Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.De procedure
2.De beoordeling
Noord-Nederland. Dat mr. Van Eerden lid is van de vaste wrakingskamer vormt geen reden voor een andersluidend oordeel.
artikel 5 van het Zaaksverdelingsreglement.
21 december 2017 was afgewezen en haar verzoek van 15 januari 2018 tot primair alsnog beoordeling van het wrakingsverzoek, subsidiair aanvulling van de uitspraak van
21 december 2017 op grond van artikel 32 Rv bij uitspraak van 26 januari 2018 was afgewezen, alles in het werk heeft gesteld om te voorkomen dat de herroepingszaak onverwijld ter zitting behandeld zou worden, overweegt de wrakingskamer dat zij constateert dat, gelet op de door verzoekster gegeven toelichting in het wrakingsverzoek, de door verzoekster aangevoerde feiten en omstandigheden ter zake de beweerde vertragingstactieken van mr. Van Eerden haar reeds op 13 februari 2018 bekend waren.
15 maart 2018 zou plaatsvinden. Verzoekster heeft echter pas op 14 maart 2018 - een dag voor de mondelinge behandeling van het onderliggende verzoek - een wrakingsverzoek op grond van deze feiten en omstandigheden ingediend. Dat is, gelet op het bepaalde in artikel 37 lid 1 Rv te laat. Bovendien kan de wrakingskamer niet inzien op welke wijze (de administratieve) planning van de behandeling van de onderliggende zaak een (zwaarwegende) aanwijzing zou kunnen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij partijdigheid dan wel vooringenomenheid koestert, althans dat de bij verzoekster dienaangaande bestaande vrees gerechtvaardigd is. In dit verband wil de wrakingskamer ook niet onvermeld laten dat mr. Van Eerden zelfs op uitdrukkelijk verzoek van verzoekster de behandeling van de onderliggende procedure heeft aangehouden/uitgesteld totdat op het eerdergenoemde verzoek van 15 januari 2018 aan de wrakingskamer zou zijn beslist. In de brief van 24 januari 2018, waarin dit aan verzoekster is meegedeeld, is daarbij opgemerkt dat dit betekent dat de behandeling van het verzoekschrift vertraging zou opleveren.
artikel 9, onder e en i, van het wrakingsprotocol worden afgewezen. De wrakingskamer ziet in het voorgaande eveneens aanleiding om te bepalen dat een volgend wrakingsverzoek in
3.De beslissing
11 april 2018.