ECLI:NL:RBOVE:2018:1846

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
15 mei 2018
Publicatiedatum
30 mei 2018
Zaaknummer
6621447 \ CV EXPL 18-475
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding na onrechtmatig gebruik van parkeergarage door treintje rijden

In deze zaak vorderde Q-Park Operations Netherlands II BV, een besloten vennootschap die parkeeraccommodaties exploiteert, betaling van een schadevergoeding van € 363,98 van de gedaagde partij. De vordering was gebaseerd op het feit dat de gedaagde op 11 maart 2017 de parkeergarage Zwolle-Centrum had verlaten door middel van 'treintje rijden', waarbij hij bumperklevend achter zijn voorganger de slagboom passeerde zonder een ticket aan te bieden. Q-Park stelde dat deze gedraging onrechtmatig was en dat de gedaagde daardoor schade had veroorzaakt. De kantonrechter heeft het verweer van de gedaagde, die stelde dat de slagboom openstond en dat hij niet vlak achter zijn voorganger reed, verworpen op basis van het beeldmateriaal dat de situatie duidelijk vastlegde.

De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde niet had aangetoond dat hij het verschuldigde parkeergeld had betaald en dat hij de parkeergarage onrechtmatig had verlaten. De rechter concludeerde dat de gedaagde een boete van € 300,00 verschuldigd was, evenals een bedrag van € 16,50 voor een verloren kaart. De kantonrechter beoordeelde ook of de boete in overeenstemming was met de wetgeving omtrent oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten en oordeelde dat de boete redelijk was, gezien de kosten die Q-Park maakt voor het onderhoud van de garage en het opsporen van overtreders. De vordering van Q-Park werd in zijn geheel toegewezen, inclusief de proceskosten van € 322,51.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer : 6621447 \ CV EXPL 18-475
Vonnis van 15 mei 2018
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Q-PARK OPERATIONS NETHERLANDS II BV,
gevestigd en kantoorhoudende te Maastricht,
eisende partij, hierna te noemen Q-Park,
gemachtigde: mr. C.F.M.P. Spreksel,
tegen
[gedaagde] ,
wonende te [plaats],
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde] ,
verschenen in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Q-Park exploiteert en beheert parkeeraccomodaties in onder andere Nederland. Zij biedt tegen betaling parkeerplaatsen aan in deze parkeeraccomodaties.
2.2.
[gedaagde] heeft op 11 maart 2017 gebruik gemaakt van de parkeergarage Zwolle-Centrum door zijn auto (type: Volkswagen Golf met [kenteken] ) aldaar te parkeren.
2.3.
Bij brief van 21 april 2017 heeft de gemachtigde van Q-Park aan [gedaagde] gemeld dat het parkeermanagementsysteem en camera’s van Q-Park hebben geregistreerd dat met zijn auto gebruik is gemaakt van voornoemde parkeergarage en dat met deze auto de parkeergarage is uitgereden door bumperklevend achter een voorganger onder de slagboom door te rijden (het zogenoemde “treintje rijden”). De gemachtigde van Q-Park wijst erop dat deze gedraging onrechtmatig is en dat Q-Park daardoor schade lijdt. Op grond van de algemene voorwaarden is [gedaagde] volgens Q-Park een bedrag aan schadevergoeding verschuldigd van € 300,00 te vermeerderen met een bedrag van € 16,50 op basis van het tarief voor een verloren kaart.

3.Het geschil

3.1.
Q-Park vordert - samengevat - [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 363,98 (de hoofdsom ad € 316,50 en de buitengerechtelijke kosten ad € 47,48), te vermeerderen met de wettelijke rente en de proceskosten.
3.2.
Ter onderbouwing van haar vordering stelt Q-Park - kort samengevat - dat uit de camerabeelden duidelijk volgt dat [gedaagde] al treintje-rijdend en bumper-klevend achter zijn voorganger de parkeergarage is uitgereden. De slagboom stond niet open op het moment dat [gedaagde] kwam aanrijden. Tevens heeft [gedaagde] onvoldoende onderbouwd dat hij het verschuldigde parkeergeld zou hebben voldaan.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. Hij concludeert - samengevat - tot afwijzing van de vordering. Volgens [gedaagde] stond de slagboom open toen hij wilde uitrijden en is hij niet vlak achter zijn voorganger aangereden. Omdat de slagboom open bleef staan heeft hij zijn kaartje - dat hij met contant geld heeft betaald - niet aangeboden. Zijn vrouw was bij het voorval aanwezig. Verder komt het volgens hem vaker voor dat na betaling van de parkeerticket de slagboom automatisch opengaat.

4.De beoordeling

4.1.
[gedaagde] heeft niet bestreden dat hij op 11 maart 2017 een parkeerovereenkomst met Q-Park heeft gesloten door de parkeergarage binnen te rijden en aldaar een plaats in te nemen en dat op deze overeenkomst de algemene voorwaarden van Q-Park van toepassing zijn. In geschil is allereerst of [gedaagde] de parkeergarage door middel van treintje rijden heeft verlaten.
4.2.
Uit het gedeponeerde beeldmateriaal op dvd is op te maken dat een auto van het merk Peugeot komt aanrijden voor de slagboom bij de uitgang van de parkeergarage. Vervolgens komt daar zeer kort achter een witte auto van het merk Volkswagen Golf met [kenteken] (de auto van [gedaagde] ) te staan. Op het moment dat de bestuurder van de Peugeot de slagboom activeert door middel van het aanbieden van een ticket rijdt [gedaagde] bumperklevend, dus zeer kort achter de Peugeot de parkeergarage uit zonder dat [gedaagde] op enigerlei wijze de slagboom activeert, bijvoorbeeld door het aanbieden van een ticket. De slagboom ging reeds naar beneden op het moment dat [gedaagde] eronder door reed. Het verweer van [gedaagde] dat de slagboom nog openstond op het moment dat hij kwam aanrijden en dat hij niet vlak achter zijn voorganger reed wordt dan ook verworpen.
4.3.
Voorts heeft [gedaagde] zich op het standpunt gesteld dat hij het verschuldigde parkeergeld contant zou hebben betaald. Dit moet worden aangemerkt als een bevrijdend verweer, waarbij de stel- en bewijslast op [gedaagde] rust. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [gedaagde] onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd waaruit kan worden afgeleid dat hij daadwerkelijk (contant) heeft betaald. Daarbij weegt de kantonrechter mee dat aan de geloofwaardigheid van zijn stellingen afbreuk wordt gedaan, nu hij zich van meet af aan op het standpunt heeft gesteld dat de slagboom open stond toen hij kwam aanrijden en dat hij niet te dicht op zijn voorganger reed, terwijl dit een onjuiste weergave van de gang van zaken is. Bovendien heeft [gedaagde] blijkens de camerabeelden niet geprobeerd om bij het uitrijden een ticket in de automaat in te voeren. Gelet op het vorenstaande ziet de kantonrechter geen aanleiding om [gedaagde] een bewijsopdracht te verstrekken.
4.4.
Concluderend is de kantonrechter van oordeel dat sprake is van treintje rijden en het ontbreken van een parkeerbewijs in de zin van artikel 5.9, 6.3 en 6.5 van de algemene voorwaarden van Q-Park. Uitgaande van bedoelde artikelen is [gedaagde] vanwege het treintje rijden een boete verschuldigd van € 300,00 en een tarief “verloren” kaart van € 16,50.
4.5.
De overeenkomst tussen partijen is een consumentenovereenkomst. Dat betekent dat de kantonrechter ambtshalve moet beoordelen of voornoemde artikelen in de algemene voorwaarden een oneerlijk beding of een onredelijk bezwarend beding in de zin van artikel 6:233 aanhef en onder a BW is. Volgens artikel 3 lid 1 van Richtlijn 93/13 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (hierna: de Richtlijn) wordt een beding als oneerlijk beschouwd indien het, in strijd met de goede trouw, het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van de partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort. In de bijlage bij de Richtlijn wordt vermeld dat een beding onder meer oneerlijk kan zijn als dat beding tot doel of tot gevolg heeft de consument die zijn verbintenissen niet nakomt, een onevenredig hoge schadevergoeding op te leggen. Een beding is daarnaast vernietigbaar, indien het, gelet op de aard en de overige inhoud van de overeenkomst, de wijze waarop de voorwaarden tot stand zijn gekomen, de wederzijds kenbare belangen van partijen en de overige omstandigheden van het geval, onredelijk bezwarend is voor de wederpartij (artikel 6:233 aanhef en onder a BW). De gedraging waarop de aanvullende schadevergoeding is gesteld moet daarbij een voldoende ernstige tekortkoming in de nakoming opleveren om een schadevergoeding of boete als gevorderd te kunnen rechtvaardigen.
4.6.
De kantonrechter stelt voorop dat treintje rijden een ernstige en gevaarzettende tekortkoming oplevert in de nakoming van de verplichtingen van [gedaagde] tegenover Q-Park. De kantonrechter is voorts van oordeel dat de boete in een redelijke verhouding staat tot de nog te verwachten schade als gevolg van de gedraging waarop de boete is gesteld. Q-Park maakt aanzienlijke kosten voor het onderhoud van haar garage en mag verlangen dat elke gebruiker aan de bestrijding van die kosten bijdraagt. Voorts maakt Q-Park aanzienlijke kosten om diegenen die zich aan die bijdrage onttrekken op te sporen en ter verantwoording te roepen. Het is niet onredelijk dat Q-Park de kosten daarvan doorbelast aan de hier bedoelde bestuurders. Tegen deze achtergrond is het boetebeding niet aan te merken als een oneerlijk beding in de zin van de Richtlijn of een onredelijk bezwarend beding in de zin van artikel 6:233 aanhef en onder a BW. Dat betekent dat Q-Park recht heeft op een boetebedrag van € 300,00 per keer dat de garage door middel van treintje-rijden in de zin van de algemene voorwaarden, is verlaten. Het verweer van [gedaagde] moet ook op dit punt worden verworpen. Dat betekent dat de vordering inzake de boete van € 300,00 en de vergoeding ad € 16,50 voor het niet betalen van de parkeerkosten moet worden toegewezen. Hierover is wettelijke rente verschuldigd vanaf 11 maart 2017.
4.7.
Q-Park heeft voorts aanspraak gemaakt op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Nu is voldaan aan het bepaalde in artikel 6:96 BW en het gevorderde bedrag aan kosten overeenkomt met het in het Besluit vergoeding buitengerechtelijke incassokosten bepaalde tarief, zullen deze kosten ad € 47,48 eveneens worden toegewezen. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten is toewijsbaar. Nu Q-Park niet heeft gesteld op welke datum de buitengerechtelijke kosten daadwerkelijk zijn betaald, zal de rechtbank de rente toewijzen met ingang van de dag der dagvaarding.
4.8.
De kantonrechter zal [gedaagde] als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordelen, tot op heden aan de zijde van Q-Park begroot op € 322,51:
 € 120,00 voor salaris gemachtigde (2 punten x tarief € 60,00)
 € 83,51 voor explootkosten
 € 119,00 voor griffierecht.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] aan Q-Park te betalen een bedrag van € 316,50, te vermeerderen
met de wettelijke rente vanaf 11 maart 2017 tot de dag van algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] aan Q-Park te betalen een bedrag van € 47,48, te vermeerderen
met de wettelijke rente vanaf 29 januari 2018 tot de dag van algehele voldoening;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van Q-Park begroot op € 322,51;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.J.S. Groeneveld-Koekkoek, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 15 mei 2018. (SG)