ECLI:NL:RBOVE:2018:1329

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
23 april 2018
Publicatiedatum
23 april 2018
Zaaknummer
08/994574-16 en 08-994505-18 (gevoegd ttz) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veehouder veroordeeld voor overtredingen van de Regeling identificatie en registratie van dieren en het onthouden van verzorging aan runderen

Op 23 april 2018 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 65-jarige veehouder, die werd beschuldigd van meerdere overtredingen van de Regeling identificatie en registratie van dieren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het niet registreren en oormerken van zijn runderen, ondanks een eerder opgelegd aan- en afvoerverbod. De verdachte heeft herhaaldelijk runderen verplaatst naar andere locaties, wat in strijd was met de wetgeving. Daarnaast heeft hij zijn dieren niet de nodige verzorging geboden, wat resulteerde in een onhygiënische en onveilige leefomgeving voor de runderen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 140 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden, met een proeftijd van 2 jaar. Tevens is er een beroepsverbod opgelegd voor de duur van 1 jaar, waardoor de verdachte gedurende deze periode geen runderen mag houden. De rechtbank heeft benadrukt dat het welzijn van de dieren voorop staat en dat naleving van de wetgeving essentieel is voor een verantwoord dierenbeheer.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige economische kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummers: 08/994574-16 en 08-994505-18 (gevoegd ttz) (P)
Datum vonnis: 23 april 2018
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1952 in [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
9 april 2018.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. D. van Ieperen en van hetgeen door verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Inzake parketnummer 08/994574-16:
feit 1:op 11 februari 2016 vier runderen heeft gehouden die in strijd met de wettelijke regeling niet voorzien waren van twee oormerken;
feit 2:op 27 januari 2016 opzettelijk 25 runderen heeft afgevoerd naar een andere locatie terwijl dit in verband met een aan hem opgelegd verbod was verboden;
feit 3:op 6 oktober 2016 twee runderen heeft gehouden die in strijd met de wettelijke regeling niet voorzien waren van twee oormerken;
feit 4:in de periode van 11 februari 2016 tot en met 6 oktober 2016 opzettelijk runderen heeft afgevoerd naar een andere locatie terwijl dit in verband met een aan hem opgelegd verbod was verboden;
feit 5:op 3 november 2016 opzettelijk runderen heeft afgevoerd naar een andere locatie terwijl dit in verband met een aan hem opgelegd verbod was verboden;
feit 6:op 20 september 2016 opzettelijk runderen heeft afgevoerd naar een andere locatie terwijl dit in verband met een aan hem opgelegd verbod was verboden;
feit 7:op 12 mei 2017 twee runderen heeft gehouden die in strijd met de wettelijke regeling niet voorzien waren van twee oormerken;
feit 8:op 12 mei 2017 twee runderen heeft gehouden die in strijd met de wettelijke regeling niet voorzien waren van twee oormerken;
feit 9:op 12 mei 2017 een rund heeft gehouden dat in strijd met de wettelijke regeling niet voorzien was van twee oormerken.
Inzake parketnummer 08/994505-18:
feit 1:op 25 augustus 2017 drie runderen heeft gehouden die in strijd met de wettelijke regeling niet voorzien waren van twee oormerken;
feit 2:op 25 augustus 2017 drie runderen in strijd met de wet de nodige verzorging heeft onthouden dan wel dat verdachte er niet voor heeft zorggedragen dat deze runderen
een toereikende behuizing hadden onder voldoende hygiënische omstandigheden.
Voluit luidt de tenlastelegging inzake parketnummer 08/994574-16 aan verdachte, dat:
1.
verdachte op of omstreeks 11 februari 2016 op een locatie gelegen aan of nabij de [adres 1] te Dreumel in de gemeente West Maas en Waal, al dan niet opzettelijk, vier, althans een of meer runderen heeft gehouden, zulks terwijl die/dat
dier(en) niet overeenkomstig de 'Regeling identificatie en registratie van dieren' waren/was geïdentificeerd en/of geregistreerd, aangezien die/dat dier(en) niet waren/was voorzien van de bij artikel 13 t/m 16 van die Regeling voorgeschreven twee oormerken;
2.
verdachte op of omstreeks 27 januari 2016, althans op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 2 juli 2015 t/m 11 februari 2016, in de gemeente West Maas en Waal, al dan niet opzettelijk heeft gehandeld in strijd met het op 13 juli 2015 door de Minister van Economische Zaken opgelegde verbod als bedoeld in artikel 40 van de "Regeling identificatie en registratie van dieren" om (onder meer) runderen af te voeren van het bedrijf met UBN nummer [nummer 1] , gelegen aan of nabij de [adres 1] te Dreumel, immers werd(en) in voormelde periode 25, althans een of meer runderen van
voornoemd bedrijf afgevoerd naar een locatie gelegen aan of nabij de [adres 3] te Hernen;
3.
verdachte op of omstreeks 6 oktober 2016 op een locatie gelegen aan of nabij de [woonplaats] te Kekerdom, in de gemeente Berg en Dal, al dan niet opzettelijk, twee, althans een of meer runderen heeft gehouden, zulks terwijl die/dat dier(en) niet overeenkomstig de 'Regeling identificatie en registratie van dieren' waren/was geïdentificeerd en/of geregistreerd, aangezien die/dat dier(en) niet waren/was voorzien van de bij artikel 13 t/m 16 van die Regeling voorgeschreven twee oormerken;
4.
verdachte op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 11 februari 2016 t/m 6 oktober 2016, in de gemeente West Maas en Waal, al dan niet opzettelijk heeft gehandeld in strijd met het op 13 juli 2015 door de Minister van Economische Zaken opgelegde verbod als bedoeld in artikel 40 van de "Regeling identificatie en registratie van dieren" om (onder meer) runderen af te voeren van het bedrijf met UBN nummer [nummer 1] , gelegen aan of nabij de [adres 1] te Dreumel, immers werd(en) in voormelde periode twee, althans een of meer runderen van voornoemd bedrijf afgevoerd naar een locatie gelegen aan of nabij de [woonplaats] te Kekerdom;
5.
verdachte op of omstreeks 3 november 2016, althans in of omstreeks de periode van 11 februari 2016 t/m 20 januari 2017, in de gemeente West Maas en Waal, al dan niet opzettelijk heeft gehandeld in strijd met het op 13 juli 2015 door de Minister van Economische Zaken opgelegde verbod als bedoeld in artikel 40 van de "Regeling identificatie en registratie van dieren" om (onder meer) runderen af te voeren van het bedrijf met UBN nummer [nummer 1] , gelegen aan of nabij de [adres 1] te Dreumel, immers werd op voormelde datum of in voormelde periode het rund NL [nummer 2] van voornoemd bedrijf afgevoerd naar een locatie gelegen aan of nabij de [adres 3] te Hernen;
6.
verdachte op of omstreeks 20 september 2016, althans in of omstreeks de periode van 11 februari 2016 t/m 20 januari 2017, in de gemeente West Maas en Waal, al dan niet opzettelijk heeft gehandeld in strijd met het op 13 juli 2015 door de Minister van Economische Zaken opgelegde verbod als bedoeld in artikel 40 van de "Regeling identificatie en registratie van dieren" om (onder meer) runderen af te voeren van het bedrijf met UBN nummer [nummer 1] , gelegen aan of nabij de [adres 1] te Dreumel, immers werd op voormelde datum of in voormelde periode het rund NL [nummer 3] van voornoemd bedrijf afgevoerd naar een locatie gelegen aan of nabij de [adres 3] te Hernen;
7.
verdachte op of omstreeks 12 mei 2017 op een locatie gelegen aan of nabij de [adres 3] te Hernen, in de gemeente Wijchen, al dan niet opzettelijk, tezamen en in vereniging met [medeverdachte] , althans alleen, twee, althans een of meer runderen heeft gehouden, zulks terwijl die/dat dier(en) met de ID-codes NL [nummer 4] en/of NL [nummer 5] niet overeenkomstig de 'Regeling identificatie en registratie van dieren' waren/was geïdentificeerd en/of geregistreerd, aangezien die/dat dier(en) niet waren/was voorzien van de bij artikel 13 t/m 16 van die Regeling voorgeschreven twee oormerken;
8.
verdachte op of omstreeks 12 mei 2017 op een locatie gelegen aan of nabij de [woonplaats] te Kekerdom in de gemeente Berg en Dal, al dan niet opzettelijk, twee (zwart/witte), althans een of meer runderen heeft gehouden, zulks terwijl die/dat dier(en) niet overeenkomstig de 'Regeling identificatie en registratie van dieren' waren/was geïdentificeerd en/of geregistreerd, aangezien die/dat dier(en) niet waren/was voorzien van de bij artikel 13 t/m 16 van die Regeling voorgeschreven twee oormerken;
9.
verdachte op of omstreeks 12 mei 2017 op een locatie gelegen aan of nabij de [adres 1] te Dreumel, in de gemeente West Maas en Waal, al dan niet opzettelijk, een rund met de ID-code NL [nummer 6] heeft gehouden, zulks terwijl dat dier niet overeenkomstig de 'Regeling identificatie en registratie van dieren' was geïdentificeerd en/of geregistreerd, aangezien dat dier niet was voorzien van de bij artikel 13 t/m 16 van die Regeling voorgeschreven twee oormerken.
Ten aanzien van parketnummer 08/994505-18 luidt de gewijzigde tenlastelegging:
1.
hij op of omstreeks 25 augustus 2017 te Hernen, in de gemeente Wijchen, al dan niet
opzettelijk, drie, althans een of meer, runderen heeft gehouden, te weten
- het rund met de ID-code NL [nummer 7] , en/of
- het rund met de ID-code NL [nummer 8] , en/of
- het rund met de ID-code NL [nummer 9] , en/of
(zulks) terwijl die runderen niet overeenkomstig de Regeling identificatie en registratie van dieren waren geïdentificeerd en/of geregistreerd, immers waren/was die/dat rund(eren) niet overeenkomstig het gestelde in artikel 15 lid 1 en artikel 16 van genoemde regeling, voorzien van de voorgeschreven twee oormerken;
2.
hij op of omstreeks 25 augustus 2017, althans in de maand augustus 2017, te Dreumel, in de gemeente West Maas en Waal, al dan niet opzettelijk, als houder van een of meer dieren, te weten drie, althans een of meer, runderen, aan die/dat dier(en) de nodige verzorging heeft onthouden, immers heeft hij, deze/dat rund(eren)
- in een onderkomen (van zeven bij vijf meter groot) gehouden waarvan de ondergrond bestond uit modder, urine en mest, en waardoor deze/dat rund(eren) niet kon(den) beschikken over een droge en schone ligplaats,
- drinkwater (in een ligbad) verstrekt dat smerig en vuil was,
- niet gevrijwaard van fysiek en/of fysiologisch ongerief;
Subsidiair
hij op of omstreeks 25 augustus 2017, althans in de maand augustus 2017, te Dreumel, in
de gemeente West Maas en Waal, al dan niet opzettelijk, als houder van een of meer
dieren, te weten drie, althans een of meer runderen, er niet voor heeft zorggedragen dat
dit/deze dier(en) een toereikende behuizing had/hadden onder voldoende hygiënische
omstandigheden en/of dat dit/deze dier(en) de toegang heeft/hebben tot een toereikende
hoeveelheid water van passende kwaliteit of op een andere wijze aan zijn behoefte aan
water kan voldoen, immers bleek toen aldaar dat
- dat/deze rund(eren) in een onderkomen (van zeven bij vijf meter groot) gehouden werden waarvan de ondergrond bestond uit modder, urine en mest, en waardoor voornoemd(e)rund(eren) niet kon(den) beschikken over een droge en schone ligplaats,
- aan dat/deze rund(eren) drinkwater (in een ligbad) werd verstrekt dat smerig en vuil was, en waardoor voornoemd(e) rund(eren) geen toegang had(den) tot schoon drinkwater,
- dat/deze rund(eren) niet gevrijwaard was/waren van fysiek en/of fysiologisch ongerief, en beperkt werden in hun natuurlijk gedrag,
terwijl deze overtreding plaatsvindt in de uitoefening van een bedrijf waar dieren krachtens artikel 2.3, tweede lid Wet dieren, aangewezen soorten of categorieën worden gehouden.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De bewijsoverwegingen [1]
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gelet op de inhoud van het dossier en de daarin opgenomen getuigenverklaringen en stukken gevorderd dat de onder de parketnummers 08/994574-16 en 08/994505-18 onder 1 en 2 primair tenlastegelegde feiten bewezen worden verklaard.
4.2
Het standpunt van verdachte
Verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat hij moet worden vrijgesproken van voornoemde tenlastegelegde feiten. Daartoe heeft hij aangevoerd dat hij zijn runderen goed heeft verzorgd. Dat hij geen twee oormerken bij zijn dieren heeft aangebracht, had te maken met het welzijn van die dieren. Verdachte heeft twee runderen bewust nog nooit geoormerkt, omdat hij meent dat er uitzonderingsregels gelden voor deze runderen en hij deze runderen als voorbeeld wil stellen om wijziging van de I&R-regelgeving te bewerkstelligen.
Voorts heeft verdachte gesteld dat het verplaatsen van zijn runderen in strijd met het aan- en afvoerverbod ook te maken heeft met het welzijn van zijn runderen. De verdachte heeft daarbij aangevoerd dat de weersomstandigheden in Nederland zo snel veranderen dat een verplaatsing van zijn runderen naar een drogere plek soms direct noodzakelijk is. Bij [medeverdachte] hebben zijn runderen een droge plek op stal. De stieren van zijn kudde zijn bovendien zo bronstig dat het ter bescherming van de koeien beter is hen elders te plaatsen. Daarnaast is het soms ook beter stieren die elkaars territorium bestrijden uit elkaar te halen en elders te plaatsen, aldus verdachte.
Verdachte heeft verder aangegeven dat de behuizing waarvan sprake was bij de inspectie van 25 augustus 2017, wel degelijk in orde was. Zo hadden de stieren de beschikking over een droge en schone ligplaats en bestond de ondergrond niet alleen uit modder, urine en mest. Het drinkwater in het ligbad was niet smerig en vuil, aangezien dit bestond uit regenwater aangevuld met perensap uit zijn boomgaard. Deze combinatie vinden zijn runderen lekker en is goed voor hun gezondheid. Verbalisanten hebben echter nagelaten een monster van de inhoud van het ligbad te nemen, waardoor hij nu niet meer kan aantonen dat de inhoud van het ligbad bestond uit deze combinatie van regenwater met vruchtensap in plaats van vies water.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
Uit het dossier en hetgeen ter zitting is besproken, komt het volgende naar voren.
Verdachte is wiskundig ingenieur en heeft als nevenberoep veehouder. Op naam van verdachte staat een viertal geregistreerde Unieke Bedrijfsnummers (UBN):
- [adres 3] , 6616 BP Hernen – Wijchen (UBN [nummer 10] );
- [adres 4] – West Maas en Waal (UBN [nummer 11] );
- [adres 1] , 6621 BK Dreumel – West Maas en Waal (UBN [nummer 1] );
- [woonplaats] – Berg en Dal (UBN [nummer 12] ).
[medeverdachte] is verzorger van de runderen van verdachte op locatie [adres 3] te Hernen. Verdachte is houder van deze runderen.
Reeds op 6 december 2007 is er proces-verbaal opgemaakt tegen verdachte voor de overtreding van de Regeling identificatie en registratie van dieren wegens het niet overeenkomstig deze regeling houden van runderen door het niet (tijdig) oormerken van deze runderen. Hierna wordt er regelmatig door de NVWA gecontroleerd op de UBN-locaties van verdachte, waarbij stelselmatig overtredingen van de Regeling identificatie en registratie van dieren worden geconstateerd.
Vanaf december 2007 rust op het UBN [nummer 1] , locatie Dreumel, een aan- en afvoerverbod, met uitzondering van de periode 30 december 2014 tot en met 02 juli 2015.
Vanaf begin 2014 tot 28 april 2015 rustte op het UBN [nummer 11] , locatie Maasbommel, een aan- en afvoerverbod.
Vanaf 20 januari 2017 rust op het UBN [nummer 12] , locatie Kekerdom, een afvoerverbod.
Een aan-en afvoerverbod wordt ingesteld als 20% van de gehouden runderen niet voldoet aan de identificatie en registratie (I&R) regelgeving.
Inzake parketnummer 08/994574-16
Feit 1
Uit het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant] van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) blijkt dat hij op 11 februari 2016 samen met toezichthouder [toezichthouder] op de [adres 1] te Dreumel is geweest. Er liepen zeven runderen op dit perceel, waarvan er drie juist geïdentificeerd waren. Twee runderen hadden één oormerk en twee kalveren liepen zonder oormerken. Aan de grootte, omvang en fysieke ontwikkeling was te zien dat deze kalveren ouder dan drie dagen waren. [2]
Ter terechtzitting van 9 april 2018 heeft verdachte bevestigd dat er op 11 februari 2016 op de locatie [adres 1] te Dreumel vier runderen niet waren voorzien van de wettelijk voorgeschreven twee oormerken. Ten aanzien van de twee kalveren die zonder oormerken werden aangetroffen, heeft verdachte gesteld dat deze nog steeds niet geoormerkt zijn. [3]
Feit 2
Uit het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant] van de NVWA blijkt dat het hem tijdens de inspectie van 11 februari 2016 verbaasde dat er zo weinig koeien op het perceel liepen. Tijdens eerdere controles waren er ongeveer 30 runderen aanwezig. Verbalisant heeft hierop een “overzicht aan- en afvoerstromen” uitgedraaid uit het I&R-systeem. Op dat overzicht was te zien dat er 25 runderen zijn afgevoerd van UBN [nummer 1] (UBN op naam van [verdachte] ) en aangevoerd op UBN [nummer 13] van [medeverdachte] ( [adres 3] te Hernen, op welk adres tevens UBN [nummer 10] van verdachte staat geregistreerd). Ten gevolge van het niet voldoen aan de voorschriften bij of krachtens de Regeling identificatie en registratie van dieren tijdens controles in 2015 is er een aan- en afvoerverbod voor runderen ingesteld op het desbetreffende UBN van [verdachte] . Verdachte heeft hierover meerdere malen een brief gekregen van het RVO, waarin wordt aangegeven dat het aan- en afvoerverbod pas wordt opgeheven als de overtredingen hersteld zijn (dat is zodra [verdachte] alsnog voldoet aan de voorschriften). [4] [5]
Ter terechtzitting van 9 april 2018 heeft verdachte verklaard dat het aan- en afvoerverbod hem bekend was en dat hij inderdaad in strijd met het aan- en afvoerverbod op 27 januari 2016 25 runderen heeft vervoerd van de locatie [adres 1] te Dreumel naar de locatie [adres 3] te Hernen. [6]
Feit 3
Verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] van de NVWA hebben geverbaliseerd dat zij op
6 oktober 2016 het perceel aan de [woonplaats] te Kekerdom hebben geïnspecteerd in het kader van de identificatie en registratie runderen. Er werden twee kalveren in de stal aangetroffen die niet geoormerkt waren. [7]
Verdachte heeft 6 oktober 2016 tegenover de verbalisanten verklaard: “
Deze dieren blijven heel. Ik ga ze niet beschadigen.” [8]
Ter terechtzitting van 9 april 2018 heeft verdachte bevestigd dat er op 6 oktober 2016 op de locatie [woonplaats] te Kekerdom twee kalveren niet waren voorzien van de wettelijk voorgeschreven twee oormerken. [9]
Feit 4
Verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] hebben verder gerelateerd dat zij tijdens de inspectie van
6 oktober 2016 de twee kalveren herkennen van de locatie [adres 1] te
Dreumel. Deze kalveren zijn volgens de verbalisanten in strijd met het aan- en afvoerverbod afgevoerd van [adres 1] te Dreumel (UBN [nummer 1] ) en aangevoerd naar de [woonplaats] . Ten gevolge van het niet voldoen aan de voorschriften bij of krachtens de Regeling identificatie en registratie van dieren tijdens controles in 2015 is er een aan- en afvoerverbod voor runderen ingesteld op het desbetreffende UBN van [verdachte] . Verdachte heeft hierover meerdere malen een brief gekregen van het RVO, waarin wordt aangegeven dat het aan- en afvoerverbod pas wordt opgeheven als de overtredingen hersteld zijn (dat is zodra [verdachte] alsnog voldoet aan de voorschriften). [10]
Verdachte heeft op 6 oktober 2016 tegenover de verbalisanten verklaard:
“Ik heb deze kalveren hier aangevoerd.” [11]
Ter terechtzitting van 9 april 2018 heeft verdachte bevestigd dat het aan- en afvoerverbod hem bekend was en dat hij inderdaad in strijd met het aan- en afvoerverbod op 6 oktober 2016 twee kalveren heeft vervoerd van de locatie [adres 1] te Dreumel naar de locatie [woonplaats] . [12]
Feiten 5 en 6
Uit een proces-verbaal van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] van de NVWA blijkt dat zij op 20 januari 2017 op het perceel [adres 3] te Hernen zijn geweest voor een controle op identificatie en registratie van de runderen. Verbalisant [verbalisant] herkent twee runderen van een controle op 11 februari 2016 aan de [adres 1] te Dreumel (UBN [nummer 1] ). Op de stallijst staat dat één rund in Hernen is aangevoerd op 20 september 2016 en één op 3 november 2016.
Ten gevolge van het niet voldoen aan de voorschriften bij of krachtens de Regeling
identificatie en registratie van dieren tijdens controles in 2015 is er een aan- en afvoerverbod
voor runderen ingesteld op het betreffende UBN van [verdachte] . Verdachte heeft hierover meerdere malen een brief over gekregen van het RVO, waarin wordt aangegeven dat het aan- en afvoerverbod pas wordt opgeheven als de overtredingen hersteld zijn (dat is zodra [verdachte] alsnog voldoet aan de voorschriften). [13]
Getuige [getuige] , echtgenote van eerdergenoemde [medeverdachte] , heeft verklaard dat verdachte in het najaar van 2016 twee koeien bij hen heeft aangevoerd. [14]
Ter terechtzitting van 9 april 2018 heeft verdachte verklaard dat hij bekend was met het aan- en afvoerverbod en dat hij inderdaad in strijd met het aan- en afvoerverbod op 20 september 2016 en op 3 november 2016 twee runderen, te weten de runderen met ID code [nummer 3] en ID code NL [nummer 2] , heeft vervoerd van de locatie [adres 1] te Dreumel naar de locatie [adres 3] te Hernen. [15]
Feit 7
Uit proces-verbaal van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] van de NVWA blijkt dat zij op 12 mei 2017 op adres [adres 3] te Hernen een inspectie hebben uitgevoerd. Er werden twee runderen met 1 oormerk aangetroffen. [16]
Ter terechtzitting van 9 april 2018 heeft verdachte verklaard dat het juist is dat er op 12 mei 2017 op de locatie [adres 3] te Hernen twee runderen niet waren voorzien van de wettelijk voorgeschreven twee oormerken. [17]
Feit 8
Uit voornoemd proces-verbaal van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] van de NVWA blijkt tevens dat er op 12 mei 2017 een inspectie heeft plaatsgevonden op de locatie [woonplaats] . Verbalisanten herkennen twee runderen van een eerdere controle op 20 januari 2017. Deze twee runderen waren niet gemerkt en zijn nooit gemerkt geweest. [18]
Ter terechtzitting van 9 april 2018 heeft verdachte verklaard dat het juist is dat er op 12 mei 2017 op de locatie [woonplaats] twee runderen niet waren voorzien van de wettelijk voorgeschreven twee oormerken. [19]
Feit 9
Uit voornoemd proces-verbaal van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] van de NVWA blijkt dat er op 12 mei 2017 ook nog een inspectie is geweest op het adres [adres 1] te Dreumel. Er werd daar één rund aangetroffen dat maar één oormerk in had. [20]
Ter terechtzitting van 9 april 2018 heeft verdachte bevestigd dat er op 12 mei 2017 op de locatie [adres 1] te Dreumel een rund met ID code NL [nummer 6] niet was voorzien van de wettelijk voorgeschreven twee oormerken. [21]
Voorts heeft verdachte ter terechtzitting erkend dat hij de drie ad informandum gevoegde feiten bij de dagvaarding met parketnummer 08/994574-16 heeft begaan. [22]
Inzake parketnummer 08/994505-18
Feit 1
Uit een proces-verbaal opgemaakt door verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] van de NVWA blijkt dat er op 25 augustus 2017 een inspectie is geweest op het adres [adres 3] te Hernen, zijnde een controle op identificatie en registratie van de runderen. Er is gebleken dat twee runderen maar één oormerk hadden. [23] [medeverdachte] verklaarde dat hij de vervangende merken in huis had. [medeverdachte] heeft deze runderen dezelfde dag hermerkt. Ten aanzien van één rund hebben zowel [medeverdachte] als verdachte verklaard niet te weten dat deze een merk verloren was. Het merk is op 28 augustus 2017 bijbesteld.
Ter terechtzitting van 9 april 2018 heeft verdachte verklaard dat de drie runderen op 25 augustus 2017 op de locatie [adres 3] te Hernen niet waren voorzien van de wettelijk voorgeschreven twee oormerken. [24]
Feit 2
Uit een proces-verbaal van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] , van de NVWA blijkt dat er op 25 augustus 2017 op het adres [adres 1] te Dreumel een inspectie heeft plaatsgevonden. Verbalisanten zien dat er drie runderen worden gehouden in een onderkomen van hout, metalen bouwhekken, pallets, kuubse kisten en kunststof zeilen. Dit onderkomen was ongeveer 7 bij 5 meter groot. De ondergrond bestond uit modder, urine en mest. De runderen zakten tot hun buik in deze modder, urine en mest. Bij het voerhek zakten de runderen tot hun hakken in de modder, urine en mest. Het water in het ligbad was smerig en vuil. De runderen beschikten niet over een droge en schone ligplek. [25]
Overwegingen
Gelet op het vorenstaande staat vast dat verdachte de in de tenlastelegging omschreven runderen niet heeft voorzien van oormerken en dat hij zijn runderen heeft verplaatst in strijd met het geldende aan- en afvoerverbod.
Verdachte heeft ter zitting een beroep gedaan op de Verordening (EG) nr. 644/2005 van de Commissie van 27 april 2005 tot goedkeuring van een in Verordening (EG) nr. 1760/2000 van het Europees Parlement en de Raad bedoeld speciaal identificatiesysteem voor runderen die voor culturele en historische doeleinden worden gehouden op erkende bedrijven. Verdachte heeft in dat kader op 15 augustus 2017 een verzoekschrift bij het RVO, afdeling dierregistratie, te Zwolle ingediend en is nog immer in afwachting van een beslissing op dit verzoekschrift. Verdachte wil graag vrijgesteld worden van de oormerkplicht op grond van de unieke culturele en historische waarden van een nieuw door hem gefokt ras. Verdachte is bereid om ter verdere identificatie en registratie een elektronische transponder onderhuids te laten aanbrengen door een daartoe opgeleide deskundige.
Dat verdachte in aanmerking komt voor een vrijstelling dan wel ontheffing op basis van de door hem genoemde Europese Verordening is niet gebleken. De runderen van verdachte zijn door de bevoegde autoriteit (nog) niet erkend als dieren die voor culturele en historische doeleinden worden gehouden. Evenmin is het bedrijf van verdachte door de daartoe bevoegde autoriteit goedgekeurd als erkend bedrijf ter zake. Verdachte heeft weliswaar een verzoek daartoe ingediend, maar een dergelijke vrijstelling dan wel ontheffing is (nog) niet toegekend door de daarvoor bevoegde instantie.
Ook de nationale wetgever heeft in artikel 107 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren een vrijstellings- of ontheffingsmogelijkheid geschapen. Niet is gebleken dat verdachte hiervan gebruik heeft gemaakt en dat hem een dergelijke vrijstelling of ontheffing is verleend.
Nu verdachte geen vrijstelling of ontheffing heeft op grond waarvan hij zijn runderen niet zou hoeven oormerken, dient hij zich te houden aan de voorschriften bij of krachtens de Regeling identificatie en registratie van dieren gesteld. Zoals reeds hiervoor overwogen, heeft verdachte zich hieraan naar het oordeel van de rechtbank niet gehouden.
De rechtbank is van oordeel dat ook de verder door verdachte aangevoerde argumenten geen rechtvaardiging geven om anders te handelen dan door de wet- en regelgeving wordt voorgeschreven.
De rechtbank is zodoende van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de onder parketnummer 08/994574-16 1 tot en met 9 en 08/994505-18 onder 1 tenlastegelegde feiten heeft begaan. Ten aanzien van het onder 08/994505-18 onder 1 tenlastegelegde zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het tenlastegelegde ten aanzien van het rund met ID-code NL [nummer 9] , nu uit het dossier onvoldoende blijkt dat verdachte op 25 augustus 2017 in strijd met de Regeling heeft gehandeld.
Gelet op de verklaringen van [medeverdachte] en verdachte acht de rechtbank niet bewezen dat sprake is geweest van medeplegen van het onder parketnummer 08/994574-16 onder 7 ten laste gelegde feit.
Ten aanzien van het onder 2 onder parketnummer 08/994505-18 overweegt de rechtbank als volgt. De runderen hebben gedurende een langere periode in de modder, urine en mest gestaan, soms tot aan de buik. De rechtbank heeft - mede gelet op de daarbij gevoegde foto’s die weinig aan de verbeelding overlaten - geen reden om te twijfelen aan het door verbalisanten opgemaakte proces-verbaal over de aangetroffen toestand van het onderkomen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte op 25 augustus 2017 in strijd met het bepaalde in artikel 2.2. lid 8 Wet dieren heeft gehandeld. Verdachte heeft vanuit zijn functie als veehouder onvoldoende verantwoordelijkheid genomen voor het welzijn van de aan zijn zorg toevertrouwde en van die zorg afhankelijke dieren. De rechtbank acht het onder 2 primair onder parketnummer 08/994505-18 zodoende wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank zal verdachte partieel vrijspreken voor zover het de verwijten onder het tweede en derde gedachtestreepje betreft. Nu geen onderzoek is gedaan naar het water in de badkuip kan, gelet op de betwisting van verdachte, niet worden vastgesteld dat het inderdaad om ‘smerig en vuil’ drinkwater ging. Het onder het derde gedachtestreepje verwoorde is naar het oordeel van de rechtbank te onbepaald.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
inzake parketnummer 08/994574-16 dat:
1.
verdachte op 11 februari 2016 op een locatie gelegen aan de [adres 1] te Dreumel, in de gemeente West Maas en Waal, opzettelijk vier runderen heeft gehouden, zulks terwijl die dieren niet overeenkomstig de 'Regeling identificatie en registratie van dieren' waren geïdentificeerd en geregistreerd, aangezien die dieren niet waren voorzien van de bij artikel 13 t/m 16 van die Regeling voorgeschreven twee oormerken;
2.
verdachte op 27 januari 2016 in de gemeente West Maas en Waal, opzettelijk heeft gehandeld in strijd met het op 13 juli 2015 door de Minister van Economische Zaken opgelegde verbod als bedoeld in artikel 40 van de ‘Regeling identificatie en registratie van dieren’ om runderen af te voeren van het bedrijf met UBN nummer [nummer 1] , gelegen aan de [adres 1] te Dreumel, immers werden op die dag 25 runderen van voornoemd bedrijf afgevoerd naar een locatie gelegen aan de [adres 3] te Hernen;
3.
verdachte op 6 oktober 2016 op een locatie gelegen aan de [woonplaats] te Kekerdom, in de gemeente Berg en Dal, opzettelijk twee runderen heeft gehouden, zulks terwijl die dieren niet overeenkomstig de 'Regeling identificatie en registratie van dieren' waren geïdentificeerd en/of geregistreerd, aangezien die dieren niet waren voorzien van de bij artikel 13 t/m 16 van die Regeling voorgeschreven twee oormerken;
4.
verdachte in de periode van 11 februari 2016 tot en met 6 oktober 2016 in de gemeente West Maas en Waal opzettelijk heeft gehandeld in strijd met het op 13 juli 2015 door
de Minister van Economische Zaken opgelegde verbod als bedoeld in artikel 40 van de ‘Regeling identificatie en registratie van dieren’ om runderen af te voeren van het bedrijf met UBN nummer [nummer 1] , gelegen aan de [adres 1] te Dreumel, immers werden in voormelde periode twee runderen van voornoemd bedrijf afgevoerd naar een locatie gelegen aan de [woonplaats] te Kekerdom;
5.
verdachte op 3 november 2016 in de gemeente West Maas en Waal, opzettelijk heeft gehandeld in strijd met het op 13 juli 2015 door de Minister van Economische Zaken opgelegde verbod als bedoeld in artikel 40 van de ‘Regeling identificatie en registratie van dieren’ om runderen af te voeren van het bedrijf met UBN nummer [nummer 1] , gelegen aan de [adres 1] te Dreumel, immers werd op voormelde datum het rund NL [nummer 2] van voornoemd bedrijf afgevoerd naar een locatie gelegen aan de [adres 3] te Hernen;
6.
verdachte op 20 september 2016 in de gemeente West Maas en Waal opzettelijk heeft gehandeld in strijd met het op 13 juli 2015 door de Minister van Economische Zaken opgelegde verbod als bedoeld in artikel 40 van de ‘Regeling identificatie en registratie van dieren’ om runderen af te voeren van het bedrijf met UBN nummer [nummer 1] , gelegen aan de [adres 1] te Dreumel, immers werd op voormelde datum het rund NL [nummer 3] van voornoemd bedrijf afgevoerd naar een locatie gelegen aan de [adres 3] te Hernen;
7.
verdachte op 12 mei 2017 op een locatie gelegen aan de [adres 3] te Hernen, in de gemeente Wijchen, opzettelijk twee runderen heeft gehouden, zulks terwijl die dieren met de ID-codes NL [nummer 4] en NL [nummer 5] niet overeenkomstig de 'Regeling identificatie en registratie van dieren' waren geïdentificeerd en geregistreerd, aangezien die dieren niet waren voorzien van de bij artikel 13 t/m 16 van die Regeling voorgeschreven twee oormerken;
8.
verdachte op 2 mei 2017 op een locatie gelegen aan de [woonplaats] te Kekerdom, in de gemeente Berg en Dal, opzettelijk twee runderen heeft gehouden, zulks terwijl die dieren niet overeenkomstig de 'Regeling identificatie en registratie van dieren' waren geïdentificeerd en geregistreerd, aangezien die dieren niet waren voorzien van de bij artikel 13 t/m 16 van die Regeling voorgeschreven twee oormerken;
9.
verdachte op 12 mei 2017 op een locatie gelegen aan de [adres 1] te Dreumel, in de gemeente West Maas en Waal, opzettelijk een rund met de ID-code NL [nummer 6] heeft gehouden, zulks terwijl dat dier niet overeenkomstig de 'Regeling identificatie en registratie van dieren' was geïdentificeerd en geregistreerd, aangezien dat dier niet was voorzien van de bij artikel 13 t/m 16 van die Regeling voorgeschreven twee oormerken.
Ten aanzien van parketnummer 08/994505-18 dat:
1.
hij op 25 augustus 2017 te Hernen, in de gemeente Wijchen, opzettelijk twee runderen heeft gehouden, te weten
- het rund met de ID-code NL [nummer 7] , en
- het rund met de ID-code NL [nummer 8] ,
terwijl die runderen niet overeenkomstig de Regeling identificatie en registratie van dieren waren geïdentificeerd en geregistreerd, immers waren die runderen niet overeenkomstig het gestelde in artikel 15 lid 1 en artikel 16 van genoemde regeling, voorzien van de voorgeschreven twee oormerken;
2.
hij op 25 augustus 2017 te Dreumel, in de gemeente West Maas en Waal, opzettelijk als
houder van drie runderen aan die dieren de nodige verzorging heeft onthouden, immers heeft hij deze runderen in een onderkomen (van zeven bij vijf meter groot) gehouden waarvan de ondergrond bestond uit modder, urine en mest, en waardoor deze runderen niet konden beschikken over een droge en schone ligplaats.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 1 en 6 van de Wet op de economische delicten en artikel 8.11 Wet dieren.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
inzake de zaak met parketnummer 08/994574-16 inzake de feiten 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9 en inzake de zaak met het parketnummer 08/994505-18 onder 1 telkens het misdrijf:
overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 96 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, opzettelijk begaan;
inzake de zaak met het parketnummer 08-994505-18 onder 2 primair het misdrijf:
overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 2.2, achtste lid, van de Wet dieren, opzettelijk begaan.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot drie (3) maanden gevangenisstraf voorwaardelijk met een proeftijd van drie (3) jaren met oplegging daarbij van de bijzondere voorwaarde dat verdachte geen landbouwhuisdieren mag houden. Voorts is gevorderd dat aan verdachte een beroepsverbod voor boer, veehouder en hobbyboer wordt opgelegd. Tot slot is gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren, indien verdachte deze niet verricht te vervangen door 90 dagen hechtenis.
7.2
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich meermalen schuldig gemaakt aan het niet overeenkomstig de geldende regelgeving registreren van zijn runderen door deze runderen niet (tijdig) van twee oormerken te voorzien. Ten aanzien van twee runderen weigert verdachte zelfs principieel deze te oormerken. Om de gezondheid en het welzijn van dieren in zijn algemeenheid te kunnen waarborgen is een adequaat functionerend systeem en registratie van dieren noodzakelijk. Het is van belang dat eenieder die zich runderen houdt zich aan de daarbij behorende regelgeving houdt. Dat verdachte het niet eens is met de wetgeving, moge zo zijn, maar dat maakt niet dat het hem is toegestaan om in strijd met de geldende wetgeving te handelen.
Juist omdat verdachte zich in het verleden niet aan de wetgeving hield, is aan hem een aan- en afvoerverbod opgelegd. Verdachte wist hiervan, maar heeft er bij herhaling willens en wetens voor gekozen om dit verbod aan zijn laars te lappen en toch runderen verplaatst naar een andere locatie.
Tot slot heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het onthouden van de nodige verzorging aan zijn dieren. Met dit handelen heeft verdachte het welzijn van zijn dieren benadeeld.
Verdachte is in het verleden al vaker veroordeeld voor soortgelijke feiten. Blijkbaar hebben die straffen verdachte er niet van (kunnen) weerhouden om opnieuw in de fout te gaan. Integendeel, gebleken is dat verdachte geen enkel inzicht heeft in de gevolgen die het gebrek aan verzorging van de dieren hebben gehad terwijl hij halsstarrig blijft volhouden dat hij er nu eenmaal een andere werkwijze op na houdt en dat zijn dieren steeds in een uitstekende conditie hebben verkeerd. Dit neemt de rechtbank verdachte ernstig kwalijk. Daarnaast blijft verdachte uit principe weigeren om zijn runderen te (her)oormerken, terwijl hij ook daarvoor reeds eerder is veroordeeld.
De rechtbank houdt rekening met de omstandigheid dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de door verdachte erkende ad informandum gevoegde feiten, zoals die op de dagvaarding met parketnummer 08/994574-16 zijn vermeld en welke feiten hiermee zijn afgedaan.
De rechtbank is alles overziend van oordeel dat aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden en een taakstraf van 140 uren moet worden opgelegd.
Gelet op de aard van de zaak zijn er geen indicaties voor een verplicht reclasseringscontact noch voor een verwijzing naar een andere instantie ter zake. De rechtbank zal om die reden ook geen reclasseringscontact op leggen. De rechtbank acht het echter aangewezen dat de NVWA onder verantwoordelijkheid van het Openbaar Ministerie controles bij verdachte zal uitoefenen, en zal om die reden als bijzondere voorwaarde aan verdachte opleggen de verplichting mee te werken aan controles op het hieronder bedoelde beroepsverbod, uit te voeren door de NVWA.
Nu verdachte in de afgelopen 11 jaar structureel en bij herhaling de wet heeft overtreden en gelet op zijn principiële - maar afwijkende - gedachten de gegronde vrees bestaat dat hij de geldende regelgeving opnieuw zal overtreden, is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte als bijkomende straf een beroepsverbod dient te worden opgelegd, te weten een ontzetting uit de rechten tot uitoefening van het beroep van veehouder, voor zover dat betreft het houden - direct of indirect - van runderen voor de duur van 1 (één) jaar.
Dit houdt in dat het verdachte gedurende dat jaar verboden is om runderen te houden, zelf of met behulp van een derde/zetbaas, zowel op één van de locaties waaraan zijn UBN’s zijn verbonden als op locatie van een derde.
Aangezien op de UBN’s van verdachte een afvoerverbod geldt, is verdachte niet in staat om de zich thans op zijn percelen bevindende runderen af te voeren zonder daarbij de wet te overtreden. De rechtbank gaat er daarom van uit dat het Openbaar Ministerie - zo nodig bijgestaan door medewerkers van de NVWA - er zorg voor zal dragen dat de runderen van de locaties van verdachte worden verwijderd, zodra dit vonnis onherroepelijk is geworden. De rechtbank zal bepalen dat de termijn van het beroepsverbod ingaat met ingang van de dag waarop door of namens het Openbaar Ministerie de runderen van de locaties zijn afgevoerd althans vanaf het moment dat door of namens het Openbaar Ministerie is geconstateerd dat zich geen runderen meer op de locaties van verdachte bevinden. Indien blijkt dat, zodra het vonnis onherroepelijk is geworden, verdachte toch zelf de runderen van de locaties heeft (laten) afvoeren, gaat de termijn van het beroepsverbod in op het moment dat zulks door of namens het Openbaar Ministerie is geconstateerd en geverbaliseerd.
De rechtbank merkt in dit verband nog op dat indien verdachte zich niet houdt aan dit beroepsverbod hij zich blootstelt aan vervolging voor een (zelfstandig) economisch delict ter zake en dat zulks tot een nieuwe, zelfstandige straf voor verdachte kan leiden. Tevens kan bij schending van het beroepsverbod de nu aan hem opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf alsnog ten uitvoer worden gelegd.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen:
  • artikelen 39 en 40 Regeling identificatie en registratie van dieren;
  • artikel 96 Gezondheids- en welzijnswet voor dieren;
  • artikel 8.12 Wet dieren;
  • artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 28 en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
  • artikelen 2 en 7 van de Wet op de economische delicten.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 tot en met 9 tenlastegelegde inzake parketnummer 08/994574-16 en het onder 1 en 2 primair tenlastegelegde inzake parketnummer 08/994505-18 heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
inzake de zaak met parketnummer 08/994574-16 inzake de feiten 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9 en inzake de zaak met het parketnummer 08/994505-18 onder 1 telkens het misdrijf:
Overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 96 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, opzettelijk begaan;
inzake de zaak met het parketnummer 08-994505-18 onder 2 primair het misdrijf:
Overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 2.2, achtste lid, van de Wet dieren, opzettelijk begaan.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 tot en met 9 inzake parketnummer 08/994574-16 en het onder 1 en 2 primair inzake parketnummer 08/994505-18 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
140 (honderdveertig) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
70 (zeventig) dagen;
- veroordeelt verdachte voorts tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
twee (2) maanden;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien veroordeelde voor het einde van de
proeftijd van twee (2) jarende navolgende algemene en/of bijzondere voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat:
- veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardedat:
- veroordeelde gedurende het beroepsverbod meewerkt aan controles door de ambtenaren van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) op naleving door veroordeelde van het beroepsverbod;
- veroordeelt de verdachte tot een bijkomende straf, te weten een ontzetting uit de rechten tot uitoefening van het beroep van veehouder, voor zover dat betreft het houden - direct of indirect - van runderen voor de duur van
1 (één)jaar met ingang van de dag waarop door of namens het Openbaar Ministerie de runderen van de UBN-locaties van verdachte zijn afgevoerd, althans vanaf het moment dat door of namens het Openbaar Ministerie is geconstateerd dat zich geen runderen meer op de UBN-locaties van verdachte bevinden.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.M.F. Schreurs, voorzitter, mr. W.F. Boele en mr. J.H.W.R. Orriëns-Schipper, rechters, in tegenwoordigheid van H.J. Veldhuis, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 23 april 2018.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit de dossiers van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (waarbij de referentienummers afzonderlijk worden vermeld). Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Een proces-verbaal van bevindingen van 17 maart 2016 met referentienummer 122271/91718/6027295/1 (pag. 2 van het dossier), voor zover inhoudende het relaas van de verbalisant [verbalisant] ;
3.Het proces-verbaal van de terechtzitting van 9 april 2018, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte;
4.Een proces-verbaal van bevindingen van 17 maart 2016 2016 met referentienummer 122271/91718/6027295/1(pag. 2 en 3 van het dossier), voor zover inhoudende het relaas van de verbalisant [verbalisant] ;
5.Geschriften, zijnde een zevental brieven van de NVWA gericht aan verdachte (bijlage 2);
6.Het proces-verbaal van de terechtzitting van 9 april 2018, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte;
7.Een proces-verbaal van bevindingen van 28 oktober 20162016 met referentienummer 128842/96707/6027295/1 (pag. 2 van het dossier), voor zover inhoudende het relaas van de verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] ;
8.Een proces-verbaal van bevindingen van 28 oktober 2016 met referentienummer 128842/96707/6027295/1 (pag. 3 van het dossier), voor zover inhoudende de verklaring van verdachte;
9.Het proces-verbaal van de terechtzitting van 9 april 2018, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte;
10.Een proces-verbaal van bevindingen van 28 oktober 2016 met referentienummer 128842/96707/6027295/1 (pag. 2 en 3 van het dossier), voor zover inhoudende het relaas van de verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] ;
11.Een proces-verbaal van bevindingen van 28 oktober 2016 met referentienummer 128842/96707/6027295/1 (pag. 3 van het dossier), voor zover inhoudende de verklaring van verdachte d.d. 6 oktober 2016;
12.Het proces-verbaal van de terechtzitting van 9 april 2018, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte;
13.Een proces-verbaal van bevindingen van 30 januari 2017 met referentienummer 131454/98773/6027295/1 (pag.4 van het dossier), voor zover inhoudende het relaas van de verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] ;
14.Een proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige] van 20 januari 2017 met referentienummer 131454/98773/6027295/1 (bijlage 1 van het dossier);
15.Het proces-verbaal van de terechtzitting van 9 april 2018, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte;
16.Oorspronkelijk parketnummer: 08/994532-17. Een proces-verbaal van bevindingen van 23 mei 2017 (pag.3 van het dossier), voor zover inhoudende het relaas van de verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] ;
17.Het proces-verbaal van de terechtzitting van 9 april 2018, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte
18.Een proces-verbaal van bevindingen van 23 mei 2017 met referentienummer 134922/101983/6027295/1 (pag. 4 van het dossier), voor zover inhoudende het relaas van de verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] ;
19.Het proces-verbaal van de terechtzitting van 9 april 2018, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte
20.Een proces-verbaal van bevindingen van 23 mei 2017 met referentienummer 131454/98773/6027295/1 (pag. 4 van het dossier), voor zover inhoudende het relaas van de verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] ;
21.Het proces-verbaal van de terechtzitting van 9 april 2018, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte;
22.Het proces-verbaal van de terechtzitting van 9 april 2018, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte
23.Een proces-verbaal van bevindingen van 23 mei 2017 met referentienummer 137339/104219/6027295/2 (pag. 3 van het dossier), voor zover inhoudende het relaas van de verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] ;
24.Het proces-verbaal van de terechtzitting van 9 april 2018, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte
25.Een proces-verbaal van bevindingen van 23 mei 2017 met referentienummer 137339/104219/6027295/2 (pag. 4 van het dossier), voor zover inhoudende het relaas van de verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant]