4.4Het oordeel van de rechtbank
Uit het dossier en hetgeen ter zitting is besproken, komt het volgende naar voren.
Verdachte is wiskundig ingenieur en heeft als nevenberoep veehouder. Op naam van verdachte staat een viertal geregistreerde Unieke Bedrijfsnummers (UBN):
- [adres 3] , 6616 BP Hernen – Wijchen (UBN [nummer 10] );
- [adres 4] – West Maas en Waal (UBN [nummer 11] );
- [adres 1] , 6621 BK Dreumel – West Maas en Waal (UBN [nummer 1] );
- [woonplaats] – Berg en Dal (UBN [nummer 12] ).
[medeverdachte] is verzorger van de runderen van verdachte op locatie [adres 3] te Hernen. Verdachte is houder van deze runderen.
Reeds op 6 december 2007 is er proces-verbaal opgemaakt tegen verdachte voor de overtreding van de Regeling identificatie en registratie van dieren wegens het niet overeenkomstig deze regeling houden van runderen door het niet (tijdig) oormerken van deze runderen. Hierna wordt er regelmatig door de NVWA gecontroleerd op de UBN-locaties van verdachte, waarbij stelselmatig overtredingen van de Regeling identificatie en registratie van dieren worden geconstateerd.
Vanaf december 2007 rust op het UBN [nummer 1] , locatie Dreumel, een aan- en afvoerverbod, met uitzondering van de periode 30 december 2014 tot en met 02 juli 2015.
Vanaf begin 2014 tot 28 april 2015 rustte op het UBN [nummer 11] , locatie Maasbommel, een aan- en afvoerverbod.
Vanaf 20 januari 2017 rust op het UBN [nummer 12] , locatie Kekerdom, een afvoerverbod.
Een aan-en afvoerverbod wordt ingesteld als 20% van de gehouden runderen niet voldoet aan de identificatie en registratie (I&R) regelgeving.
Inzake parketnummer 08/994574-16
Uit het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant] van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) blijkt dat hij op 11 februari 2016 samen met toezichthouder [toezichthouder] op de [adres 1] te Dreumel is geweest. Er liepen zeven runderen op dit perceel, waarvan er drie juist geïdentificeerd waren. Twee runderen hadden één oormerk en twee kalveren liepen zonder oormerken. Aan de grootte, omvang en fysieke ontwikkeling was te zien dat deze kalveren ouder dan drie dagen waren.
Ter terechtzitting van 9 april 2018 heeft verdachte bevestigd dat er op 11 februari 2016 op de locatie [adres 1] te Dreumel vier runderen niet waren voorzien van de wettelijk voorgeschreven twee oormerken. Ten aanzien van de twee kalveren die zonder oormerken werden aangetroffen, heeft verdachte gesteld dat deze nog steeds niet geoormerkt zijn.
Uit het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant] van de NVWA blijkt dat het hem tijdens de inspectie van 11 februari 2016 verbaasde dat er zo weinig koeien op het perceel liepen. Tijdens eerdere controles waren er ongeveer 30 runderen aanwezig. Verbalisant heeft hierop een “overzicht aan- en afvoerstromen” uitgedraaid uit het I&R-systeem. Op dat overzicht was te zien dat er 25 runderen zijn afgevoerd van UBN [nummer 1] (UBN op naam van [verdachte] ) en aangevoerd op UBN [nummer 13] van [medeverdachte] ( [adres 3] te Hernen, op welk adres tevens UBN [nummer 10] van verdachte staat geregistreerd). Ten gevolge van het niet voldoen aan de voorschriften bij of krachtens de Regeling identificatie en registratie van dieren tijdens controles in 2015 is er een aan- en afvoerverbod voor runderen ingesteld op het desbetreffende UBN van [verdachte] . Verdachte heeft hierover meerdere malen een brief gekregen van het RVO, waarin wordt aangegeven dat het aan- en afvoerverbod pas wordt opgeheven als de overtredingen hersteld zijn (dat is zodra [verdachte] alsnog voldoet aan de voorschriften).
Ter terechtzitting van 9 april 2018 heeft verdachte verklaard dat het aan- en afvoerverbod hem bekend was en dat hij inderdaad in strijd met het aan- en afvoerverbod op 27 januari 2016 25 runderen heeft vervoerd van de locatie [adres 1] te Dreumel naar de locatie [adres 3] te Hernen.
Verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] van de NVWA hebben geverbaliseerd dat zij op
6 oktober 2016 het perceel aan de [woonplaats] te Kekerdom hebben geïnspecteerd in het kader van de identificatie en registratie runderen. Er werden twee kalveren in de stal aangetroffen die niet geoormerkt waren.
Verdachte heeft 6 oktober 2016 tegenover de verbalisanten verklaard: “
Deze dieren blijven heel. Ik ga ze niet beschadigen.”
Ter terechtzitting van 9 april 2018 heeft verdachte bevestigd dat er op 6 oktober 2016 op de locatie [woonplaats] te Kekerdom twee kalveren niet waren voorzien van de wettelijk voorgeschreven twee oormerken.
Verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] hebben verder gerelateerd dat zij tijdens de inspectie van
6 oktober 2016 de twee kalveren herkennen van de locatie [adres 1] te
Dreumel. Deze kalveren zijn volgens de verbalisanten in strijd met het aan- en afvoerverbod afgevoerd van [adres 1] te Dreumel (UBN [nummer 1] ) en aangevoerd naar de [woonplaats] . Ten gevolge van het niet voldoen aan de voorschriften bij of krachtens de Regeling identificatie en registratie van dieren tijdens controles in 2015 is er een aan- en afvoerverbod voor runderen ingesteld op het desbetreffende UBN van [verdachte] . Verdachte heeft hierover meerdere malen een brief gekregen van het RVO, waarin wordt aangegeven dat het aan- en afvoerverbod pas wordt opgeheven als de overtredingen hersteld zijn (dat is zodra [verdachte] alsnog voldoet aan de voorschriften).
Verdachte heeft op 6 oktober 2016 tegenover de verbalisanten verklaard:
“Ik heb deze kalveren hier aangevoerd.”
Ter terechtzitting van 9 april 2018 heeft verdachte bevestigd dat het aan- en afvoerverbod hem bekend was en dat hij inderdaad in strijd met het aan- en afvoerverbod op 6 oktober 2016 twee kalveren heeft vervoerd van de locatie [adres 1] te Dreumel naar de locatie [woonplaats] .
Uit een proces-verbaal van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] van de NVWA blijkt dat zij op 20 januari 2017 op het perceel [adres 3] te Hernen zijn geweest voor een controle op identificatie en registratie van de runderen. Verbalisant [verbalisant] herkent twee runderen van een controle op 11 februari 2016 aan de [adres 1] te Dreumel (UBN [nummer 1] ). Op de stallijst staat dat één rund in Hernen is aangevoerd op 20 september 2016 en één op 3 november 2016.
Ten gevolge van het niet voldoen aan de voorschriften bij of krachtens de Regeling
identificatie en registratie van dieren tijdens controles in 2015 is er een aan- en afvoerverbod
voor runderen ingesteld op het betreffende UBN van [verdachte] . Verdachte heeft hierover meerdere malen een brief over gekregen van het RVO, waarin wordt aangegeven dat het aan- en afvoerverbod pas wordt opgeheven als de overtredingen hersteld zijn (dat is zodra [verdachte] alsnog voldoet aan de voorschriften).
Getuige [getuige] , echtgenote van eerdergenoemde [medeverdachte] , heeft verklaard dat verdachte in het najaar van 2016 twee koeien bij hen heeft aangevoerd.
Ter terechtzitting van 9 april 2018 heeft verdachte verklaard dat hij bekend was met het aan- en afvoerverbod en dat hij inderdaad in strijd met het aan- en afvoerverbod op 20 september 2016 en op 3 november 2016 twee runderen, te weten de runderen met ID code [nummer 3] en ID code NL [nummer 2] , heeft vervoerd van de locatie [adres 1] te Dreumel naar de locatie [adres 3] te Hernen.
Uit proces-verbaal van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] van de NVWA blijkt dat zij op 12 mei 2017 op adres [adres 3] te Hernen een inspectie hebben uitgevoerd. Er werden twee runderen met 1 oormerk aangetroffen.
Ter terechtzitting van 9 april 2018 heeft verdachte verklaard dat het juist is dat er op 12 mei 2017 op de locatie [adres 3] te Hernen twee runderen niet waren voorzien van de wettelijk voorgeschreven twee oormerken.
Uit voornoemd proces-verbaal van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] van de NVWA blijkt tevens dat er op 12 mei 2017 een inspectie heeft plaatsgevonden op de locatie [woonplaats] . Verbalisanten herkennen twee runderen van een eerdere controle op 20 januari 2017. Deze twee runderen waren niet gemerkt en zijn nooit gemerkt geweest.
Ter terechtzitting van 9 april 2018 heeft verdachte verklaard dat het juist is dat er op 12 mei 2017 op de locatie [woonplaats] twee runderen niet waren voorzien van de wettelijk voorgeschreven twee oormerken.
Uit voornoemd proces-verbaal van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] van de NVWA blijkt dat er op 12 mei 2017 ook nog een inspectie is geweest op het adres [adres 1] te Dreumel. Er werd daar één rund aangetroffen dat maar één oormerk in had.
Ter terechtzitting van 9 april 2018 heeft verdachte bevestigd dat er op 12 mei 2017 op de locatie [adres 1] te Dreumel een rund met ID code NL [nummer 6] niet was voorzien van de wettelijk voorgeschreven twee oormerken.
Voorts heeft verdachte ter terechtzitting erkend dat hij de drie ad informandum gevoegde feiten bij de dagvaarding met parketnummer 08/994574-16 heeft begaan.
Inzake parketnummer 08/994505-18
Uit een proces-verbaal opgemaakt door verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] van de NVWA blijkt dat er op 25 augustus 2017 een inspectie is geweest op het adres [adres 3] te Hernen, zijnde een controle op identificatie en registratie van de runderen. Er is gebleken dat twee runderen maar één oormerk hadden.[medeverdachte] verklaarde dat hij de vervangende merken in huis had. [medeverdachte] heeft deze runderen dezelfde dag hermerkt. Ten aanzien van één rund hebben zowel [medeverdachte] als verdachte verklaard niet te weten dat deze een merk verloren was. Het merk is op 28 augustus 2017 bijbesteld.
Ter terechtzitting van 9 april 2018 heeft verdachte verklaard dat de drie runderen op 25 augustus 2017 op de locatie [adres 3] te Hernen niet waren voorzien van de wettelijk voorgeschreven twee oormerken.
Uit een proces-verbaal van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] , van de NVWA blijkt dat er op 25 augustus 2017 op het adres [adres 1] te Dreumel een inspectie heeft plaatsgevonden. Verbalisanten zien dat er drie runderen worden gehouden in een onderkomen van hout, metalen bouwhekken, pallets, kuubse kisten en kunststof zeilen. Dit onderkomen was ongeveer 7 bij 5 meter groot. De ondergrond bestond uit modder, urine en mest. De runderen zakten tot hun buik in deze modder, urine en mest. Bij het voerhek zakten de runderen tot hun hakken in de modder, urine en mest. Het water in het ligbad was smerig en vuil. De runderen beschikten niet over een droge en schone ligplek.
Gelet op het vorenstaande staat vast dat verdachte de in de tenlastelegging omschreven runderen niet heeft voorzien van oormerken en dat hij zijn runderen heeft verplaatst in strijd met het geldende aan- en afvoerverbod.
Verdachte heeft ter zitting een beroep gedaan op de Verordening (EG) nr. 644/2005 van de Commissie van 27 april 2005 tot goedkeuring van een in Verordening (EG) nr. 1760/2000 van het Europees Parlement en de Raad bedoeld speciaal identificatiesysteem voor runderen die voor culturele en historische doeleinden worden gehouden op erkende bedrijven. Verdachte heeft in dat kader op 15 augustus 2017 een verzoekschrift bij het RVO, afdeling dierregistratie, te Zwolle ingediend en is nog immer in afwachting van een beslissing op dit verzoekschrift. Verdachte wil graag vrijgesteld worden van de oormerkplicht op grond van de unieke culturele en historische waarden van een nieuw door hem gefokt ras. Verdachte is bereid om ter verdere identificatie en registratie een elektronische transponder onderhuids te laten aanbrengen door een daartoe opgeleide deskundige.
Dat verdachte in aanmerking komt voor een vrijstelling dan wel ontheffing op basis van de door hem genoemde Europese Verordening is niet gebleken. De runderen van verdachte zijn door de bevoegde autoriteit (nog) niet erkend als dieren die voor culturele en historische doeleinden worden gehouden. Evenmin is het bedrijf van verdachte door de daartoe bevoegde autoriteit goedgekeurd als erkend bedrijf ter zake. Verdachte heeft weliswaar een verzoek daartoe ingediend, maar een dergelijke vrijstelling dan wel ontheffing is (nog) niet toegekend door de daarvoor bevoegde instantie.
Ook de nationale wetgever heeft in artikel 107 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren een vrijstellings- of ontheffingsmogelijkheid geschapen. Niet is gebleken dat verdachte hiervan gebruik heeft gemaakt en dat hem een dergelijke vrijstelling of ontheffing is verleend.
Nu verdachte geen vrijstelling of ontheffing heeft op grond waarvan hij zijn runderen niet zou hoeven oormerken, dient hij zich te houden aan de voorschriften bij of krachtens de Regeling identificatie en registratie van dieren gesteld. Zoals reeds hiervoor overwogen, heeft verdachte zich hieraan naar het oordeel van de rechtbank niet gehouden.
De rechtbank is van oordeel dat ook de verder door verdachte aangevoerde argumenten geen rechtvaardiging geven om anders te handelen dan door de wet- en regelgeving wordt voorgeschreven.
De rechtbank is zodoende van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de onder parketnummer 08/994574-16 1 tot en met 9 en 08/994505-18 onder 1 tenlastegelegde feiten heeft begaan. Ten aanzien van het onder 08/994505-18 onder 1 tenlastegelegde zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het tenlastegelegde ten aanzien van het rund met ID-code NL [nummer 9] , nu uit het dossier onvoldoende blijkt dat verdachte op 25 augustus 2017 in strijd met de Regeling heeft gehandeld.
Gelet op de verklaringen van [medeverdachte] en verdachte acht de rechtbank niet bewezen dat sprake is geweest van medeplegen van het onder parketnummer 08/994574-16 onder 7 ten laste gelegde feit.
Ten aanzien van het onder 2 onder parketnummer 08/994505-18 overweegt de rechtbank als volgt. De runderen hebben gedurende een langere periode in de modder, urine en mest gestaan, soms tot aan de buik. De rechtbank heeft - mede gelet op de daarbij gevoegde foto’s die weinig aan de verbeelding overlaten - geen reden om te twijfelen aan het door verbalisanten opgemaakte proces-verbaal over de aangetroffen toestand van het onderkomen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte op 25 augustus 2017 in strijd met het bepaalde in artikel 2.2. lid 8 Wet dieren heeft gehandeld. Verdachte heeft vanuit zijn functie als veehouder onvoldoende verantwoordelijkheid genomen voor het welzijn van de aan zijn zorg toevertrouwde en van die zorg afhankelijke dieren. De rechtbank acht het onder 2 primair onder parketnummer 08/994505-18 zodoende wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank zal verdachte partieel vrijspreken voor zover het de verwijten onder het tweede en derde gedachtestreepje betreft. Nu geen onderzoek is gedaan naar het water in de badkuip kan, gelet op de betwisting van verdachte, niet worden vastgesteld dat het inderdaad om ‘smerig en vuil’ drinkwater ging. Het onder het derde gedachtestreepje verwoorde is naar het oordeel van de rechtbank te onbepaald.