ECLI:NL:RBOVE:2018:1571

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
8 mei 2018
Publicatiedatum
8 mei 2018
Zaaknummer
08/710030-17 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een vader voor mishandeling van zijn minderjarige zoon

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 8 mei 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 40-jarige man, die beschuldigd werd van het mishandelen van zijn minderjarige zoon. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op verschillende tijdstippen, met name op 22 maart 2017, zijn zoon heeft mishandeld door hem bij de keel te pakken, hem hardhandig mee te trekken en hem te schoppen en te slaan. De zaak kwam aan het licht na een aangifte van de moeder van het slachtoffer, die meldde dat haar zoon blauwe plekken had en pijn ervoer na de confrontatie met zijn vader. Tijdens de zitting op 24 april 2018 heeft de officier van justitie, mr. C.Y. Huang, de vordering ingediend, terwijl de verdediging door mr. M.G. Pekkeriet werd vertegenwoordigd. De rechtbank heeft de verklaringen van de getuigen en de medische rapportages in overweging genomen. De rechtbank oordeelde dat het bewijs voldoende was om de verdachte schuldig te verklaren voor mishandeling, terwijl hij het misdrijf meermalen tegen zijn kind heeft gepleegd. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van 90 uur met een proeftijd van 3 jaar en moest een schadevergoeding van 250 euro betalen aan zijn zoon. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden waaronder de mishandeling plaatsvond en de impact op de relatie tussen de vader en zijn kinderen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/710030-17 (P)
Datum vonnis: 8 mei 2018
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1977 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [woonplaats 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 24 april 2018.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. C.Y. Huang en van hetgeen door verdachte en de raadsvrouw mr. M.G. Pekkeriet, advocaat in Deventer, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zijn minderjarige zoon meermalen heeft mishandeld.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op verschillende tijdstippen op of omstreeks 22 maart 2017 te Vollenhove,
gemeente Steenwijkerland, (telkens)
zijn kind, [slachtoffer] (geboren [2005] )
heeft mishandeld door
-die [slachtoffer] met zijn, verdachtes hand(en) bij zijn keel en/of zijn (rechte)oor (beet) te pakken en/of te grijpen en/of (vervolgens)
-hardhandig heeft meegetrokken en/of
-die [slachtoffer] in een sloot heeft geduwd en/of gegooid en/of (op een later tijdstip)
-tegen zijn billen/achterwerk en/of tegen zijn armen, althans zijn lichaam geschopt en/of getrapt en/of geslagen en/of gestompt.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De bewijsoverwegingen
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Zij verwijst daartoe naar de aangifte, de getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] , de gespreksverslagen van Veilig Thuis, de letselrapportage en de deels bekennende verklaring van verdachte voor wat betreft het schoppen tegen de billen, het in de sloot duwen en het hardhandig meetrekken.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw stelt zich, zoals verwoord in haar pleitnota, op het standpunt dat alleen een bewezenverklaring kan volgen voor het ten laste gelegde schoppen tegen de billen. Ten aanzien van het pakken dan wel grijpen bij de keel refereert de raadsvrouw zich aan het oordeel van de rechtbank. Tevens bepleit de raadsvrouw dat haar cliënt dient te worden vrijgesproken van de overige ten laste gelegde gedachtestreepjes.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft bekend dat hij zijn zoon [slachtoffer] in de sloot heeft geduwd, hem meerdere schoppen tegen zijn billen heeft gegeven en hem bij zijn arm heeft meegenomen. Volgens de raadsvrouw kan van deze onderdelen alleen het schoppen tegen de billen gekwalificeerd worden als een mishandeling. Daartoe heeft de raadsvrouw allereerst aangevoerd dat het enkel in de sloot gooien van [slachtoffer] nog geen pijn of letsel hoeft op te leveren. De rechtbank overweegt hiertoe dat op grond van rechtspraak van de Hoge Raad onder mishandeling ook ‘iedere op het lichaam betrokken min of meer hevige onaangename gewaarwording’ dient te worden verstaan. Hoewel het in de sloot gooien en in het water terechtkomen tot een dergelijke hevige onaangename gewaarwording zou kunnen leiden, is niet uit de inhoud van het dossier gebleken dat bij [slachtoffer] daarvan sprake is geweest. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van dit hem ten laste gelegde onderdeel. Ten tweede heeft de raadsvrouw bepleit dat niet uit het dossier blijkt dat haar cliënt [slachtoffer] hardhandig heeft meegetrokken. De rechtbank is, gelet op de verklaring van verdachte dat hij [slachtoffer] bij zijn arm heeft meegenomen en het feit dat getuige [getuige 3] deze geweldshandeling heeft gezien, van oordeel dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte [slachtoffer] hardhandig heeft meegetrokken. Dit scenario vindt bovendien steun in het door de forensisch arts geconstateerde letsel aan de armen van [slachtoffer] . De rechtbank overweegt dat het hardhandig meetrekken gekwalificeerd kan worden als een mishandeling en verwerpt het daartoe gevoerde verweer van de raadsvrouw.
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit voor het pakken/grijpen bij het oor en het trappen, slaan en stompen tegen de armen of lichaam. De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor het pakken/grijpen bij de keel. De rechtbank is met de verdediging van oordeel dat (naast de aangifte) onvoldoende wettig en overtuigend steunbewijs in het dossier aanwezig is dat verdachte [slachtoffer] bij zijn oor heeft gepakt. Dat ligt anders voor het pakken bij de keel van [slachtoffer] , omdat de forensisch arts een rode verkleuring op de adamsappel heeft geconstateerd, getuige [getuige 3] deze geweldshandeling heeft gezien en [slachtoffer] tegen haar heeft gezegd dat hij een pijnlijke keel had. Hetzelfde geldt voor het slaan tegen de armen van [slachtoffer] , nu de forensisch arts ook daar bloeduitstortingen en rode verkleuringen heeft geconstateerd en [slachtoffer] eerst aan zijn moeder en later – buiten de aanwezigheid van zijn moeder – aan een medewerker van Trias heeft verteld dat hij door zijn vader op de armen is geslagen.
De rechtbank is gezien het voorgaande dan ook van oordeel dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
hij op 22 maart 2017 te Vollenhove, gemeente Steenwijkerland, (telkens) zijn kind, [slachtoffer] (geboren [2005] ) heeft mishandeld door
-die [slachtoffer] met zijn hand(en) bij zijn keel te pakken en
-hardhandig mee te trekken en
-tegen zijn billen en tegen zijn armen te schoppen en te slaan.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf:
mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn kind, meermalen gepleegd.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 90 uren, waarvan 60 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat aan haar cliënt een forse, maar geheel voorwaardelijke straf wordt opgelegd met een lange proeftijd.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte is op de bewuste dag in maart 2017 over de schreef gegaan bij het corrigeren van zijn zoon [slachtoffer] . Hij heeft – naar eigen zeggen uit frustratie – [slachtoffer] zodanig mishandeld dat deze hier blauwe plekken aan over heeft gehouden. Verdachte is niet in staat gebleken een verklaring voor deze bovenmatige toepassing van geweld te geven. In eerste instantie bagatelliseerde verdachte het gebeuren, door de zelfbenoemde ‘schop onder de kont’ te bestempelen als vergelijkbaar met een ‘corrigerende tik’. Ter zitting heeft verdachte er blijk van gegeven te beseffen dat hij te ver is gegaan.
De beide zoons van verdachte geven aan dat dit niet de eerste keer is dat verdachte hen heeft geslagen, en zij hebben ook aangegeven bang te zijn voor (de boosheid van) verdachte. Thans is sprake van voorzichtig contactherstel.
De rechtbank weegt mee dat verdachte zich coöperatief heeft opgesteld richting de hulpverlening, de reclassering en in het kader van een trajectconsult, en dat geen sprake is van recente veroordelingen. De reclassering heeft de recidivekans als laag gemiddeld ingeschat, maar kan recidive – met name op lange termijn – niet uitsluiten, omdat verdachte star is in de opvoeding, verantwoordelijkheid buiten zichzelf legt en niet intern gemotiveerd lijkt voor gedragsverandering. Hoewel de rechtbank dit beeld deels herkent uit hoe verdachte zich ter terechtzitting heeft gemanifesteerd, heeft de rechtbank toch ook het verdriet van verdachte over het gebeurde gezien. Verdachte mist de regelmatige aanwezigheid van zijn zoons in zijn leven en lijkt oprecht gemotiveerd om de band met hen te blijven verbeteren. De rechtbank is er dan ook van overtuigd dat verdachte van het gebeuren voldoende onder de indruk is, om niet opnieuw in de fout te gaan.
Tenslotte houdt de rechtbank rekening met de baan van verdachte. De rechtbank acht het niet opportuun dat de gevolgen van strafoplegging voor verdachte onevenredig worden vergroot door het verlies van zijn baan, waar de gevolgen van de mishandeling al de nodige consequenties hebben gehad voor verdachte. Daarbij houdt de rechtbank rekening met straffen die doorgaans in vergelijkbare zaken worden opgelegd.
Alles afwegend is de rechtbank, mede gelet op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), van oordeel dat passend en geboden is een geheel voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 90 uren, subsidiair 45 dagen hechtenis, met een proeftijd van 3 jaren.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] , wonende in [woonplaats 2] , heeft zich (door middel van een door zijn wettelijk vertegenwoordiger [getuige 3] ingevuld voegingsformulier) als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om immateriële schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 400,- (zegge: vierhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij integraal wordt toegewezen, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat haar cliënt de door de benadeelde partij geleden schade wenst te vergoeden. De raadsvrouw heeft zich gerefereerd voor wat betreft de hoogte van deze schadevergoeding aan het oordeel van de rechtbank, daarbij opgemerkt dat het bedrag wellicht naar beneden gesteld dient te worden.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks immateriële schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. Gelet op alle omstandigheden van het geval is de rechtbank van oordeel dat het gevorderde bedrag te hoog is. De rechtbank zal naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid volstaan met een immateriële schadevergoeding van een bedrag van € 250,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 maart 2017. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering. Het deel van de vordering dat niet-ontvankelijk is, kan de benadeelde partij slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 57 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;

strafbaarheid feit

- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn kind, meermalen gepleegd;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
90 (negentig) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
45 (vijfenveertig) dagen;
- bepaalt dat deze taakstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarenheeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit;
schadevergoeding
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer], wonende in [woonplaats 2] , van een bedrag van
€ 250,- (zegge: tweehonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 maart 2017;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 250,- (zegge: tweehonderdvijftig euro)te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 maart 2017 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van
5 dagenzal worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij
[slachtoffer], voor een deel van
€ 150,- (zegge: honderdvijftig euro) niet-ontvankelijkis in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.A.A.M. Schreuder, voorzitter, mr. F. van der Maden en mr. K. Haar, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.H. Doldersum, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 8 mei 2018.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer ON1R017036 GALAXY. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1. Het proces-verbaal van aangifte van [getuige 3] (namens [slachtoffer] ) d.d. 31 maart 2017, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 8-10):

(…) Ik doe namens mijn zoon [slachtoffer] aangifte van mishandeling tegen zijn vader: [verdachte] . (…) Op woensdag 22 maart 2017 was [slachtoffer] bij zijn vriendjes en ze zijn gaan slootje springen ter hoogte van het voetbalveld in Vollenhove. (…) Ik zag dat [verdachte] [slachtoffer] bij zijn keel vastpakte. (…) Ik zag toen dat [verdachte] (…) met een (1) van zijn handen de keel van [slachtoffer] vast bleef houden. Ik zag dat [verdachte] [slachtoffer] met zich mee trok. (…) Bij thuiskomst trof ik [slachtoffer] huilend en erg verdrietig aan. (…) [slachtoffer] vertelde dat hij door [verdachte] was geslagen en getrapt in die schuur. Ik zag dat de linkerarm van [slachtoffer] blauwe plekken begon te krijgen en dat hij een schram had. De volgende dag zag ik in de ochtend dat [slachtoffer] heel veel pijn had. Ik hoorde [slachtoffer] zeggen: mama ik kan mij bijna niet bewegen. Mijn benen en billen doen zo’n pijn. (…) Ik zag toen overal blauwe plekken op het lichaam van [slachtoffer] . Ik zag blauwe plekken op [slachtoffer] zijn benen, billen en linkerarm. Ik zag later op deze dag dat [slachtoffer] een rood plekje aan de voorzijde van zijn keel had zitten. [slachtoffer] zei dat hij een pijnlijke keel had. (…)

2. Een letselrapportage van de GGD IJsselland opgemaakt door forensisch arts J.H. Aberson d.d. 23 maart 2017, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 12-14):
(…)betreft
naam [slachtoffer]
voornamen [slachtoffer]
geboortedatum [2005] (…)
(…)toedrachtVolgens betrokkene (BE) is hij op 22 maart 2017 bij de hals gepakt, vervolgens meermaals geslagen op de linker boven arm met de spuitmond van een tuinslang. Tevens een aantal keren geschopt tegen zowel het linker- als het rechterbovenbeen. Bij het schoppen stond de belager recht voor hem.
aanvullende medische Klaagt nog over
informatie spierpijn in de linker bil.
letselbeschrijving(…)
halsRode verkleuring op de adamsappel van
ongeveer 0,5 X 1 cm. (foto 1)
armen
linker arm Letsel op de binnenzijde van de linker bovenarm. Streepvormige onderbroken rode oppervlakkige bloeduitstorting van ongeveer
8 cm lang, lopend diagonaal over binnenzijde bovenarm. Langs en in het verlengde van dit streepvormig letsel liggen 4 bloeduitstortingen. 3 blauwe verkleuringen en 1 rode, allemaal ongeveer 1 cm doorsnee. Deze lopen vanaf halverwege de boven arm tot de oksel naast elkaar. Onder het streepvormige letsel ligt 1 blauwe verkleuring van ongeveer 1 cm. (foto 2 en 3) Aan de buitenzijde van de bovenarm een paarsblauwe bloeduitstorting van ongeveer 1 cm doorsnee, liggend vlak boven de elleboog. (foto 4) Schuin hieronder nog een rode verkleuring van ongeveer 0,5 cm doorsnee. (foto 5) Aan de buitenzijde van de bovenarm een gebied van ongeveer 10 X 8 cm met daarin meerdere kleine rode bloeduitstortingen. (foto 6)
rechter arm Op de pols een rode verkleuring van ongeveer 1 X 1 cm. (foto 7) (…)
benen
linker been (…) Ongeveer 10 cm boven dit letsel op de bil, een ronde blauwkleurige bloeduitstorting van 2 X 2 cm. (foto 10)
beoordeling letsel
ontstaan Het letsel lijkt te passen bij ontstaan een dag eerder. De diagonale rode streep op de linker bovenarm kan zijn ontstaan door het slaan met een voorwerp. De waargenomen blauwe bloeduitstortingen zouden kunnen zijn ontstaan door krachtig vasthouden. (…)
letsel past bij toedracht Het waargenomen letsel zou kunnen passen bij de door het slachtoffer aangegeven toedracht (…)
3. De als bijlage bij het proces-verbaal van bevindingen gevoegde gespreksverslag van
Veilig Thuis betreffende [slachtoffer] d.d. 31 juli 2017, voor zover inhoudende, zakelijk
weergegeven (p. 38):
(…) Verslag contacten 23-03-2017
[slachtoffer] is vandaag met zijn moeder op school gekomen, heeft aangegeven gisteren te zijn
geschopt en geslagen door zijn vader. Heeft blauwe plekken en pijn en is ontdaan. (…) In
gesprek met ons geeft [slachtoffer] (na 20 minuten sluit moeder aan) aan (…). Gistermiddag was
[slachtoffer] aan het spelen met een vriendje, ze waren aan het slootje springen. Zijn vader kwam
er toen aan, pakte hem bij de keel en arm en sleurde hem van de fiets van vriendje, waar hij
achterop zat. (…). Vervolgens heeft vader [slachtoffer] zowel bij hem thuis in de woonkamer als in
de schuur geschopt en geslagen. (…) [slachtoffer] laat zijn blauwe plekken zien, op armen, benen,
billen. Op zijn li-bovenarm zitten rode onderbroken streep, alsof de huid klem heeft gezeten.
(…)
4. Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] d.d. 13 juli 2017, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 56-58):
(…) V: Wat is er volgens u precies gebeurd op 22 maart 2017?
A: (…) Ik heb hem meegenomen aan zijn arm. (…)
V: Wat gebeurde er toen je [slachtoffer] bij het voetbalveldje zag?
A: Ik vroeg waar zijn fiets was en ik heb hem aan zijn hand getrokken en hebben we zijn fiets opgehaald. (…) Maar ik heb hem in de schuur wat schoppen gegeven. (…)
V: Waar heb je hem geschopt?
A: Onder zijn kont. (…)
V: Heb je hem nog op een andere manier pijn gedaan?
A: Nee. Alleen aan zijn arm gepakt (…)
A: We zijn naar zijn fiets gelopen en toen heb ik hem in de sloot geduwd dat klopt. (…)