ECLI:NL:RBOVE:2018:1572

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
3 mei 2018
Publicatiedatum
8 mei 2018
Zaaknummer
6720983 CV EXPL 18-1070
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • H.R.K. Valk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplichting netbeheerder tot aansluiting bij verzet eigenaar van gekraakt pand

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 3 mei 2018 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiser, vertegenwoordigd door mr. M.A.R. Schuckink Kool, en de gedaagde partij Enexis Netbeheer B.V., vertegenwoordigd door mr. E.H. de Jonge. De eiser vorderde dat Enexis verplicht zou worden om elektriciteit aan te sluiten op een gekraakt pand, ondanks het verzet van de eigenaar. De rechtbank oordeelde dat de netbeheerder niet verplicht is om een aansluiting te verzorgen naar een gekraakt pand indien de eigenaar zich tegen de aansluiting verzet. De eiser had eerder een verzoek ingediend bij Enexis om een aansluiting te realiseren, maar dit verzoek werd geweigerd omdat er al een aansluiting aanwezig was en de eigenaar geen toestemming gaf voor heraansluiting. De rechtbank verwees naar een eerdere uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven, waarin werd gesteld dat de netbeheerder niet kan worden verplicht om tegen de wil van de eigenaar een aansluiting tot stand te brengen. De kantonrechter concludeerde dat de vordering van de eiser niet toewijsbaar was, omdat het aannemelijk was dat in een bodemprocedure de rechter de vordering tot heraansluiting zonder toestemming van de eigenaar zou afwijzen. De eiser werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Enschede
Zaaknummer: 6720983 CV EXPL 18-1070
Vonnis in kort geding van 3 mei 2018
in de zaak van
[eiser] ,
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij, hierna te noemen [eiser] ,
gemachtigde: mr. M.A.R. Schuckink Kool, advocaat
tegen
de besloten vennootschap
Enexis Netbeheer B.V.,
kantoorhoudende te Den Bosch,
gedaagde partij, hierna te noemen Enexis,
gemachtigde: mr. E.H. de Jonge.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
1.1.
de namens [eiser] betekende dagvaarding van 15 maart 2018, waarbij hij een vordering heeft ingesteld tot het treffen van een voorlopige voorziening en Enexis heeft opgeroepen ter zitting in kort geding te verschijnen.
1.2.
Partijen hebben ter voorbereiding van de mondelinge behandeling nog producties in het geding gebracht.
1.3.
De vordering is behandeld ter zitting van 19 april 2018.
Namens [eiser] is verschenen zijn gemachtigde. [eiser] zelf was, zonder bericht van verhindering niet aanwezig.
Namens Enexis is verschenen mr. De Jonge.
1.4.
Het standpunt van [eiser] is door diens gemachtigde mondeling toegelicht.
De gemachtigde van Enexis heeft tegen de vordering verweer gevoerd en daarbij gebruik gemaakt van pleitaantekeningen.
De griffier heeft van hetgeen ter zitting is besproken aantekeningen gemaakt.
1.5.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De woning aan [het adres] te [woonplaats] behoort in eigendom toe aan [A] , wonende te [woonplaats] en is door [eiser] met een aantal kompanen gekraakt.
2.2.
Namens [eiser] heeft zijn gemachtigde Enexis verzocht om een aansluiting te realiseren ten behoeve van de woning aan [het adres] te [woonplaats] . Enexis heeft dit verzoek geweigerd en dit o.a. bij e-mail d.d. 29 januari 2018 als volgt gemotiveerd:
(…)
U stelt dat wij in strijd handelen met art 23 Elektriciteitswet omdat wij als netwerkbeheer een aansluitplicht hebben. Wij hebben inderdaad een aansluitplicht. De inhoud van dit wetsartikel gaat over een nieuwe –nog te realiseren- aansluiting.
In het dossier van uw cliënt is er reeds een aansluiting aanwezig. Doordat er een aansluiting aanwezig is op [het adres] van uw cliënt handelen wij niet in strijd met bovengenoemd wetsartikel.
(…)
Gezien het bovenstaande handhaven wij ons standpunt. In art. 4.4. van de toepasselijke Algemene Voorwaarden kan de eigenaar worden gevraagd om toestemming voor heraansluiting van elektriciteit en/of gas. Zolang de eigenaar geen toestemming geeft blijft de ontstane situatie zoals die nu is.
2.3.
De Elektriciteitswet 1998 (hierna: EW ’98) bevat onder meer de volgende bepalingen:
Artikel 1
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
(...)
b. aansluiting: één of meer verbindingen tussen een net en een onroerende zaak als bedoeld in artikel 16, onderdelen a tot en met e, van de Wet waardering onroerende zaken, dan wel tussen een net en een ander net op een ander spanningsniveau; (...)
Artikel 23
1. De netbeheerder is verplicht degene die daarom verzoekt te voorzien van een aansluiting op het door hem beheerde net tegen een tarief en tegen andere voorwaarden die in overeenstemming zijn met de paragrafen 5 en 6 van dit hoofdstuk. (…)
2.4.
In artikel 4.4 van de door Enexis gehanteerde Algemene Voorwaarden (aansluiting en transport elektriciteit en gas kleinverbruikers 2013) is het volgende bepaald:
Indien de contractant geen eigenaar is van het perceel, staat hij er voor in dat de
eigenaar akkoord gaat met het verrichten van alle handelingen die door de netbeheerder
voor het aanbrengen, in stand houden, uitbreiden, wijzigen, vervangen, verplaatsen
of wegnemen van een aansluiting of een meetinrichting dan wel voor het transport
noodzakelijk worden geacht, zowel ten behoeve van hemzelf als voor zover het een
bestaande aansluiting of een bestaande meetinrichting betreft ten behoeve van
derden. De netbeheerder kan verlangen dat de contractant een schriftelijke verklaring
van de eigenaar overlegt.
2.5
De eigenaar van de woning aan [het adres] te [woonplaats] heeft schriftelijk verklaard dat zij geen toestemming geeft voor heraansluiting van de woning op het gas, water en elektriciteitsnet. Deze verklaring is als productie door Enexis in het geding gebracht.

3.Het geschil

De vordering:

3.1.
[eiser] vordert veroordeling van Enexis tot aansluiting van elektriciteit op [het adres] binnen twee dagen na betekening van dit vonnis op straffe van een dwangsom van € 5.000,00 per maand of gedeelte van een maand dat Enexis daarmee in gebreke blijft. Ter zitting heeft de gemachtigde van [eiser] in aanvulling op de vordering de toezegging gedaan dat [eiser] bereid is, mocht zulks een voorwaarde zijn om tot aansluiting over te gaan, de elektriciteitsinstallatie te laten keuren. Daarnaast is hij bereid een vrijwaringsverklaring over te leggen voor mogelijk te lijden schade ter zake het gebruik van deze installatie.
Het verweer:
3.2.
Enexis concludeert - samengevat - tot afwijzing van de vordering.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt voorop dat voor toewijzing van een vordering tot het treffen van een voorlopige voorziening alleen dan aanleiding is, indien op grond van de thans gebleken feiten en omstandigheden aannemelijk is dat in een bodemprocedure de beslissing gelijkluidend zal zijn. Vertaald naar onderhavige vordering betekent dit of voldoende waarschijnlijk is dat in de bodemprocedure zal worden geoordeeld dat Enexis de woning aan [het adres] te [woonplaats] definitief zal moeten (her)aansluiten op het elektriciteitsnet.
4.2.
De vordering van [eiser] is – kort gezegd – gebaseerd op de stelling dat Enexis als netbeheerder op grond van artikel 23 EW ’98 wettelijk verplicht is [eiser] aan te sluiten op het elektriciteitsnet. Enexis is daarbij geen hoeder van de eigendomsrechten van de eigenaar van de gekraakte woning.
4.3.
Enexis heeft haar verweer, concluderend tot afwijzing van de vordering, gegrond op een uitspraak van het Collega van Beroep voor het Bedrijfsleven d.d. 23 april 2008 [1] , in de zaak van Continuon Netbeheer N.V., thans Liander versus de raad van bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de CBB-zaak).
4.3.1
In voormelde zaak ging het om het volgende. Een aantal personen hadden in 2001een woning gekraakt. Twee jaar later werd er door die personen bij Nuon Infra een verzoek ingediend voor het aanleggen van een energieaansluiting in de gekraakte woning. Nuon Infra heeft dat verzoek doorverwezen naar de netbeheerder Continuon Netbeheer. Continuon heeft die aansluiting geweigerd o.a. omdat de eigenaar van het pand geen toestemming wenste te verlenen. De bewoners hebben vervolgens op grond van artikel 51 EW’98 dit standpunt als klacht voorgelegd bij de raad van bestuur van de Nederlandse mededingingsautoriteit (Nma).
4.3.2
De Nma heeft deze klacht van de bewoners gegrond verklaard en de netbeheerder op gedragen een aansluiting te realiseren.
4.3.3
Tegen deze beslissing is door de netbeheerder bezwaar gemaakt bij het College van Beroep voor het Bedrijfsleven (CBB).
4.3.4
Het CBB overwoog in haar uitspraak van 23 april 2008 o.a. het volgende, de kantonrechter citeert:
r.o. 6.3:
De in artikel 23 EW'98 vervatte publiekrechtelijke aansluitplicht van de netbeheerder jegens degene die daarom verzoekt, brengt op zichzelf echter niet mee dat de netbeheerder die aansluiting ook tot stand zal moeten brengen indien, zoals in een geval als het onderhavige, de eigenaar van de onroerende zaak zich tegen de aansluiting verzet. Artikel 23 EW'98 immers beoogt te voorkomen dat van het natuurlijk monopolie waarover de netbeheerder beschikt misbruik wordt gemaakt (TK 1997-1998, 25 621, nr. 3, pp. 8-9), maar biedt geen wettelijke grondslag om de eigenaar te verplichten de aansluiting te gedogen. Ook overigens is geen wettelijke bepaling aan te wijzen op grond waarvan de netbeheerder verplicht is om tegen de wil van de eigenaar een aansluiting tot stand te brengen. In dit verband wijst het College erop dat de regering bij de evaluatie van de EW'98 in 2003 over de situatie dat een aansluiting wordt aangebracht op een onroerende zaak die aan een ander dan de afnemer toebehoort, heeft verklaard, dat het civiele recht uiteraard meebrengt dat in dat geval toestemming moet worden gegeven door de eigenaar van die onroerende zaak (TK 2002-2003, 28254, nr. 2, pp. 51-52).
r.o. 6.4:
Voorzover verweerder meent dat de publiekrechtelijke aansluitplicht van appellante jegens de bewoners meebrengt dat appellante in het onderhavige geval de procedure van de Belemmeringenwet Privaatrecht had moeten volgen teneinde de eigenaar van het litigieuze pand te verplichten de aansluiting te gedogen, deelt het College die mening niet. Aan de weigering van de eigenaar om toestemming te verlenen voor het realiseren van de aansluiting lag een civielrechtelijk geschil ten grondslag tussen enerzijds de eigenaar van het pand en anderzijds de bewoners van het pand die dit pand hebben gekraakt. Het was niet aan appellante als netbeheerder om te beslissen over de civielrechtelijke vraag of de weigering van de eigenaar om aan de bewoners toestemming te verlenen rechtmatig is. Derhalve was appellante evenmin gehouden de procedure van de Belemmeringenwet Privaatrecht te volgen. Daarvoor zou immers eerst reden kunnen zijn, nadat voornoemde civielrechtelijke vraag in ontkennende zin is beantwoord. Het is in een geval als het onderhavige aan de bewoners, zonodig door zich tot de civiele rechter te wenden, om te trachten alsnog toestemming van de eigenaar te verkrijgen.
4.4
De uitspraak van het CBB komt er dus op neer dat de netbeheerder niet verplicht is een aansluiting te verzorgen naar een gekraakt pand indien de eigenaar van dat pand zich tegen een aansluiting verzet. Indien er een civielrechtelijk geschil bestaat tussen de krakers en de eigenaar van het pand, hetgeen in onderhavige zaak niet anders zal zijn (wederrechtelijk verblijf), dienen die krakers zich tot de civiele rechter te wenden om toestemming te verkrijgen van de eigenaar, in dit geval [A] . Anders gezegd, de krakers moeten niet bij de netbeheerder zijn maar bij de eigenaar.
4.5
De gemachtigde van [eiser] heeft voormelde uitspraak niet overtuigend geacht en het als een flutuitspraak bestempeld. De kantonrechter ziet dat toch duidelijk anders. In een procedure ex artikel 51 EW’98 wordt de taak van de netbeheerder getoetst door de Nma. Het CBB is vervolgens de hoogste instantie die over de juistheid van die toetsing een oordeel geeft en, zoals in de zaak van Continuon versus Nma heeft gegeven. Zolang de Hoge Raad nog geen andersluidende beslissing heeft genomen over de vraag of een netbeheerder een aansluiting dient te realiseren tegen de zin van een eigenaar, dient aan voormelde uitspraak van het CBB doorslaggevende betekenis toegekend te worden. Zo ook in deze kwestie.
4.6
Nu vaststaat dat de eigenaar van het gekraakte pand geen toestemming heeft gegeven om een aansluiting te realiseren is, op basis van de thans voorhanden stukken en aangevoerde stellingen en met name gelet op voormelde uitspraak van het CBB, voldoende aannemelijk dat in een bodemprocedure de rechter een vordering tot heraansluiting van de gekraakte woning aan [het adres] te [woonplaats] op het elektriciteitsnet zonder toestemming van de eigenaar zal afwijzen. Dat betekent voor deze procedure dat de vordering moet worden afgewezen.
4.7
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.

5.De beslissing in kort geding

I wijst de vordering af.
II veroordeelt [eiser] in de kosten van deze procedure tot op heden aan de zijde van
Enexis begroot op € 200,00, wegens het salaris van de gemachtigde .
III verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.R.K. Valk, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 3 mei 2018. (mjw)