ECLI:NL:RBOVE:2018:1350

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
4 april 2018
Publicatiedatum
24 april 2018
Zaaknummer
6660782 \ CV EXPL 18-419
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • G.G. Vermeulen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van voorschot en voorzieningen in verband met de verkoop van een Maserati, met dwaling en non-conformiteit als kernpunten

In deze zaak heeft Hybrid Holding B.V. een kort geding aangespannen tegen een andere besloten vennootschap, in verband met de verkoop van een Maserati Ghibli. Hybrid heeft de auto op 27 november 2017 gekocht voor € 48.750,00 en heeft een leaseovereenkomst gesloten met Ribank N.V. (Findio). Op 5 februari 2018 heeft Hybrid de overeenkomst buitengerechtelijk ontbonden, omdat zij meent dat de auto niet voldeed aan de verwachtingen, onder andere door een vermeende tuning die niet was vermeld. Hybrid vordert in kort geding een voorschot van € 25.000,00 en andere voorzieningen, omdat zij stelt dat zij onterecht kosten maakt door het niet erkennen van de ontbinding door de gedaagde partij.

De gedaagde partij betwist de claims van Hybrid en stelt dat er geen sprake is van huurkoop, maar van een financieringsovereenkomst. De kantonrechter heeft de vordering van Hybrid afgewezen, omdat niet is komen vast te staan dat de auto ten tijde van de levering was getuned. De rechter oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de claims van Hybrid en dat de zaak zich niet leende voor een kort geding, gezien de technische en feitelijke discussie die erover bestond. Hybrid werd veroordeeld in de kosten van het geding.

De uitspraak benadrukt de noodzaak van bewijs in kort geding procedures en de terughoudendheid van de rechter bij vorderingen tot betaling van geldbedragen in dergelijke gevallen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer : 6660782 \ CV EXPL 18-419
Vonnis in kort geding van 4 april 2018
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HYBRID HOLDING B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Tiel,
eisende partij, hierna te noemen Hybrid,
gemachtigde: mr. P.P. Bergers, advocaat te Barendrecht,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde],
gevestigd en kantoorhoudende te Hengelo,
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. J.S. de Jong, advocaat te Nijmegen.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
1.1.
De namens Hybrid betekende dagvaarding van 21 februari 2018, waarbij Hybrid een vordering heeft ingesteld tot het treffen van een voorlopige voorziening en [gedaagde] heeft opgeroepen ter zitting in kort geding te verschijnen.
1.2.
Hybrid en [gedaagde] hebben ter voorbereiding van de mondelinge behandeling nog producties in het geding gebracht. Hybrid heeft productie 12 ingetrokken.
1.3.
De vordering is behandeld ter zitting van 21 maart 2018.
Hybrid, vertegenwoordigd door de heer [A] is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. [gedaagde] , vertegenwoordigd door de heren [X] en [Y] is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde.
1.4.
Hybrid heeft haar standpunt laten toelichten door haar gemachtigde, die daarbij gebruik heeft gemaakt van pleitaantekeningen. De gemachtigde van [gedaagde] heeft tegen de vordering verweer gevoerd en daarbij gebruik gemaakt van pleitaantekeningen.
De griffier heeft van hetgeen ter zitting is besproken aantekeningen gemaakt.
1.5.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Hybrid heeft op 27 november 2017 een sportwagen Maserati Ghibli 3.0 V6 D Automaat met het [kenteken] gekocht van [gedaagde] met een aankoopbedrag van € 48.750,00.
Terzake de financiering is een leaseovereenkomst gesloten tussen Hybrid, Ribank N.V. (Findio) en [gedaagde] d.d. 30 november 2017.
Bij e-mail bericht van 5 februari 2018 heeft Hybrid de overeenkomst met [gedaagde] buitengerechtelijk ontbonden.

3.Het geschil

3.1.
De vordering
Hybrid vordert bij vonnis in kort geding en voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de navolgende voorlopige voorzieningen te treffen:
primair
1. te bevelen dat zolang [gedaagde] zich niet neerlegt bij de vernietiging van de overeenkomsten voor de Maserati, [gedaagde] aan Hybrid een voorschot van € 25.000,00 (dan wel een ander door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag) betaalt t.a.v. de door Hybrid nu onnodig te dragen maandelijkse kosten, als gevolg van het niet erkennen van de buitengerechtelijke vernietiging van de twee overeenkomsten door [gedaagde] ;
2. die verdere (aanvullende) voorzieningen te treffen die de kantonrechter in goede Justitie zal vermenen te behoren en die recht doet aan de situatie van Hybrid en meer specifiek haar beroep op buitengerechtelijke vernietiging en het niet respecteren van dat beroep door [gedaagde] ;
subsidiair
3. die voorzieningen te treffen die de kantonrechter in goede justitie zal vermenen te behoren en die recht doet aan de situatie van Hybrid en meer specifiek haar beroep op buitengerechtelijke vernietiging en het niet respecteren van dat beroep door [gedaagde] ;
primair en subsidiair
4. [gedaagde] te veroordelen tot betaling van aan Hybrid van de gemaakte kosten in het
conservatoir beslag;
5. [gedaagde] te veroordelen tot betaling aan Hybrid van een bedrag van € 1.632,00 aan
buitengerechtelijke kosten;
6. [gedaagde] , gezien de casus en de vooraf aan haar gegeven waarschuwing over de
kosten, te veroordelen tot betaling aan Hybrid van de reële kosten van deze procedure (productie 11),
7. op straffe van een onmiddellijk opeisbare dwangsom groot € 10.000,00 en groot € 1.000,00 per dag, op het moment dat [gedaagde] geen gevolg geeft aan het door de kantonrechter bepaalde, dan wel een ander door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag,
8. [gedaagde] te veroordelen tot betaling aan Hybrid van de nakosten ten bedrage van
respectievelijk € 131,00 zonder betekening en € 199,00 in geval van betekening, indien en voor zover [gedaagde] niet binnen de wettelijke vereiste termijn van twee dagen, althans binnen een door de kantonrechter redelijk geachte termijn, na betekening aan het ten deze te wijzen vonnis heeft voldaan en te vermeerderen met € 258,00 in geval na betekening tot executoriale beslaglegging (zonder gerechtelijke maatregelen) zal worden overgegaan.
3.1.1.
Hybrid heeft, samengevat, het navolgende aan haar vordering ten grondslag gelegd.
3.1.2.
De Maserati is door [gedaagde] verkocht als een dealer onderhouden sportwagen met een vermogen van 275 PK. Het officieel door de fabriek opgegeven vermogen dat in alle
advertenties van [gedaagde] steeds opnieuw weer terugkomt. Voornoemd vermogen is de waarde waarop de producent instaat voor de technische levensduur van de door haar ontworpen motoren, af fabriek.
3.1.3.
Eiser heeft de aankoop van de Maserati op 30 november 2017 deels middels een
financial lease constructie bij gefinancierd bij Ribank N.V. (Findio), welke financiering
te betitelen valt als huurkoop.
3.1.4.
Al snel na de aanschaf blijkt er o.a. een tik in de motor van de Maserati te zitten naast een resonerende aandrijfas, op welke Hybrid [gedaagde] heeft aangesproken. Uit nader onderzoek als gevolg van voornoemde klacht, blijkt dat de auto (buiten de dealer om) in het verleden getuned is, naar een veel hoger vermogen dan het voornoemde binnen de fabriekswaarden opgegeven standaard vermogen af fabriek van 275 PK. [gedaagde] heeft dit volgens Hybrid ook niet betwist. Niet duidelijk is of nadien de aandrijfas is bekeken. Het rapport van expertise van Dekra van 22 februari 2018 vermeldt niet de aandrijfas.
3.1.5.
Aldus heeft Hybrid gedwaald bij de totstandkoming van de twee overeenkomsten voor de Maserati met [gedaagde] . Hybrid heeft, als gebruiker van de Maserati, geen vertrouwen meer in de Maserati door de tuning en de gevolgen die e.e.a. heeft (gehad) voor de levensduur van de motor en algehele constellatie van de onderwerpelijke auto. Had zij vooraf van de (te hoge) tuning van de Maserati (buiten de dealer om) geweten, dan had zij nimmer de Maserati gekocht.
3.1.6.
Hybrid heeft de overeenkomst met [gedaagde] op 5 februari 2018 buitengerechtelijk vernietigd. [gedaagde] is hierbij verzocht en gesommeerd om het volledige aankoopbedrag aan Hybrid, inclusief buitengerechtelijke incassokosten van € 1.250,00 terug te betalen.
3.1.7.
Hybrid heeft een spoedeisend belang. In overeenstemming met de buitengerechtelijke vernietiging is de Maserati weer in het bezit gesteld van [gedaagde] . Omdat die laatste weigert zich neer te leggen bij de buitengerechtelijke vernietiging, lopen de onder gespecificeerde maandelijkse kosten voor Hybrid als maar door- en op, in de vorm van:
a. verzekering Maserati per maand € 82,12;
b. Alarmklasse 4/5 inclusief verplicht volgsysteem € 20,00;
c. maandelijkse huurkooptermijnen € 1.365,20;
d. de houderschapsbelasting per maand € 150,00;
Totale kosten per maand € 1.637,32.
En kan van Hybrid niet verwacht worden dat zij die kosten in afwachting van een
uiteindelijke uitspraak in een bodemprocedure langer blijft dragen.
3.1.8.
[gedaagde] heeft via- en op diverse mediakanalen geadverteerd met de Maserati. Steeds weer valt er in voornoemde advertenties te lezen, dat de Maserati een vermogen heeft van 275 PK. Waardoor impliciet wordt gegarandeerd dat deze Maserati zich in originele staat met daarmee overeenstemmend origineel vermogen bevindt. Dit wordt nog eens feitelijk expliciet benadrukt, doordat door [gedaagde] is geadverteerd met feit dat de Maserati een dealer onderhouden auto is.
3.1.9.
Het is algemeen bekend dat tuning schade kan aanrichten aan een motor, omdat alle componenten van een motor in de fabriek zijn afgestemd, qua kwaliteit, zwaarte en last op het standaard vermogen. Een klein aantal kilometers na voornoemde tuning zal dan ook al tot gevolg hebben dat er beschadigingen aan de motor optreden. De motor van de Maserati kent in casu ook een kloppend geluid met daarnaast een resonerende aandrijfas, welke er beiden niet zouden moeten zijn.
3.1.10.
De Maserati beantwoordde ten tijde van de levering niet aan de advertentie uitingen van [gedaagde] . De inleiding van artikel 7:17 lid 2 BW bepaalt:

Een zaak beantwoordt niet aan de overeenkomst indien zij, mede gelet op de aard van de zaak en de mededelingen die de verkoper over de zaak heeft gedaan, niet de eigenschappen bezit die de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten.”
3.1.11.
Vast staat dat de Maserati ten tijde van de levering aan Hybrid getuned was en de tuning uitgevoerd was door een niet officieel, althans niet door de dealerorganisatie van Maserati erkend bedrijf. Tuning die voorts niet vermeld stond in de onderhoudspapieren en op basis van de uitlatingen van [gedaagde] over enerzijds het vermogen en anderzijds het feit dat de Maserati dealer onderhouden was, Hybrid aan de afwezigheid van enige tuning (c.q. de originaliteit) niet behoefde te betwijfelen. [gedaagde] is derhalve te kort geschoten in de nakoming van de verplichtingen die op haar rusten om een Maserati te leveren die de eigenschappen had, die zijn beschreven in de uitingen van [gedaagde] en de levensduur van de Maserati die Hybrid daaraan kon ontlenen. Eigenschappen die essentieel zijn voor de keuze van Hybrid voor de aanschaf van de Maserati en de door haar te verwachten levensduur op basis van de beschreven eigenschappen.
3.2.
Het verweer
3.2.1.
[gedaagde] concludeert tot afwijzing van de vordering en stelt dat geen sprake kan zijn van een geslaagde vernietiging op grond van dwaling.
3.2.2.
[gedaagde] heeft, kort samengevat, het navolgende aan haar verweer ten grondslag gelegd.
3.2.3.
[gedaagde] betwist dat sprake is van huurkoop en de kantonrechter bevoegd zou zijn. [gedaagde] kan niet worden aangemerkt als huurverkoper. Partijen zijn een financieringsovereenkomst overeengekomen ter vervanging van de eerdere koopovereenkomst. Beide overeenkomst kunnen evident niet naast elkaar bestaan. Bij de financieringsovereenkomst is [gedaagde] slechts een derde. De financieringsovereenkomst verplicht [gedaagde] immers slechts tot het verschaffen van het gebruik van de Maserati aan Hybrid. [gedaagde] draagt het eigendom van de auto over aan de Bank en de Bank draagt de eigendom over aan Hybrid zodra de koopsom en de rente zal zijn afbetaald. Hybrid huurkoopt aldus van de Bank, niet van [gedaagde] . Dit betekent dat Hybrid haar klachten en vorderingen tot de Bank moet richten, niet tot [gedaagde] . Nu [gedaagde] niet de verkoper is, kan er geen sprake zijn van een plicht tot terugbetaling van de koopsom van [gedaagde] aan Hybrid op grond van een eventuele vernietiging van de overeenkomst.
Ongedaanmaking van de andere, financiële kant van de overeenkomst zou betekenen dat [gedaagde] aan de Bank terugbetaalt, niet aan Hybrid. Anders gezegd: zou [gedaagde] aan Hybrid (een gedeelte van) de koopsom terugbetalen, dan ontvangt Hybrid ten onrechte veel meer dan waar zij recht op heeft. Het merendeel van de koopsom is immers door de Bank voldaan en Hybrid heeft slechts een klein deel van de koopsom ingelost aan [gedaagde] en de Bank.
In het theoretische geval dat Hybrid haar vordering zou gronden op de (vernietiging van de) koopovereenkomst en niet de financieringsovereenkomst, hetgeen in de ogen van [gedaagde] niet kan nu de financieringsovereenkomst geacht moet worden de eerdere koopovereenkomst te hebben vervangen, dan is dit een kwestie die niet bij de kamer van kantonzaken thuishoort, doch bij de rechtbank. Er is dan immers geen sprake van huurkoop, maar van een zakelijke koopovereenkomst (geen consumentenkoop), waarvan het belang dan boven de kantongrens uitstijgt.
3.2.4.
[gedaagde] betwist voorts dat Hybrid een spoedeisend belang heeft bij de door Hybrid gevraagde voorziening. Er is geen sprake van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist.
Bij een vordering tot voldoening van een geldsom in kort geding is grote terughoudendheid op zijn plaats. Naar mening van [gedaagde] is er geen sprake van een bijzondere situatie op grond waarvan zulks in casu toch op zijn plaats zou zijn. Daarbij speelt ook een rol het feit dat het gevraagde voorschot ruim meer is dan Hybrid inmiddels heeft betaald aan de auto.
3.2.5.
In het verlengde daarvan is [gedaagde] van mening dat de zaak zich niet leent voor een kort geding. [gedaagde] betwist de stelling dat de auto bij levering getuned was. De discussie tussen partijen kent een sterk feitelijk en technisch karakter. Voor een uitgebreid getuigenverhoor of een deskundigenbericht leent een kort geding zich niet.
Voorzover de kantonrechter oordeelt dat de zaak zich wel leent voor behandeling in een kort geding procedure voert [gedaagde] het navolgende inhoudelijke verweer.
3.2.6.
[gedaagde] stelt dat de auto in orde is, hoewel Hybrid bij dagvaarding anders suggereert. Hybrid heeft klachten gemeld over bijgeluiden, doch die klachten zijn door meerdere partijen ontkracht en Hybrid is hierover uitvoerig geïnformeerd. Hybrid heeft haar stellingen op dit punt ook niet nader onderbouwd. Daarenboven heeft [gedaagde] het onafhankelijke onderzoeksbureau Dekra op 16-02-2018 een onderzoek laten uitvoeren naar de auto en de klachten van Hybrid en zijn er geen afwijkingen geconstateerd.
3.2.7.
[gedaagde] betwist daarnaast dat de auto ten tijde van de koop getuned was. [gedaagde] merkt op dat Hybrid verwijst naar het aantal pk’s dat in de advertenties is opgenomen en de auto
aan die opgave niet zou voldoen maar Hybrid heeft op geen enkele wijze onderbouwd dat de auto ten tijde van de verkoop een groter vermogen had of, in algemenere zin, getuned was. Het is aan Hybrid haar stellingen hieromtrent te bewijzen. [gedaagde] heeft Hybrid buiten rechte al laten weten dat de auto wel getuned is geweest, maar het ten tijde van de levering niet was, onder verwijzing naar de e-mail van januari 2017 van de vorige eigenaar, [B] , aan het tuningsbedrijf. De tuning was dus overschreven. Als productie 6 is bijgevoegd een nadere verklaring van de vorige eigenaar. Hieruit blijkt dat de tuning zelfs al na de onderhoudsbeurt van 14 december 2015 niet meer actief is geweest. Ter onderbouwing van deze stelling overlegt [gedaagde] een verklaring van de heer [B] waarin staat vermeld dat na de onderhoudsbeurt van 14-12-2015 de tuning niet meer actief was. Voorts geeft de vorige eigenaar aan geen problemen met de auto te hebben ondervonden.
Ten aanzien van de werkzaamheden van Fasttech stelt [gedaagde] dat Fasttech in opdracht van [gedaagde] de hele software opnieuw heeft geïnstalleerd (te vergelijken met een verse installatie van Windows, OSX of een ander besturingssysteem), maar dit niet betekent dat de auto ten tijde van levering niet conform de fabrieksspecificaties was, meer vermogen had of slecht functioneerde.
3.2.8.
Terzake de door Hybrid gestelde dwaling merkt [gedaagde] het navolgende op. Door KTB of Hybrid is nimmer gevraagd of de auto getuned was of is geweest. Dit terwijl dit aspect voor Hybrid kennelijk van dermate groot belang was, dat zij thans de overeenkomst wil vernietigen omdat zij een verkeerde voorstelling van zaken had. Hybrid had deze voor haar kennelijk zeer relevante vraag moeten stellen. Zij heeft nota bene een professionele bemiddelaar ingeschakeld om dergelijke relevante vragen te stellen, maar dat is niet gebeurd. Dat deze eigenschap voor Hybrid zo van belang was, is voor [gedaagde] nimmer duidelijk geweest. De deskundigheid van haar bemiddelaar KTB mag aan Hybrid worden toegerekend. KTB heeft immers het gehele aankooptraject voor haar rekening genomen. In de ogen van [gedaagde] is daarmee de facto sprake van een koop tussen twee professionals, met dito verzwaarde onderzoeksplicht en de daaraan verbonden plicht om (kennelijk voor de koper relevante) vragen te stellen. Dit betekent dat de dwaling voor rekening en risico van Hybrid dient te blijven.
3.2.9.
[gedaagde] betwist dat Hybrid mocht verwachten dat de auto niet getuned was, omdat er
in de advertenties is vermeld dat de auto dealeronderhouden is. Ten eerste is de door [gedaagde] gedane mededeling juist: de auto heeft immers haar onderhoud genoten bij de dealer.
Ten tweede mag uit deze opmerking niet worden afgeleid dat er nooit een ander aan de auto heeft gesleuteld of er bijvoorbeeld schade is geweest. Slechts het onderhoud is door de dealer uitgevoerd, zo volgt uit de mededeling, meer niet.
3.2.10.
[gedaagde] betwist de kosten van het conservatoire beslag verschuldigd te zijn. Los van het feit dat beslaglegging in de ogen van [gedaagde] niet nodig was, er was immers geen insolventierisico, doch een inhoudelijke discussie omtrent de auto heeft Hybrid ter zake buiten rechte gevorderd een bedrag van € 2.311,80. Dat is in ieder geval veel meer dan het forfaitaire tarief dat Hybrid maximaal zou toekomen. Nu er naar mening van [gedaagde] geen grondslag is voor dwaling en vernietiging, dient deze vordering te worden afgewezen.
3.2.11.
[gedaagde] betwist dat zij een bedrag van € 1.632,00 aan buitengerechtelijke kosten verschuldigd zou zijn. Dit bedrag is niet onderbouwd en te hoog. De kantonstaffel uit Voorwerk-II is van toepassing, hetgeen op basis van de gevorderde hoofdsom leidt tot een bedrag van € 1.000,00 (Hybrid kan BTW verrekenen). De kosten zijn niet in redelijkheid gemaakt zijn en niet redelijk. Het buitengerechtelijke traject heeft zich beperkt tot een enkele brief en e-mail. Hybrid heeft een extreem korte termijn gesteld en heeft vervolgens vrijwel direct maatregelen getroffen. In de ogen van [gedaagde] is aan de vereisten niet voldaan.
3.2.12.
[gedaagde] voert ten slotte verweer tegen de door Hybrid gevorderde dwangsom. Dit omdat er geen enkele reden is om aan te nemen dat een normaal executietraject niet afdoende is, en artikel 611 a lid 1 Rv zich verzet tegen het opleggen van een dwangsom in geval van veroordeling tot betaling van een geldsom.

4.De beoordeling

4.1.
Terzake het verweer van [gedaagde] dat niet de kantonrechter bevoegd is wordt als volgt overwogen. Hybrid stelt dat sprake is van huurkoop en derhalve ingevolge artikel 93 Rv de kantonrechter bevoegd is. [gedaagde] heeft aangevoerd dat zij niet als huurverkoper kan worden aangemerkt. Ook stelt [gedaagde] dat ter financiering op 30 november 2017 een lease-overeenkomst is gesloten en deze overeenkomst in de plaats is gekomen van de overeenkomst van 27 november 2017.
4.2.
De kantonrechter overweegt dat [gedaagde] aan Hybrid op basis van lease het gebruik heeft verschaft waarbij [gedaagde] het eigendom van de auto heeft overgedragen aan Ribank en tussen Ribank en Hybrid de afspraak is gemaakt dat de auto pas in eigendom overgaat als de volledige koopsom is voldaan. [gedaagde] heeft voorts verklaard dat al haar verplichtingen uit hoofde van de leaseovereenkomst jegens Hybrid gehandhaafd blijven.
De kantonrechter oordeelt dat hiermee sprake is van huurkoop en de kantonrechter bevoegd is van de vordering van Hybrid kennis te nemen. Daarnaast is niet komen vast te staan dat de overeenkomst van 30 november 2017 in de plaats is gekomen van de overeenkomst van 27 november 2017.
4.3.
De kantonrechter is van oordeel dat Hybrid een spoedeisend belang heeft bij de door haar gevraagde voorziening. Hybrid stelt dat zij maandelijks terugkerende kosten heeft.
4.4.
Met betrekking tot een voorziening in kort geding, bestaande in veroordeling tot betaling van een geldsom, is terughoudendheid op zijn plaats. De rechter zal daarbij niet alleen hebben te onderzoeken of het bestaan van een vordering van de eiser op de gedaagde voldoende aannemelijk is, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist, terwijl de rechter in de afweging van de belangen van partijen mede zal hebben te betrekken de vraag naar het risico van onmogelijkheid van terugbetaling, welk risico kan bijdragen tot weigering van de voorziening.
4.5.
Hybrid heeft aangevoerd dat de geleverde auto niet voldeed aan hetgeen zij daarvan mocht verwachten, mede gelet op de uitlatingen van [gedaagde] . Meer in het bijzonder heeft Hybrid aangevoerd dat de auto getuned was en nog wel door een slecht bekend staand bedrijf dat inmiddels failliet is. [gedaagde] heeft betwist dat de auto ten tijde van de levering was getuned. Hybrid heeft gesteld dat de tuning forse schade kan hebben veroorzaakt. [gedaagde] heeft hierop gereageerd en heeft gesteld dat de auto in orde was en dit ook is bevestigd aan de hand van een keuring door diverse ter zake kundige personen.
4.6.
De kantonrechter stelt vast dat tussen partijen een uitgebreide feitelijke en technische discussie is ontstaan, met name omtrent de vraag of ten tijde van de levering en daarvoor sprake was van tuning en de vraag of dit schade heeft veroorzaakt aan de auto.
4.7.
In een kort geding procedure is echter geen ruimte voor een uitgebreide bewijslevering. De kantonrechter overweegt dat rechtens niet is komen vast te staan dat de auto ten tijde van de levering was getuned. [gedaagde] heeft dit gemotiveerd betwist. In de onderhavige kort gedingprocedure is niet met zekerheid vast te stellen welke partij het gelijk aan haar zijde heeft. Voorts staat niet vast dat Hybrid van [gedaagde] een auto geleverd heeft gekregen die niet voldeed aan het conformiteitsbeginsel. [gedaagde] heeft de auto uitgebreid laten testen waarbij geen mankementen aan het licht zijn gekomen. Zonder nader (deskundig) onderzoek is dan ook niet te beoordelen of beroep op dwaling door Hybrid voldoende basis vindt in de feiten en/of het recht danwel of de tuning en terugtuning een dusdanige tekortkoming zou opleveren dat dit gelet op het bepaalde in artikel 6:265 BW ontbinding van de overeenkomst zou rechtvaardigen. Voorts staat vast dat de auto weer volledig op fabriekswaarden door [gedaagde] is afgesteld en dat [gedaagde] haar garantieverplichtingen volledig wenst te handhaven. Bij het voorgaande is nog van belang dat Hybrid zoals zij ter zitting heeft gesteld na verwerving zelf de auto wilde laten tunen. Aldus bestaat onvoldoende grond om thans in kort geding [gedaagde] te belasten met de maandelijkse lasten aan de zijde van Hybrid. Dat zal in bodemprocedure moeten worden beoordeeld.
4.8.
De vordering van Hybrid dient daarom te worden afgewezen.
4.9.
Hybrid dient als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld te worden in de kosten van dit geding.

5.De beslissing in kort geding

I. Wijst de vordering af.
II. Veroordeelt Hybrid in de kosten van deze procedure tot op heden aan de zijde van [gedaagde] begroot op € 400,00 wegens het salaris van de gemachtigde.
III. Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. G.G. Vermeulen, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 4 april 2018. (HJ)