ECLI:NL:RBOVE:2018:1428

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
19 april 2018
Publicatiedatum
30 april 2018
Zaaknummer
C/08/215891 / KG ZA 18-91
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • G.G. Vermeulen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een civielrechtelijk straat- en contactverbod naast een strafrechtelijk contactverbod

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel op 19 april 2018 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een vrouw en een man, die een relatie hebben gehad en samen een minderjarig kind hebben. De vrouw vorderde een civielrechtelijk straat- en contactverbod tegen de man, die eerder een strafrechtelijk contactverbod had gekregen. De vrouw stelde dat de man haar en de kinderen in zijn macht probeerde te houden en dat hij haar stelselmatig lastigviel, wat leidde tot een ernstige verstoring van de onderlinge verhoudingen. De man erkende dat hij het contactverbod in het verleden had overtreden, maar betwistte dat hij de vrouw nog steeds lastigviel. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vrouw onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat de man haar op een ontoelaatbare wijze lastigviel, vooral omdat er geen recente overtredingen van het contactverbod waren gemeld. De voorzieningenrechter wees de vorderingen van de vrouw af en compenseerde de proceskosten, zodat iedere partij zijn eigen kosten droeg.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/215891 / KG ZA 18-91
Vonnis in kort geding van 19 april 2018
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. I. Mercanoğlu te Almelo,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. P.S. Wibbelink te Borne.
Partijen zullen hierna de vrouw en de man genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties
  • het e-mailbericht van de man met een tweetal producties
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van de vrouw.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De man en de vrouw hebben een relatie gehad. Uit deze relatie is geboren het thans nog minderjarige kind [X] . [X] is (nog) niet erkend door de man. Uit een eerdere relatie van de vrouw is dochter, genaamd [Y] geboren. Ook deze dochter is nog minderjarig. [X] had haar hoofdverblijf bij de vrouw, maar is naar haar vader in Roemenië vertrokken.
2.2.
De man heeft in 2016 een huisverbod opgelegd gekregen. Het huisverbod is op
22 december 2016 opgeheven. De vrouw heeft een noodknop gekregen die zij kan gebruiken als de man bij haar huis komt.
2.3.
Bij vonnis van 30 maart 2017 heeft de meervoudige kamer van de afdeling strafrecht van de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, de man onder meer veroordeeld tot een taakstraf, waarvan een deel voorwaardelijk. De rechter kan alsnog tenuitvoerlegging gelasten indien de man voor het einde van de proeftijd van drie jaren de gestelde (bijzondere) voorwaarden niet is nagekomen. Een van die voorwaarden is dat de man op geen enkele wijze contact opneemt of laat leggen met de vrouw, zo lang de reclassering dat nodig acht.
2.4.
Tussen 28 december 2017 en 10 februari 2018 heeft de man diverse keren het opgelegde contactverbod overtreden en contact met de vrouw gezocht via WhatsApp en Social Media. Ook is de man bij het huis van de vrouw gesignaleerd. In verband met deze overtredingen van het strafrechtelijke contactverbod heeft het Openbaar Ministerie tenuitvoerlegging van het voorwaardelijke strafdeel gevorderd.
2.5.
De vrouw heeft op 8 maart 2018 aangifte tegen de man gedaan van stalking in de periode van 1 januari 2018 tot en met 7 maart 2018.

3.Het geschil

3.1.
De vrouw vordert – samengevat – bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad en op straffe van verbeurte van een dwangsom de man te gelasten zich te onthouden van het telefonisch en persoonlijk lastig vallen van de vrouw en/of het zich bevinden binnen een straal van 500 meter van de woning van de vrouw en de scholen van de kinderen.
3.2.
De man voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Voorshands moet ervan worden uitgegaan dat de onderlinge verhoudingen tussen partijen ernstig zijn verstoord. De man en de vrouw lijken niet meer in staat om op een behoorlijke manier te communiceren, hetgeen tot escalaties leidt. Daarmee is het spoedeisend belang bij het gevorderde reeds gegeven. De voorzieningenrechter zal overgaan tot de materiële beoordeling.
4.2.
Een straatverbod en, als afgeleide daarvan, een contactverbod vormt een inbreuk op het aan een ieder toekomend recht om zich vrijelijk te bewegen. Voor het toewijzen van een zo ingrijpende maatregel moet sprake zijn van in hoge mate aannemelijke feiten en omstandigheden die zo'n inbreuk kunnen rechtvaardigen.
4.3.
De vrouw stelt dat de man er alles aan doet om haar en de kinderen in zijn macht te houden. Hij zorgt er volgens de vrouw voor dat zij in een sociaal isolement terecht komt. De vrouw is erg bang voor de man en durft haar huis bijna niet meer uit, zo stelt zij. De man heeft de vrouw en haar familie bedreigd, heeft gedreigd het huis plat te branden. Hij heeft berichten op social media gezet, waarin hij dreigt zichzelf van het leven te beroven door de acties van de vrouw, maar ook valt hij de vrouw lastig via social media en dreigt hij naaktfoto’s van haar te verspreiden, aldus de vrouw. Zij stelt dat de man haar de afgelopen periode op allerlei manieren heeft lastig gevallen. Volgens de vrouw heeft hij haar opgewacht op het station, is hij bij haar over de schutting geklommen en op 8 februari 2018, toen de man omgang had met zijn dochter, heeft hij tot twee keer toe geprobeerd zich toegang tot de woning van de vrouw te verschaffen. Daarbij heeft de man de vrouw stevig in de nek vastgepakt. De vrouw ervaart het als zeer bedreigend dat de man contact met haar blijft zoeken, ondanks de noodknop die de vrouw draagt, waarmee zij de politie kan alarmeren op het moment dat de man bij haar in de buurt komt.
4.4.
Volgens de man doet de vrouw het voorkomen alsof de man haar stelselmatig lastig vast. Dat is niet het geval, zo stelt de man. Hij erkent dat hij in de periode van december 2017 tot en met de eerste week van maart 2018 het contactverbod regelmatig heeft overtreden. Daarna zijn er geen meldingen meer geweest van overtreding van het contactverbod. De situatie is op dit moment dus wezenlijk anders. Volgens de man onderbouwt de vrouw haar stellingen dat hij haar is blijven lastig vallen niet. De man wijst erop dat de vrouw ook zelf contact met hem opneemt. Zelfs afgelopen week hebben de man en de vrouw nog contact gehad. De man wilde dat niet melden omdat de vrouw dreigde met dochter [X] naar Roemenië te vertrekken.
4.5.
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft de vrouw thans onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de man op een dusdanige stelselmatige en ontoelaatbare wijze inbreuk gemaakt heeft op haar persoonlijke levenssfeer dat het opleggen van een civiel contact- en/of straatverbod naast het uitgevaardigde strafrechtelijke contactverbond gerechtvaardigd is. Daartoe overweegt de voorzieningenrechter dat de lezing van de man wordt gestaafd door een ter zitting afgelegde verklaring van de heer
[A] , die door de reclassering is ingehuurd als ambulant belegeider van de man. Volgens [A] is er niet continu sprake geweest van overtreding van het contactverbod. In 2017 zijn partijen gezamenlijk in therapie geweest omdat zij hun relatie een nieuwe kans wilden geven omwille van hun dochter. Daarbij is volgens [A] gebleken dat er tussen partijen meer speelde dan zij met de hulpverlening wilden delen, dat zij ieder een soort geheime agenda hadden en dat partijen afspraken maakten waarvan de hulpverlening niet op de hoogte was. Op een gegeven moment is er iets voorgevallen waardoor de vrouw ineens geen contact meer met de man wilde. Daarop is de periode gevolgd dat de man dusdanig van slag was dat hij het contactverbod regelmatig heeft overtreden. Het laatste contact van de man met de politie dateert volgens [A] echter van begin maart 2018. Daarna is er geen melding meer geweest van een overtreding van het contactverbod. Volgens [A] heeft de therapie effect en wordt de man rustiger.
4.6.
Hoewel van de zijde van de vrouw wordt betoogd dat de hulpverlening de situatie bagatelliseert, heeft de voorzieningenrechter geen reden om de juistheid van de verklaringen van [A] in twijfel te trekken. De voorzieningenrechter acht het op grond van het vorenstaande aannemelijk dat er recent geen overtreding van het contactverbod meer heeft plaatsgevonden. Weliswaar is ter zitting gebleken dat partijen elkaar de dag voor de zitting nog bij de school van [X] hebben gezien, maar de voorzieningenrechter sluit niet uit dat ook dit contact tussen partijen ook voor de vrouw (op voorhand) niet ongewenst was. Daarbij laat de voorzieningenrechter wegen dat de vrouw ter zitting heeft erkend dat zij af en te contact zoekt met de man en dat er bij de politie geen melding is binnengekomen van ongewenst contact. Dat de vrouw ter zitting op aangeven van haar advocaat heeft verklaard dat de batterij van de paniekknop leeg was, maakt dat niet anders, nu zij dit voorval ook nadien niet op een andere wijze dan door het gebruikmaken van de paniekknop bij de politie heeft gemeld.
4.7.
Van de kant van de man is er terecht op gewezen dat de vrouw haar stellingen dat de man ook vanaf maart 2018 het contactverbod heeft overtreden niet heeft onderbouwd. Over die periode zijn immers geen overtredingen gemeld. De door de vrouw overgelegde social mediaberichten zijn ongedateerd en kunnen derhalve niet aan die periode worden toegeschreven. De vrouw heeft naar het oordeel van de voorzieningenrechter dan ook onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de man haar ook thans nog stelselmatig zodanig lastigvalt dat het opleggen van een civielrechtelijk straat- en contactverbod op straffe van verbeurte van een dwangsom op zijn plaats is. Dit klemt te meer daar er al een strafrechtelijk contactverbod ligt dat, gelet op het verzoek tot tenuitvoerlegging, ook wordt gehandhaafd. De slotsom dient dan ook te zijn dat de vorderingen van de vrouw dienen te worden afgewezen.
4.8.
In de omstandigheid dat partijen een affectieve relatie hebben gehad, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om de proceskosten te compenseren in die zin dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
compenseert de proceskosten zodanig dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.G. Vermeulen en in het openbaar uitgesproken op 19 april 2018. [1]

Voetnoten

1.type: