.530,23,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 april 2010 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van
33 dagenzal worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij:
[slachtoffer 3], in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- bepaalt dat de benadeelde partij:
[slachtoffer 4], in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer 5]van een bedrag van
€ 1.050,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 oktober 2013;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 1.050,--,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 oktober 2013 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van
20 dagenzal worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer 6]van een bedrag van
€ 2.500,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 februari 2014;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 2.500,--,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 februari 2014 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van
27 dagenzal worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer 7]van een bedrag van
€ 4.100,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 oktober 2013;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 4.100,--,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 oktober 2013 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van
45 dagenzal worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- wijst af het meer of anders gevorderde;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[bedrijf 4] VOFvan een bedrag van
€ 35.863,81, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 maart 2014;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 35.863,81,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 maart 2014 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van
110 dagenzal worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij: [bedrijf 4] VOF, voor een deel van € 6.224,30 niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[bedrijf 5]van een bedrag van
€ 1.172,49, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 februari 2014;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 1.808,25,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 februari 2014 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van
20 dagenzal worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij: Aram Troost, voor een deel van € 250,-- niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Venekatte, voorzitter, mr. K.J. Haarhuis en mr. C.C.S Bordenga-Koppes, rechters, in tegenwoordigheid van H.J. Seuters, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 20 april 2018.
Buiten staat
Mrs. Haarhuis en Bordenga-Koppes zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie-eenheid Oost-Nederland, district Twente, districtsrecherche met dossiernummer ON2R015136. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Ten aanzien van de feiten 1 en 2
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [bedrijf 5] van 27 mei 2010, pagina’s 275 tot en met 277, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever:
Eind januari of begin februari 2010 stond er een vertegenwoordiger van de firma [bedrijf 1] bij mij aan de voordeur. Ik hoorde dat deze vertegenwoordiger tegen mij zei dat de genoemde firma in de buurt bezig was met het installeren van kunststof kozijnen. Ik hoorde dat de vertegenwoordiger aan mij vroeg of ik er ook interesse in had. Ik zei dat ik hier geen geld voor had en dat het niets wordt. Ik hoorde dat deze vertegenwoordiger tegen mij zei dat ik via de firma ook een gunstige lening kon afsluiten, zodat ik mogelijk toch nog kunststof kozijnen kon aanschaffen. Ik zei dat ik vooralsnog geen interesse had en ik hoorde dat de vertegenwoordiger aan mij vroeg of hij een folder kon achterlaten. Ik overhandig u hierbij een kopie van de folder ten behoeve van het onderzoek (bijlage 1). Ik zei dat het goed was om een folder achter te laten en ik heb deze folder dan ook aangenomen. Ik heb later overleg gehad met mijn echtgenote en wij hebben samen besloten om de firma toch maar eens te bellen voor een verdere afspraak. Begin februari 2010, ik weet niet meer precies welke datum, heb ik telefonisch contact opgenomen, op het telefoonnummer 053- [telefoonnummer 1] , met de hierboven genoemde firma en ik kreeg de heer [verdachte] , aan de telefoon. Ik heb een afspraak gemaakt met hem en de heer [verdachte] zou bij ons thuis komen in gezelschap van de hoofdmonteur, genaamd [naam 1] . Een dag of vier nadat wij telefonisch contact hebben gehad zijn de heer [verdachte] en [naam 1] bij ons thuis geweest. Wij hebben van alles besproken over de ramen, maar ook over de lening die wij via de hierboven genoemde firma konden afsluiten. De heer [verdachte] en ik zijn met elkaar overeengekomen dat ik de kunststof kozijn wilde laten plaatsen onder voorbehoud dat de financiën rond zouden komen. Ik wist op dit moment nog niet wat het mij zou gaan kosten. De heer [verdachte] is weer weggegaan en zou alles voor mij in orde maken zo ook de lening. Ik heb van de heer [verdachte] een visitekaartje gekregen met zijn gegevens erop. Ik overhandig u hierbij een kopie van dit visitekaartje ten behoeve van het onderzoek (bijlage 2). Er is wat telefonisch contact geweest tussen de heer [verdachte] en mij omdat er wat haken en ogen zaten aan de lening. Omdat ik al een lening van dertigduizend euro (30.000,-) had lopen, bij de Nederlandse Voorschot Bank via AFAB, waarvan vanwege mijn leeftijd de maandelijkse aflossing van omhoog zou gaan. Ik betaalde honderdvijfenzeventig euro (175,-) per maand, maar omdat ik 60 jaar was zou de maandelijkse aflossing verhoogd worden naar ongeveer achthonderd euro (800,-) per maand. Ik hoorde dat de heer [verdachte] hier was achter gekomen. De heer [verdachte] zou een en ander verder uitzoeken en wij hebben een afspraak gemaakt dat de heer [verdachte] weer bij mij thuis zou komen. Wij hebben afgesproken dat de heer [verdachte] op 13 februari 2010 bij mij thuis zou komen. Op 13 februari 2010 kwam de heer [verdachte] samen met [naam 1] bij mij thuis en [naam 1] heeft de kozijnen opgemeten. Ik hoorde dat de heer [verdachte] tegen mij zei dat het voor mij voordeliger zou zijn om een lening af te sluiten via hem waar mijn huidige lening in zou worden opgenomen. Ik zou dan een lening krijgen van een totaalbedrag van zestigduizend euro (60.000,-). Ik hoorde dat de heer [verdachte] tegen mij zei dat ik dan op een maandelijkse aflossing kwam van vierhonderd twintig euro (420,-) per maand gedurende acht jaar. Tevens hoorde ik van de heer [verdachte] dat een bijkomend voordeel zou kunnen zijn om als alles geregeld was een nieuwe hypotheek af te sluiten waarin ik dan de lening van zestigduizend euro (60.000,-) kon opnemen. Dit zou mij een hele hoop geld schelen. Ik hoorde dat de heer [verdachte] tegen mij zei dat het hypotheekbedrag dan zou uitkomen op een bedrag van ongeveer honderdveertig euro (140,-) extra per maand op mijn bestaande hypotheek. Ik ben hiermee akkoord gegaan en de heer [verdachte] zou alles in orde maken. Ik heb het contract van de kunststof kozijnen getekend samen met mijn echtgenote en de heer [verdachte] . Het bedrag voor de kunststof kozijnen zou zijn zesentwintigduizend euro (26.000,-). Een kopie van dit contract overhandig ik u hierbij ten behoeve van het onderzoek (bijlage 3). Tevens heb ik het contract voor de lening ondertekend samen met mijn echtgenote. Een kopie van dit contract overhandig ik u hierbij ten behoeve van het onderzoek (bijlage 4). Op papier is er geen duidelijke leverdatum afgesproken maar ik heb gehoord dat de heer [verdachte] tegen mij zei dat de levertijd
ongeveer vier weken zou zijn. Ik hoorde dat de heer [verdachte] tegen mij zei dat ik wel eerst het totaalbedrag van zesentwintigduizend euro (26.000,-) moest betalen. Ik hoorde dat de heer [verdachte] tegen mij zei dat hij telefonisch het rekeningnummer aan mij zou doorgeven. De heer [verdachte] en [naam 1] zijn toen met alle getekende contracten weer weggegaan. Ik was toen in de veronderstelling dat alles goed zou komen. Ook omdat de heer [verdachte] nog een keer langs zou komen om besprekingen te voeren over de modellen van de deuren. Een paar dagen na 13 februari 2010 heeft de heer [verdachte] mij gebeld en ik hoorde dat hij tegen mij zei dat ik het bedrag van zesentwintigduizend euro (26.000,-) moest overmaken op rekeningnummer [rekeningnummer 1] tnv [bedrijf 1] . Ik heb het hierboven genoemde bedrag op 18 februari 2010 overgemaakt op het hierboven genoemde rekeningnummer. Totdat ik het geld had overgemaakt was de heer [verdachte] zeer
beleefd en meewerkend. Hij belde mij regelmatig. Toen het geld eenmaal was overgemaakt stopte alle contact van zijn kant. Ik heb nooit meer gehoord of het geld ook daadwerkelijk was aangekomen. Op 3 maart 2010 ben ik via de mail de heer [verdachte] gaan benaderen
omdat ik maar geen reactie meer kreeg van hem en ik eigenlijk ook wel benieuwd was naar de modellen van de deuren. Van 3 maart 2010 tot en met 19 mei 2010 zijn er verschillende mails over en weer gegaan. Ik heb nooit meer de modellen van de deuren gezien en de heer [verdachte] heeft alleen nog maar gereageerd op mijn mails. Ik heb het idee dat ik hier alleen maar aan het lijntje wordt gehouden en dat de heer [verdachte] helemaal niet de bedoeling heeft de kunststof kozijnen en deuren te leveren. Op 27 april 2010 heb ik ook nog een aangetekende brief gestuurd waarin ik ontbinding van het contract vroeg en tevens wilde ik mijn geld terug. Dit omdat ik er helemaal geen goed gevoel meer over had en ik toch echt het gevoel kreeg dat ik was opgelicht. Ik heb deze brief gestuurd aan [bedrijf 1] op het hierboven genoemde adres in Enschede. Ik heb de brief ongeopend teruggekregen met het bericht van TNT post dat op dit adres het genoemde bedrijf niet aanwezig was en de brief
dan ook niet voor ontvangst getekend kon worden. Ik heb op de website, genaamd WWW. [bedrijf 1] .NET , gekeken en daar zag ik dat ze ook een vestiging hadden geopend in Duitsland. Het adres is: [adres 1] . Ik heb de brief op 4 mei 2010 wederom aangetekend verstuurd naar dit adres. Hier heb ik nooit meer iets van teruggezien of gehoord.
2.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 7 juli 2010, pagina’s 347 tot en met 349, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever:
Eind januari 2010 stond er een vertegenwoordiger van de firma [bedrijf 1] bij mij aan de voordeur. Ik weet niet meer precies op welke datum dit was en ik kan u ook geen naam meer geven van deze vertegenwoordiger. Deze vertegenwoordiger vroeg aan mij of ik interesse had in kunststof kozijnen en dan kon ik direct een afspraak maken via hem. Ik zei tegen de vertegenwoordiger dat ik dat even moest bekijken en als hij mij de folder gaf, die hij bij zich had, dan zou ik zelf wel bellen. Ik hoorde dat de vertegenwoordiger tegen mij zei dat ik meteen een afspraak kon maken. Ik heb mij laten verleiden om toch een afspraak te maken en ik heb de afspraak gemaakt dat op 8 februari 2010 iemand van [bedrijf 1] bij mij thuis zou komen. Op 8 februari 2010 omstreeks 20.00 uur kwam de heer [verdachte] ,
verkoper van [bedrijf 1] , bij mij thuis. Omdat ik wel interesse had in de kunststof kozijnen omdat mijn houten kozijnen niet meer goed zijn, ben ik met de heer [verdachte] overeen gekomen dat hij alle kozijnen, behalve de schuifpui in de woonkamer, zou vervangen. Het gaat hierbij om: zes ramen aan de voorzijde van mijn woning, twee ramen aan de achterzijde van mijn woning, een voordeur en een dakkapel. Dit alles zou mij achttienduizend euro gaan kosten. Op de overeenkomst staat wel dat dit onder voorbehoud is van de financiering. Zie bijlage 2. De betaling bij opmeten is dertig procent van het totaalbedrag, te weten vierenvijftighonderd euro. Betaling bij oplevering moet zijn zeventig procent van het totaalbedrag, te weten twaalfduizend zeshonderd euro. Ik hoorde van de heer [verdachte] dat hij aan mij vroeg hoe ik dit ging betalen. Ik heb hem gezegd dat ik als ik ergens geld kan lenen dat ik dan zo de achttienduizend euro kan betalen. Op 10 februari 2010 kreeg ik de factuur binnen. Hierop staat wat er betaald moet worden zoals hierboven omschreven. Ik hoorde dat de heer [verdachte] tegen mij zei dat hij met mij een nieuwe afspraak maakt om de financiering te regelen. Wij hebben een nieuwe afspraak gemaakt voor ongeveer een week later. Ik weet niet meer precies welke datum dit was. Dit was de tweede afspraak die ik met de heer [verdachte] zou hebben. Ik hoorde van de heer [verdachte] dat ik dan moest zorgen dat ik een kopie van mijn paspoort, originele bankafschriften, originele loonstroken, en de originele akte van mijn huwelijkse voorwaarden had klaar liggen. In de tweede afspraak met de heer [verdachte] , bij mij thuis, heb ik de hierbovengenoemde documenten aan de heer [verdachte] gegeven. Ik hoorde dat de heer [verdachte] tegen mij zei dat hij een financiering voor mij kon regelen. De heer [verdachte] had een andere manspersoon bij zich. Ik weet niet wie dit was. Ik heb het krediet aanvraagformulier ondertekend en de heer [verdachte] heeft alle hierbovengenoemde documenten meegenomen om het in orde te maken. Ik heb gehoorde dat de heer [verdachte] tegen mij zei dat er weer een nieuwe afspraak gemaakt zou worden om de kozijnen op te meten. Hij zou dan weer met iemand anders komen, genaamd [naam 2] . Ik heb met de heer [verdachte] afgesproken dat hij voor de derde afspraak, het meten, ongeveer een week later weer bij mij zou zijn. In de derde afspraak kwam de heer [verdachte] samen met [naam 2] bij mij de kozijnen opmeten. Het opmeten ging in mijn ogen wat amateuristisch. [naam 2] deed het een beetje met ongeveer maten. Ik werk in de bouw en in mijn ogen moet je zaken precies opmeten om te weten wat er besteld/gemaakt moet worden. Na deze derde afspraak is de heer [verdachte] nog een keer of twee geweest. Dit was om nadere details te bespreken zoals kleur kozijnen, type glas en dergelijke. Ik hoorde dat de heer [verdachte] dan verbaasd reageerde met woorden zoals: "oh moet dat ook geregeld worden". Ik nam hier wel zelf het initiatief in, want als ik nergens om vroeg dan kwam de heer [verdachte] zelf niet met deze details. Het enige waar de heer [verdachte] steeds over begon was of ik al mijn zaken al geregeld had, en dan met name of het geld al binnen was. Het contract voor de lening bij de Nederlandse Voorschot Bank, gevestigd aan de Spoorstraat 2A, 7572 CZ Oldenzaal, is ingegaan op 17 februari 2010, overeenkomstnummer [nummer 1] . Het totaalbedrag van de lening is negentienduizend tweehonderd euro. Op 30 maart 2010 is een bedrag van achttienduizend negenenzestig euro en zevenenzeventig cent op mijn ING-rekening, nummer [rekeningnummer 3] gestort. Op 30 maart 2010 is tevens een bedrag van duizend honderddertig euro en drieëntwintig cent overgeschreven op rekeningnummer [rekeningnummer 4] . Dit is een premie overlijdensrisico. Ik weet niet van wie dit rekeningnummer is. Dit contract is tot stand gekomen door een tussenpersoon van de heer [verdachte] , te weten de heer [naam 3] , van de [bedrijf 2] , gevestigd aan de [adres 2] te Enschede.
De heer [naam 3] heeft mij verschillende malen telefonisch benaderd om de financiering tot stand te brengen. Ik heb de heer [verdachte] gezegd dat ik akkoord ga dat hij de financiering voor mij gaat regelen. Ik moest alle gegevens, zoals bankafschriften, loonstrook, akte huwelijkse voorwaarden, meegeven aan de heer [verdachte] . Ik heb originele documenten aan de heer [verdachte] meegegeven. Op 9 april 2010 heb ik de aanbetaling van vierenvijftighonderd euro overgemaakt op ABN AMR0 bankrekeningnummer [rekeningnummer 1] , ten name van [bedrijf 1] te Enschede. Na deze aanbetaling heb ik nooit meer contact kunnen krijgen met de heer [verdachte] of [bedrijf 1] . Ik heb een keer contact kunnen krijgen via de telefoon maar toen kreeg ik te horen dat het bedrijf aan het verhuizen is naar Duitsland. Zij konden mij op dit moment niet te woord staan vanwege de verhuizing. Ik heb gevraagd wat dan het adres is in Duitsland, maar dit wilde ze mij niet geven. Alle telefooncontact wat ik probeer te hebben lukt niet, er wordt gewoonweg niet opgenomen. Het adres in Duitsland heb ik kunnen vinden via de website, welke op de folder vermeld staat: WWW. [bedrijf 1] .NL. Het adres is:
[bedrijf 1]
[adres 1]
Duitsland
Ik weet niet meer hoe ik dit bedrijf met bereiken, zelfs de website is niet meer te vinden op internet. Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
3.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 5] van 2 mei 2014, pagina’s 497 tot en met 499, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever:
Op 24-10-2013 was mijn vrouw thuis en werd er aan de deur gebeld. Er stonden twee mannen aan de deur, een Nederlandse man genaamd [verdachte] en een Indonesische man genaamd [naam 4] (fonetisch). De mannen gaven mijn vrouw een folder over deur renovatie.
Het bedrijf was genaamd: [bedrijf 3] [adres 3] . Een van de mannen gaf aan dat er overal in het huis goede ramen zaten maar dat de voordeur er niet goed uit zag. Mijn vrouw gaf aan dat wij van plan waren de voordeur te vernieuwen. Mijn vrouw gaf aan dat ik niet thuis was en dat de mannen de volgende dag terug moesten komen.
De volgende dag 25-10-2013 kwamen de mannen weer met zijn tweeën, zij hadden folders en materialen bij zich. Ik vond dat de mannen zich geloofwaardig gedroegen en het leek dat ik met een gerenommeerd bedrijf te maken had. Ik gaf aan dat ik interesse in een kunststof deur had. De twee mannen zaten bij ons aan tafel en er werd een offerte opgemaakt. [naam 4] heeft de offerte ingevuld. [naam 4] ging de deur opmeten en ik vroeg hem wat de deur ging kosten. [verdachte] gaf aan dat de deur op 2500 euro kwam. Ik gaf aan dat ik dat de duur vond en niet met de mannen in zee wilde gaan. [verdachte] gaf aan dat als ik een handbetaling zou doen er zonder BTW betaald kon worden. De deur zou dan komen op aanbetaling 1050 euro en bij aflevering 500 euro totaal 1550 euro. Ik ben daar mee akkoord gegaan en ik heb 1050 euro contant aanbetaald. [verdachte] vertelde dat als zij in de buurt zouden zijn, zij de deur zouden leveren, dat zou ongeveer drie weken later zijn, zij hadden het zo druk in heel Nederland. Na twee weken heb ik gebeld met het bedrijf, ik vroeg hen wanneer er geleverd werd zodat ik dan een dag vrij kon nemen. Ik had het telefoonnummer van [naam 4] [telefoonnummer 2] gebeld.
Het nummer van [verdachte] was: [telefoonnummer 3] . Het telefoonnummer op de offerte is niet bereikbaar. Er werd mij gezegd dat de levering van de deur voor de Kerst zou zijn. Vanaf de Kerst ben ik steeds gaan bellen, ik ben langs het Juridisch loket gegaan, ik heb een aangetekende brief naar het bedrijf gestuurd en hen gesommeerd de deur te leveren of mijn geld terug te storten. De aangetekende brief heb ik retour ontvangen zonder dat deze was geopend. Ik heb ook een email gestuurd maar daar is ook geen reactie op gekomen. Ik ben zelf naar Barendrecht gegaan. Het bedrijf is gevestigd op de [adres 3] . Ik ben naar binnen gegaan en werd door twee vrouwen te woord gestaan. Ik zei hen dat ik op zoek was naar [bedrijf 3] . De vrouwen vertelde dat dit bedrijf daar niet was gevestigd maar dat zij het adres gebruiken voor de post. De vrouwen gaven aan dat er een maal per maand iemand komt om de post op te halen. Ik zag dat er een wand vol postvakken van heel veel bedrijven in het pand aanwezig was. Ik heb mijn verhaal verteld en de vrouwen waren verrast. Zij gaven aan niet met zo'n bedrijf te willen werken en zouden contact opnemen met het bedrijf of aangifte doen bij politie. Ik heb op internet gegoogeld en zag dat er meerdere klachten waren over het bedrijf aan de [adres 3] . Inmiddels zijn alle telefoonnummers niet meer bereikbaar. Ik ben opgelicht en ik wil mij geld terug.
[verdachte]
lengte ongeveer 1.75 meter bol gezicht
blond haar
korte krulletjes
dik postuur
dikke buik
sloom type, liep langzaam
grote prater
accent mogelijk Limburgs
verzorgd gekleed, spijkerbroek
[naam 4]
Indonesisch uiterlijk
lengte 1.80 meter
smal postuur
stijl donker haar met een lok
netjes gekleed
leren tas
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
4.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 6] van 5 april 2014, pagina’s 510 tot en met 512, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever:
Op 01 februari 2014 heb ik een E-mail gestuurd naar "Dakkapelmaken.n1" met het verzoek om een offerte uit te brengen voor het maken van een dakkapel op mijn woning. De verkoper van het bedrijf " [bedrijf 3] ", genaamd [naam 5] en telefoonnummer 06- [telefoonnummer 2] , heeft met mij contact opgenomen om een afspraak te maken om bij mijn woning te komen kijken. Op 10 februari 2014 is de verkoper samen met de eigenaar van het bedrijf, genaamd [verdachte] en geboren op [geboortedatum] -1982 te [geboorteplaats] , bij mij thuis geweest. Ik was samen met mijn vrouw en 2 kinderen aanwezig in mijn woning. Ik heb samen met de verkoper en de eigenaar van het bedrijf een overeenkomst opgemaakt voor het plaatsen van een dakkapel. Deze overeenkomst voeg ik toe als bijlage aan de aangifte. De afspraak werd gemaakt dat ik de helft van het bedrag van het plaatsen van de dakkapel van te voren zou over maken naar " [bedrijf 3] " met bankrekeningnummer IBAN NL [rekeningnummer 5] . We hebben afgesproken dat we elkaar na 4 weken spreken om een afspraak te maken voor het daadwerkelijk plaatsen van de dakkapel. Op 12 februari 2014 is namens dit bedrijf [bedrijf 7] mijn woning komen meten voor het plaatsen van de dakkapel. Het telefoonnummer van [naam 6] is 06- [telefoonnummer 4] . Ik heb op 26 februari 2014 het geldbedrag ter waarde van 2.500,= Euro over gemaakt naar dit genoemde bankrekeningnummer vanaf mijn bankrekening van de ING bank met bankrekeningnummer
[rekeningnummer 6] . Toen de 4 weken voorbij waren, heb ik op vrijdag 21 maart 2014 gebeld met [naam 5] , maar ik kreeg geen contact en heb zijn voicemail ingesproken met het verzoek om met mij contact op te nemen. Hierna heb ik op die vrijdag ook gebeld met [bedrijf 7] en verteld dat ik geprobeerd heb te bellen met [naam 5] , maar dat ik geen contact heb gekregen met hem. [naam 6] vertelde dat maandag 24 maart 2014 [naam 5] weer bereikbaar is, omdat hij met vakantie was. Ik heb hierna op maandag 24 maart 2014 weer gebeld met [naam 5] , maar hoorde toen dat de telefoon was afgesloten. Ik heb hierna op die maandag gebeld met [naam 6] , maar hoorde dat ook deze telefoon van [naam 6] was afgesloten. Ik had het bedrijf [bedrijf 3] ook gebeld, maar kreeg een bandje te horen en werd doorverbonden en kreeg toen te horen dat deze service niet beschikbaar was. Ik kreeg dus niemand te spreken. Ik heb hierna contact opgenomen met de Kamer van Koophandel om de gegevens van het bedrijf [bedrijf 3] aan te vragen. Het uittreksel van de Kamer van Koophandel voeg ik bij als bijlage aan de aangifte. Op dinsdag 25 maart 2014 was mijn collega, [naam 7] , in de buurt van het huisadres van [verdachte] . Dit huisadres is volgens de Kamer van Koophandel: [adres 4] Enschede. Mijn collega is naar dit adres op die dag gegaan en trof niemand thuis op dat adres. Hij heeft hierna aangebeld bij de buren van dit adres. De buren vertelden dat de Dhr [verdachte] daar had gewoond en al eerder bij een oplichtingszaak betrokken is geweest en dat deze zaak op de televisie is behandeld. Hierna heb ik op 25 maart 2014 een E-mail gestuurd naar info@ [bedrijf 3] .nl. Hierin heb ik vermeld dat ik geen contact met hun krijg en heb hen verzocht om met mij contact op te nemen. Later op die dag heb ik nogmaals een E-mail verstuurd naar 2 adressen, namelijk
naar info@ [bedrijf 3] .nl en ook naar zijn eigen E-mail adres van de eigenaar, namelijk [verdachte] @gmail.com. Hierin heb ik verwezen naar de inhoud van de brief, welke ik als bijlage aan mijn Email naar hem heb toegevoegd. Deze voeg ik in de bijlage van de aangifte toe. Hierin heb ik verteld dat ik geprobeerd heb contact met zijn bedrijf te krijgen en
dat ik de aanbetaling heb gedaan, maar doordat er geen contact mogelijk is heb ik hem in gebreke gesteld. Ik heb hem gevorderd om binnen 4 dagen met mij contact op te nemen voor verdere afhandeling van de opdracht of voor het terugbetalen van de aanbetaling. Ik heb vermeld dat als híj dit niet nakomt, dat ik dan contact op ga nemen met de politie en dat ik conservator beslag zal leggen. Op 26 maart 2014 heb ik 2 E-mails ontvangen van dhr [verdachte] . Hierin schrijft hij dat dit de eerste mail is die hij van mij had gekregen. Tevens schrijft hij dat hij geprobeerd heeft om mij te bellen, maar dat hij helaas mij niet te pakken krijgt. Ik stuurde hem weer een E-mail hierna en schreef dat ik wel bereikbaar was. Kort hierna belde hij mij op die dag. Dhr. [verdachte] zei dat de dakkapel er wel zou komen, maar dat de levertijd langer zou gaan duren en dat hij dit ook had verteld tijdens ons eerste gesprek. Ik wist echter niets van wat hij mij verteld zou hebben. Ik zei tegen dhr [verdachte] dat ik er geen vertrouwen in had dat het goed kwam. Dhr [verdachte] stelde mij hierna voor dat hij het geld zou terug betalen. 10 Minuten later belde hij echter weer terug en zei dat hij het geld niet over zou gaan maken, omdat hij al spullen had gekocht voor het maken van de dakkapel. Om dit te verifiëren heb ik aan hem gevraagd waar hij deze kozijnen had besteld, maar daarop wilde hij niet antwoorden. Ik heb hem ook om zijn privé adres gevraagd, maar
dat wilde hij ook niet geven. Ik heb hem ook geconfronteerd met het verhaal van zijn voormalige buren. Dhr [verdachte] zei dat het klopt dat hij i.v.m. oplichting op de televisie is geweest. Hierna maakte ik met hem de afspraak dat hij gisteren, 04 april 2014, bij mij thuis zou komen om verdere afspraken te maken. Ik stelde hem in de gelegenheid om het project op te pakken. Ik heb hem gisteren, 04 april 2014, een herinnering gestuurd om 16:00 uur per E-mail met de vraag hoe laat hij bij ons langs zal komen. Hierop heb ik geen reactie meer ontvangen. Ik doe daarom aangifte van oplichting. Als ik eerder geweten had dat hij zijn afspraken niet na zou komen, dan had ik dit geldbedrag niet over gemaakt. Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
5.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 7] van 18 april 2014, pagina’s 546 en 547, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever:
Ik doe aangifte van oplichting. Deze oplichting heeft plaatsgehad op 20 februari 2014 in mijn woning aan de [adres 5] . Ik was al een tijdje via internet op zoek naar een dakkapel. Ik kwam toen op de site van de Dakkapellen specialist. Ik kon hier van verschillende bedrijven een offerte aanvragen. Ik kon niet zien welke bedrijven dit waren. Ik kreeg al gauw meerdere offertes binnen. Ik had eigenlijk al een keus gemaakt toen ik van [bedrijf 3] uit Enschede een telefoontje kreeg. De man die ik aan de lijn had stelde
zich voor als [verdachte] uit Enschede. Hij vertelde dat hij belde naar aanleiding van de offerte aanvraag voor de dakkapel. Ik vertelde de man dat ik eigenlijk al bijna akkoord was met- een ander bedrijf. Ik hoorde dat de man zei dat hij net pas de aanvraag voor de offerte binnen had gekregen en of hij alsnog een offerte mocht uit brengen. De offerte was beduidend lager dan de rest van de offertes die ik had ontvangen. Het gesprek dat ik met hem had was prettig en ik heb afgesproken dat hij de opdracht zou krijgen. De volgende dag zouden [verdachte] en een medewerker langskomen om de offerte te ondertekenen en de aanbetaling van 3600 euro te voldoen. Ik had de website van [bedrijf 3] op internet gezien en zag dat de site er goed uit zag en dat ze samen zouden werken met de tv zenders SBS6 en RTL 4. De volgende dag kwamen [verdachte] en [naam 5] [medeverdachte 1] een medewerker bij mijn thuis. Ik was er zelf niet maar mijn vrouw wel. Mijn vrouw heeft de offerte ondertekend en een aanbetaling van 3600 euro gedaan. Dit geld is contant meegegeven en als bewijs heb ik hier de ondertekende offerte. Alles zag er zeer professioneel uit. [verdachte] zou verder alles regelen, ook de aanvraag bij de gemeente. Vanaf het thuisbezoek heb ik nadien alleen nog maar contact gehad met [naam 5] gehad via de telefoon [telefoonnummer 5] na een tijdje bleek dit nummer niet meer in gebruik te zijn. Ik heb toen het vaste nummer 078- [telefoonnummer 6] gebeld, hier kreeg alleen maar een computerstem te horen. Ik kreeg wel de optie een bericht in te spreken. Dit heb ik meerdere malen gedaan. Naar aanleiding van het ingesproken bericht werd ik teruggebeld door [naam 5] . Van [naam 5] kreeg ik de vraag nogmaals 500 euro te betalen in verband met architect kosten. Deze heb ik ook contact aan hem betaald, hiervoor heb ik ook een bon ontvangen. Daarna werd het even stil. Ik heb toen zelf weer contact moeten zoeken. Ik kreeg uiteindelijk wederom [naam 5] aan de telefoon. Ik hoorde dat hij mij vertelde dat het even kon duren omdat het krediet wat zij bij de leverancier zouden hebben op was. Ik kon het proces versnellen om het hele restant
bedrag te betalen. Toen kreeg ik argwaan. Ik ben toen het een en ander uit gaan zoeken. Ik heb toen een uittreksel bij de kamer van koophandel opgevraagd. Ik zag dat op dit uittreksel stond dat [verdachte] 3 bedrijven op zijn naam had staan namelijk, " [bedrijf 3] " " [bedrijf 8] " en de " [bedrijf 9] ". 3 bedrijven 3 verschillende plaatsen bereikbaar onder louche nummers 2 telefoonnummer in Barendrecht 078- [telefoonnummer 7] en 078- [telefoonnummer 6] en 020- [telefoonnummer 8] . Via internet heb ik zelf het telefoonnummer 053- [telefoonnummer 9] gevonden dit zou ook het telefoonnummer van [bedrijf 3] zijn. Op internet vond ik zelf het volgende adres van [verdachte] [bedrijf 3] Enschede, [adres 6] . Volgens de gegevens van de kamer van koophandel zou [verdachte] aan de
[adres 4] Enschede wonen en bereikbaar zijn op telefoonnummer [telefoonnummer 3] en geboren zijn op [geboortedatum] 1982 te [geboorteplaats] . Toen ik dit telefoonnummer belde kreeg ik een [naam 8] aan de telefoon, ik vroeg toen of dit het telefoonnummer van [bedrijf 3] was en ik hoorde dat de man hier bevestigend op antwoorde. Ik heb toen gevraagd hoe het met de aanvraag van mij dakkapel stond de man wist te vertellen dat de aanvraag op 28 februari was opgestuurd naar [naam 9] van de gemeente Zwolle. Ik heb tot heden niets meer van [verdachte] of [naam 5] vernomen, zij zijn onbereikbaar. Ik heb navraag bij de gemeente Zwolle gedaan of zij een aanvraag voor een dakkapel ontvangen hadden. Tot heden is er bij de gemeente geen aanvraag binnen gekomen. In de tijd dat ik nog wel contact met [naam 5] en [verdachte] had, heeft [naam 5] mij per ongeluk een keer gebeld Ik hoorde dat hij toen zei met [naam 10/alias verdachte] mag ik [naam 11] even. Dit gebeurde vlak nadat ik [naam 5] aan de lijn had gehad. Ik heb [verdachte] inmiddels een aangetekende brief gestuurd waarin ik hem in de gelegenheid stel het terug te betalen eventueel via een betalingsregeling. Deze brief is wel in ontvangst genomen, ik heb hem in ieder geval niet terug gekregen. Ik heb tot op heden geen antwoord op mijn brief gekregen. Ik heb in totaal 4100 euro aan [verdachte] betaald en zou mijn geld graag terug hebben. Ik ben gewoon opgelicht ik denk dat er meer mensen de dupe zijn geworden van de praktijken van [verdachte] . Ik zou graag zien dat er een onderzoek wordt ingesteld. Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
6.
Het proces-verbaal aanvraag vordering verstrekking historische gegevens van verbalisant [verbalisant] van 17 november 2015, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van die verbalisant:
Verdachte [verdachte] heeft meerdere ondernemingen gehad. In de onderzochte zaken is sprake van handelsnamen [bedrijf 1] en [bedrijf 3] . Deze 2 ondernemingen werden door hem gebruikt bij mogelijke oplichting en flessentrekkerij, zoals omschreven in het proces-verbaal van verdenking. Niet duidelijk is welke onderneming bij welke mogelijke oplichting is gebruikt.
[bedrijf 1] is een handelsnaam onder statutaire naam [bedrijf 10] B.V. en onder statutaire naam [bedrijf 11] C.V., twee verschillende ondernemingen. Door aangevers werd geld overgemaakt naar ABN AMRO [rekeningnummer 1] t.n.v. [bedrijf 1] , maar welke [bedrijf 1] is onbekend.
[bedrijf 3] is een eenmansbedrijf van verdachte [verdachte] . Aangevers maakten geld over naar [rekeningnummer 7] t.n.v. [bedrijf 3] .
Op facturen en overeenkomsten van [bedrijf 1] werd geen BTW-nummer vermeld. De BTW werd echter wel doorberekend aan de aangevers. Op overeenkomsten van [bedrijf 3] werd een ongeldig BTW-nummer vermeld. Op een factuur een verkeerd BTW-nummer. [bedrijf 3] is een eenmansbedrijf. Een eenmansbedrijf krijgt bij aanmelding in het register van de Kamer van Koophandel meteen een BTW-nummer in de format NL-sofinummer-B01 t/m B99. In het geval van [bedrijf 3] : [nummer 2] t/m NL [nummer 3] .
Bij controle (op 27 oktober 2015) van het BTW-nummer in het VIES van de Europese Commissie, bleek dat dit niet geldig was.
Op een factuur d.d. 16 februari 2014 staat een foutief BTW- nummer: [nummer 4] . Er
ontbreekt dus een 3. [verdachte] mailde eerst dat hij in afwachting was van een BTW-nummer en later stuurde hij een factuur zonder BTW, omdat “hij geen BTW-nummer had”. Het niet- of slechts (zeer) tijdelijk voeren van BTW-nummers ontneemt het zicht op de activiteiten van deze ondernemingen. Door het gebruik van ongeldige of verkeerde BTW-nummers bestaat de mogelijkheid dat de bedrijven buiten het zicht van de Belastingdienst blijven, wat er op zou kunnen duiden dat er bij de vermeende oplichtingen en flessentrekkerij sprake is van opzet. Voor het onderzoek is het van belang te weten of en zo ja, welke BTW-nummers bekend zijn bij de Belastingdienst m.b.t, bedrijven waaraan verdachte [verdachte] gelieerd is en hoe lang deze BTW-nummers gebruikt zijn.
Uit de stukken bij aangifte PL3246-2010038002 blijkt dat verdachte [verdachte] de
aansprakelijkheid voor het handelen van [bedrijf 1] bij anderen legt, namelijk bij de bestuurders van een Britse Limited. [bedrijf 1] valt echter ook onder [bedrijf 11] C.V,, dat weer door een stichting werd beheerd, waarvan [verdachte] slechts 1 dag bestuurder was en de voorzitter/bestuurder/secretaris een mij ambtshalve bekende Enschedese draaideurcrimineel.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [medeverdachte 1] bij de rechter-commissaris van 27 september 2017, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van die getuige:
U vraagt mij of ik gewerkt heb voor de heer [verdachte] . Dat klopt. U vraagt mij voor bedrijven met welke handelsnamen ik gewerkt heb. Het laatste bedrijf waar ik voor gewerkt heb had renovatie in de naam. Ik durf zo de naam niet te zeggen, het is zo’n 4 à 5 jaar geleden. Daarvoor had hij een ander bedrijf, waar ik ook voor gewerkt heb. Ik maakte afspraken, ging van deur tot deur en hield verkoopgesprekken. Ik herinner mij nu dat het bedrijf [bedrijf 3] heette. U vraagt mij of ik wel eens folders van [bedrijf 3] aan mensen heb gegeven. Ja. In die folders stonden bepaalde keurmerken voor de kozijnen. Ja. U vraagt mij hoe vaak ik in de buurt van het plaatsen van een dakkapel of kozijnen deur aan deur ben gegaan. Als u mij vraagt of het eerder twee keer is geweest of tientallen keren, dan zeg ik eerder tientallen keren.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 2 maart 2016, pagina’s 230 en 231, in onderling verband en samenhang bezien met het proces-verbaal van verhoor verdachte van 1 maart 2016, pagina 208, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
U toont mij de overeenkomst in de zaak [slachtoffer 7] en [bedrijf 3] . Ik herken de overeenkomst. Dit was mijn bedrijf dat ik toen had. [naam 5] heeft voor mij gewerkt bij [bedrijf 3] . Hij was mijn rechterhand. Ik ben destijds bij het adviesgesprek geweest dat [naam 5] en ik hadden met die man. Er werd mij voorgelezen dat € 3.600,-- en 500,-- is aanbetaald en contant meegegeven aan [naam 5] . Ik weet niet waar dat geld is gebleven. [bedrijf 3] was mijn bedrijf, een eenmanszaak. Ik deed de boekhouding. Ik was op papier ook de verantwoordelijke voor de gang van zaken.
De folder die u mij laat zien die ken ik. Dit is mijn folder.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] van 19 november 2015, pagina 161, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van die verbalisant:
Navraag bij het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid, leerde dat [bedrijf 1] en [bedrijf 3] geen erkende bedrijven zijn die het PolitieKeurmerkVeiligWonen mogen voeren. Navraag bij KIWA leerde dat [bedrijf 1] en [bedrijf 3] nooit een KOMO certificaat hebben gehad. Navraag bij SKG-IKOB leerde dat [bedrijf 3] niet gecertificeerd was voor het SKG of SKG-IKOB keurmerk. De genoemde keurmerken hadden dan ook niet gevoerd mogen worden.
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [bedrijf 4] van 7 april 2014 in onderling verband en samenhang bezien met het verhoor van aangever van 3 februari 2016, pagina’s 598, 599 en 612, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever:
Ik ben eigenaar van het bedrijf [bedrijf 4] uit Erichem. Wij leveren europallets aan klanten. Een van mijn klanten is genaamd [verdachte] geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1982. [bedrijf 3] is het bedrijf waartegen de aangifte zich richt. [verdachte] was de directeur van dat bedrijf. Dhr [verdachte] had ons benaderd met het verhaal dat hij van ons gehoord had en dat wij grote hoeveelheden pallets konden leveren. Door de telefoon zijn er afspraken gemaakt over leveringen en dergelijke. Ik heb [verdachte] nagetrokken bij de kamer van koophandel. Daar stond hij gewoon ingeschreven. Ook had hij een eigen website die er zeer professioneel uitzag. Op de site waren diverse referenties te lezen van televisie programma’s. [verdachte] heeft een eenmansbedrijf en voor zover ik het kon beoordelen leek het allemaal goed. Telefonisch is de afspraak gemaakt om op 5 februari 2014 de eerste levering te doen. Het ging hier om ongeveer 500 pallets, wat gelijk staat aan een bedrag van ongeveer 3000 euro. [verdachte] wilde dat wij twee leveringen per week zouden doen maar dat heb ik afgehouden omdat ik ook moet kunnen leveren aan mijn vaste afnemers. Uiteindelijk lukte het mij om over een periode van 6 weken een aantal keren twee keer per week te leveren. Dertig dagen na de eerste factuurdatum ben ik gaan bellen waar de betaling bleef. Ik kreeg de ene smoes na de andere smoes. Een aantal smoezen waren dat de klant nog niet betaald had of dat het internetbankieren niet werkte. Op een gegeven moment ben ik verder gaan zoeken op de gegevens die ik had van [verdachte] . Ik had een adres waar hij zou verblijven. Dat was een adres in Barendrecht op de [adres 3] . Ik ben daar naar toe gegaan en kwam tot de ontdekking dat dit adres niet bestond. Het was een oude boerderij en zeker geen kantoor. Ik vond dit vreemd omdat mijn post nooit terug kwam. Ik ben naar huis gegaan en heb contact gelegd met een incassobedrijf. Deze werken landelijk. Ik heb daar het verhaal uitgelegd en ik kreeg te horen dat, zolang er geen adres bekend is of dat men weet waar [verdachte] verblijft zij niets konden doen. Toen ik de naam [verdachte] doorgaf vertelde ze mij direct dat deze man bekend was met oplichtingpraktijken. [verdachte] zou ook landelijke bekendheid hebben gehad in het programma Opgelicht of Kassa. Hierop heb ik mail contact gehad met [verdachte] . Hij vertelde mij weer dat het adres wel bestond en dat alles goed zou komen. Bij het incassobureau vertelde men mij dat ik direct aangifte moest gaan doen tegen [verdachte] . De laatste levering is gedaan op 20 maart 2014. Daarna heb ik [verdachte] op de hoogte gebracht dat er niet meer geleverd zou worden aan hem. Ik heb in die periode ook meerdere keren gebeld en gemaild en telkens kreeg ik diverse smoezen. In het totaal heb ik 5389 pallets aan [verdachte] geleverd die niet zijn betaald. Dit alles staat voor een bedrag van 29.000 euro exclusief de btw van 21 procent. In het totaal dus rond de 36.000 euro. Ook heb ik een kopie van het paspoort van [verdachte] . Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
2.
Het proces-verbaal van aangifte van [bedrijf 5] van 23 september 2016, pagina 619, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever:
Aangever Troost stelde door [verdachte] van het bedrijf [bedrijf 3] te zijn opgelicht. Hij had [verdachte] 1105 houten pallets verkocht, maar deze nooit betaald gekregen. Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] door de rechter-commissaris van 27 september 2017, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van die getuige:
Ik ken [verdachte] . Ik heb in een ver verleden iets te maken gehad met hem, omdat
hij een bedrijf genaamd [bedrijf 12] had overgenomen. Maar daar gaat het hier vandaag niet
over. Vandaag gaat het over dat ik aan hem pallets heb verkocht onder de naam [naam 10/alias verdachte]
. Het bedrijf is [bedrijf 3] . Voor dit gebeuren in het verleden is [verdachte] langs geweest bij ons op de zaak. U vraagt mij hoe ik weet dat [verdachte] dezelfde persoon is als [naam 10/alias verdachte] . Ik heb hem telefonisch gesproken. En ik heb van [bedrijf 14] een kopie van de legitimatie van [verdachte] ontvangen. Hij had zich daar gelegitimeerd. Toen ik hem aan de telefoon had, herkende ik hem aan de stem. Laat mij er tien bellen en ik weet wel welke persoon [verdachte] is. U vraagt mij hoe ik dan de link heb gelegd tussen [naam 10/alias verdachte] en [verdachte] . [bedrijf 3] heeft bij mij twee vrachten pallets, twee volle vrachtauto’s, besteld. Als contactpersoon is [naam 10/alias verdachte] opgegeven. Toen ik de factuur opmaakte, gingen er bij mij bellen rinkelen, omdat er gegevens niet klopten. Ik heb toen contact opgenomen met het transportbedrijf die toen de pallets hebben afgeleverd en hen gevraagd aan wie de pallets geleverd waren. Zo kwam ik uit bij [verdachte] . Dat zie je ook in de mails terug. Op het moment dat hij ontdekt is, zegt hij niet meer groetjes [naam 10/alias verdachte] , maar groetjes [verdachte] . Bij het opmaken van de factuur bleek het BTW nummer niet te kloppen. Ik heb bij de bestelling alleen de kamer van koophandel gecontroleerd, het nummer daar. Dat klopte wel. Het BTW nummer had ik niet gecontroleerd. Ik heb de pallets zelf op transport gezet. [bedrijf 13] verzorgde het transport. Ik heb hen gebeld en hen gevraagd waar ze hadden geleverd en dat we mogelijk te maken hadden met een oplichter. [bedrijf 13] heeft mij verteld dat ze hadden geleverd bij [bedrijf 14] in Drachten. De palletwereld is klein, we kennen elkaar allemaal. Ik heb [bedrijf 14] in Drachten gebeld en gezegd dat hij twee leveringen had ontvangen die bij mij vandaan kwamen en dat we mogelijk te maken hadden met een oplichter. [naam 12] van [bedrijf 14] heeft gezegd dat hij zou kijken naar de factuur. Die zou maandag binnen komen. Hij heeft contact opgenomen met mij en mij gezegd dat er niet veel van klopte qua nummers. Hun contactpersoon was [verdachte] . Wat ook niet klopte was dat er bij mij afgenomen was voor € 5,70 en aan [bedrijf 14] was geleverd voor € 4,70. Hij zou dus ruim duizend euro verlies hebben getoucheerd als hij had betaald.
4.
Het proces-verbaal van aangifte van [bedrijf 6] van 11 april 2014 in onderling verband en samenhang bezien met het verhoor van aangever van 3 februari 2016, pagina 647, 648 en 660, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever:
Hierbij doe ik aangifte van oplichting. Doordat de man gebruik maakte van listige kunstgrepen/samenweefsel van verdichtsels, werd ik bewogen tot leveren van de pallets.
Ik ben werkzaam als salesmanager bij [bedrijf 6] BV, [adres 7] . Op woensdag 19 of donderdag 20 februari 2014 ergens in de middag werd ik gebeld door de heer [verdachte] . Ik zal hem in mijn verdere verklaring [verdachte] noemen. [verdachte] vertelde directeur te zijn van [bedrijf 3] , gevestigd aan de [adres 3] te Barendrecht. Dit heeft hij later ook per email bevestigd. [verdachte] vertelde pallets te willen bestellen voor een klant. [verdachte] bestelde een volle vracht euro pallets voor een bedrag van 4072,86 euro inclusief btw. Na controle van inschrijving bij de kamer van koophandel wilde ik tot levering overgaan. [verdachte] vertelde dat op vrijdag 21 februari 2014 de pallets werden opgehaald door een transportbedrijf. De naam van het transportbedrijf weet ik niet. De pallets zijn inderdaad op vrijdag 21 februari 2014 opgehaald. Op vrijdag 21 februari 2014 ben ik weer gebeld door [verdachte] . [verdachte] vertelde dat hij nog een volle vracht euro pallets wilde bestellen. [verdachte] vertelde dat deze vracht op maandag 24 februari 2014 werd opgehaald door een transportbedrijf. Ik weet niet of dit hetzelfde transportbedrijf is geweest. De rekening bedroeg ook weer 4072,86 euro inclusief btw en deze rekening moest ook weer gestuurd worden naar [adres 3] te Barendrecht. Ik heb alleen telefonisch contact gehad met iemand die zich voorstelde als zijnde [verdachte] . De man die ik sprak deed zich voor als directeur van [bedrijf 3] uit Barendrecht. Het adres dat hij daarbij opgaf was [adres 3] in Barendrecht. Ik heb uitsluitend met [verdachte] contact gehad. Hij ondertekende zijn mails met [naam 10/alias verdachte] [verdachte] . Na voor iedere vracht een rekening en drie herinneringen te hebben gestuurd naar [bedrijf 3] had ik besloten het incassobureau BVCM in te schakelen. Op maandag 7 of dinsdag 8 april 2014 kreeg ik bericht van BVCM dat het niet gelukt was om [verdachte] en [bedrijf 3] te traceren en het geld te innen. De medewerker van BVCM vertelde dat het adres [adres 3] te Barendrecht wel bestaat maar dat [bedrijf 3] daar niet gevestigd is. De medewerker van BVCM vertelde dat [verdachte] onvindbaar is. Op dinsdag 1 april 2014 ben ik gebeld door [naam 11] . [naam 11] is medewerker bij een collega palletbedrijf genaamd [bedrijf 4] te Erichem. [naam 11] vertelde dat er bij [bedrijf 4] , 8 vrachten pallets waren besteld en afgeleverd, maar dat die nooit waren betaald. [bedrijf 4] heeft daar aangifte van gedaan. Deze vrachten waren ook besteld door [verdachte] , van [bedrijf 3] . [naam 11] is zelf onderzoek gaan doen bij het transportbedrijf welke de pallets had opgehaald en had afgeleverd. Het transportbedrijf vertelde dat ze ook pallets van [bedrijf 6] hadden afgeleverd. Ze hadden de pallets afgeleverd bij [bedrijf 15] , [adres 8] . Dit bedrijf koopt pallets in voor normaal geld zoals wij dat ook doen. Ik heb op dit moment geen reden om aan te nemen dat [bedrijf 15] niet te goeder trouw heeft gehandeld. [naam 11] vroeg aan mij of de partijen die wij hadden verkocht wel waren betaald. Ik vertelde tegen hem dat dit niet het geval was. Van [naam 11] heb ik een kopie van het paspoort van [verdachte] , een kopie van zijn bankpas en een kopie van de kamer van koophandel toe gemaild gekregen. Deze kopieën zal ik met de getekende aangifte meesturen naar de recherche. Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 2 maart 2016, pagina’s 230 en 231, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
[bedrijf 3] was mijn bedrijf, een eenmanszaak. Ik deed de boekhouding. Ik was op papier ook de verantwoordelijke voor de gang van zaken.