ECLI:NL:RBOVE:2018:1706

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
19 april 2018
Publicatiedatum
22 mei 2018
Zaaknummer
C/08/210985 / HA ZA 17-541
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Regiezitting in vrijwaringsincident met meerdere gedaagden en aansprakelijkheidskwesties na gasexplosies

In deze zaak, die zich afspeelt in het civiele recht, betreft het een vrijwaringsincident dat is ontstaan na gasexplosies op 3 juni 2016 aan de Grote Fok te Urk. UVM Verzekeringsmaatschappij N.V. heeft de gemeente Urk en andere partijen aangesproken voor schadevergoeding, die voortvloeit uit de explosies die de verwoesting van een huizenblok tot gevolg hadden. UVM, als risicodragende verzekeraar, heeft de schade aan haar verzekerden vergoed en stelt dat de gemeente en andere betrokken partijen hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De gemeente en de andere gedaagden hebben zich verweerd en Liander N.V. heeft in het incident een verzoek gedaan om andere partijen in vrijwaring op te roepen.

De rechtbank heeft in deze tussenvonnis een regiezitting bepaald om de verdere voortgang van de procedure te bespreken en procesafspraken te maken. De rechtbank heeft de vrees van [A] en [B] voor een wirwar aan vrijwaringsprocedures serieus genomen en achtte het noodzakelijk om de zaken efficiënt en overzichtelijk te behandelen. De regiezitting zal plaatsvinden op een door de rechtbank vast te stellen datum, waarbij partijen vertegenwoordigd moeten zijn door iemand die van de zaak op de hoogte is. De rechtbank heeft verder aangegeven dat iedere verdere beslissing wordt aangehouden, wat betekent dat de zaak nog niet definitief is afgedaan en verdere stappen in de procedure nog moeten worden genomen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer / rolnummer: C/08/210985 / HA ZA 17-541
Vonnis in incident van 18 april 2018
in de zaak van
de naamloze vennootschap
UVM VERZEKERINGSMAATSCHAPPIJ N.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Hoogeveen,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident, hierna te noemen UVM,
advocaat mr. D.D. Markvoort te Hoogeveen,
tegen

1.de publiekrechtelijke rechtspersoon GEMEENTE URK,

zetelend te Urk,
gedaagde in de hoofdzaak,
verweerster in het incident, hierna te noemen de gemeente,
advocaat mr. T.J. Dorhout Mees te Zwolle,
2. de naamloze vennootschap
LIANDER N.V.,
gevestigd te Arnhem en kantoorhoudende te Duiven,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident, hierna te noemen Liander,
advocaat mr. M.E. Brinkman te Amsterdam,
3. de besloten vennootschap
[A],
gevestigd en kantoorhoudende te [plaats] ,
gedaagde in de hoofdzaak,
verweerster in het incident, hierna te noemen [A] ,
advocaat mr. A. Vaarkamp te Zwolle,
4. de besloten vennootschap
[B],
gevestigd en kantoorhoudende te [plaats] ,
gedaagde in de hoofzaak,
verweerster in het incident, hierna te noemen [B] ,
advocaat mr. J.W. Both te Dronten.
Gedaagden in de hoofzaak zullen hierna gezamenlijk de gemeente c.s. genoemd worden, eiseres in het incident Liander en verweersters in het incident gezamenlijk UVM c.s.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 21 november 2017
  • de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring van Liander
- de conclusies van antwoord in het vrijwaringsincident van UVM c.s.
1.2.
Hierna is vonnis bepaald in het incident.

2.De vordering

in de hoofdzaak

2.1.
UVM vordert in de hoofdzaak bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, voor recht te verklaren dat de gemeente c.s. ieder voor zich en gezamenlijk (hoofdelijk) aansprakelijk zijn voor de schade die het gevolg is van de beschadiging van de gasleiding voorafgaand aan de gasexplosie(s) aan de Grote Fok te Urk op 3 juni 2016 en de gemeente c.s. ieder voor zich en gezamenlijk (hoofdelijk) te veroordelen tot vergoeding aan UVM van al hetgeen UVM in verband met die gasexplosie(s) aan haar verzekerden heeft uitgekeerd en daarbij aan kosten heeft gemaakt, nader op te maken bij staat. Ook vordert UVM veroordeling van de gemeente c.s. in de kosten van de bodemprocedure, in de kosten in verband met het voorlopig getuigenverhoor en in de nakosten.
2.2.
UVM legt aan deze vorderingen het navolgende ten grondslag. Op 3 juni 2016 hebben meerdere gasexplosies gevolgd door brand plaatsgehad aan de Grote Fok te Urk. Het huizenblok aan de Grote Fok 17 tot en met 27 is hierdoor grotendeels verwoest. UVM is de risicodragende verzekeraar voor de opstal en inboedel van de woningen aan de Grote Fok 17, 21, 23 en 27. Zij heeft de schade van haar verzekerden vergoed en is bij wijze van subrogatie in de rechten van die verzekerden getreden. De gemeente c.s. zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de ontstane schade. Ten tijde van de explosies werd door [A] en [B] onder toezicht van de gemeente gewerkt aan de riolering van het huizenblok aan de Grote Fok. Daarbij zijn fouten gemaakt. De explosies houden verband met de werkzaamheden, waarbij een gasleiding van Liander is geraakt. De schade is het gevolg van meerdere gebeurtenissen voor elk waarvan een andere partij aansprakelijk is, terwijl vaststaat dat de schade door ten minste één van deze gebeurtenissen is ontstaan.
in het incident
2.3.
Liander vordert in het incident haar toe te staan [A] , [B] , de gemeente en mogelijk ook de CAR-verzekeraar van de gemeente in vrijwaring op te roepen, kosten rechtens.
2.4.
Liander legt aan deze incidentele vordering – kort samengevat – ten grondslag dat indien zij in de hoofdzaak verplicht zou worden om geheel of gedeeltelijk kosten aan UVM te vergoeden, zij daardoor schade lijdt, welke schade het rechtstreekse gevolg is van onrechtmatig handelen aan de zijde van [A] , [B] en de gemeente. Liander stelt verder dat de gemeente voor de werkzaamheden in Urk een CAR-verzekering heeft afgesloten en dat indien zou blijken dat de CAR-verzekeraar de rechten en verplichtingen van de gemeente met betrekking tot het voorval van 3 juni 2016 heeft overgenomen, Liander ook op de CAR-verzekeraar een vordering heeft.

3.De beoordeling in het incident

3.1.
UVM refereert zich ten aanzien van de incidentele vordering aan het oordeel van de rechtbank en benadrukt dat zij een gezamenlijke behandeling van de hoofdzaak en de vrijwaringszaak gewenst acht.
3.2.
De gemeente maakt bezwaar tegen het verzoek van Liander om de CAR-verzekeraar van de gemeente in vrijwaring op te roepen en refereert zich voor het overige
aan het oordeel van de rechtbank. Volgens de gemeente is de aanduiding “de CAR-verzekeraar” onvoldoende om een (rechts)persoon in vrijwaring te kunnen oproepen en kan Liander bovendien niet als verzekerde onder de CAR-verzekering worden beschouwd, terwijl gesteld noch gebleken is dat Liander een rechtstreekse aanspraak onder die polis heeft. De gemeente betwist ook dat de CAR-verzekeraar de rechten en verplichtingen van de gemeente met betrekking tot het voorval op 3 juni 2016 heeft overgenomen en stelt dat het haar niet duidelijk is waar Liander wat dit betreft op doelt.
3.3.
Ook [B] refereert zich voor wat betreft de incidentele vordering aan het oordeel van de rechtbank, maar onder voorbehoud van het recht om op een nader te bepalen roldatum ook nog een incidentele vordering tot oproeping in vrijwaring te mogen indienen. Volgens [B] is zij namelijk nog niet zo ver om hierover te kunnen beslissen en hangt dit af van overleg dat nog moet plaatsvinden en van de inhoud van recent ontvangen informatie en documentatie van de gemeente.
3.4.
[A] verzoekt de rechtbank de incidentele vordering van Liander nog niet te hononeren c.q. deze vordering aan te houden, en refereert zich voor het overige aan het oordeel van de rechtbank. Volgens [A] is ook zij om dezelfde reden als [B] nog niet zo ver om te beslissen of zij een incidentele vordering tot oproeping in vrijwaring wenst in te dienen. [A] stelt verder dat voorkomen moet worden dat er een wirwar ontstaat van verschillende vrijwaringsprocedures met bijbehorende extra kosten, tijdsvertraging en naast elkaar lopende termijnen. Zij acht het in het belang van alle partijen dat de onderhavige procedure(s) zo efficiënt en overzichtelijk als mogelijk worden doorlopen en stelt voor eerst een
regiezittingte laten plaatsvinden om de verdere voortgang van de procedure te bespreken, procesafspraken te maken en mogelijk zelfs een schikking te onderzoeken. [A] meent dat de termijnen in de vrijwaringszaken zoveel mogelijk gelijk moeten worden getrokken maar is op voorhand geen voorstander van de gezamenlijke behandeling van de hoofdzaak en de vrijwaringszaak/-zaken, omdat het feitencomplex in de verschillende zaken mogelijk niet hetzelfde is en de kans bestaat dat ook andere dan de in de hoofdzaak betrokken partijen in vrijwaring zullen worden opgeroepen.
3.5.
Gelet op het feitencomplex in de hoofdzaak acht de rechtbank de vrees van [A] dat er een wirwar aan vrijwaringsprocedures zou kunnen ontstaan reëel. De rechtbank meent dat het daarom, alvorens in het vrijwaringsincident te beslissen, zinvol is een regiezitting te bepalen om de verdere voortgang van de procedure(s) te bespreken, procesafspraken te maken en eventueel een schikking te beproeven. In die procedure zal onder meer de vraag nader aan de orde komen of het wenselijk is dat de hoofdzaak en vrijwaringszaak/-zaken gezamenlijk behandeld zullen worden. De zaak zal nu derhalve worden verwezen naar de rol voor opgave verhinderdata. Voor zover reeds nu duidelijk is dat [B] en/of [A] geen incidentele vordering tot oproeping in vrijwaring wensen in te dienen, dienen zij dit in hun reactie aan de rechtbank kenbaar te maken, aangezien in dat geval mogelijk van een regiezitting kan worden afgezien.
3.6.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

4.De beslissing

De rechtbank
in het incident
4.1.
beveelt een regiezitting om de verdere voortgang van de procedure te bespreken, procesafspraken te maken en eventueel een minnelijke regeling te beproeven op de terechtzitting van mr. T.R. Hidma in het gerechtsgebouw te Zwolle aan de Schuurmanstraat 2 op een door de rechtbank vast te stellen datum en tijd;
4.2.
bepaalt dat partijen dan vertegenwoordigd moeten zijn door iemand die van de zaak op de hoogte is en hetzij rechtens hetzij op grond van een bijzondere schriftelijke volmacht bevoegd is deze partij te vertegenwoordigen;
4.3.
verwijst de zaak naar de rolzitting van
woensdag 2 mei 2018voor het bepalen van dag en tijdstip waarop de regiezitting zal plaatsvinden. Partijen hoeven niet aanwezig te zijn bij deze rolzitting. Partijen kunnen tot uiterlijk de vrijdag voordien schriftelijk 20 verhinderdata opgeven voor de drie maanden volgend op genoemde rolzitting;
4.4.
bepaalt dat bij gebreke van de gevraagde opgave(n) de rechtbank het tijdstip van de regiezitting zelfstandig zal bepalen, alsmede dat de zitting zou kunnen worden bepaald op een niet daarvoor opgegeven dagdeel, indien partijen bij hun opgave meer dan 20 verhinderdata hebben opgegeven;
4.5.
bepaalt dat de regiezitting in beginsel niet zal worden uitgesteld nadat daarvoor dag en tijdstip zijn bepaald;
4.6.
wijst partijen er op, dat voor de zitting drie kwartier zal worden uitgetrokken;
4.7.
houdt iedere verdere beslissing aan.
in het incident en in de hoofdzaak
4.8.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.R. Hidma en in het openbaar uitgesproken op 18 april 2018.