ECLI:NL:RBOVE:2018:2005

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 april 2018
Publicatiedatum
14 juni 2018
Zaaknummer
C/08/214161 / KG ZA 18-48
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over databankenrecht en onrechtmatig gebruik van bedrijfsinformatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 20 april 2018 uitspraak gedaan in een kort geding tussen ROVIDAM MONDZORGBANEN BV en twee gedaagden, [gedaagde 1] en [gedaagde 2]. Rovidam vorderde onder andere een verbod op het gebruik van gegevens uit een computerbestand dat zij had gekocht van de curator van een failliete onderneming, Mondzorgbanen B.V. De gedaagden werden beschuldigd van onrechtmatig handelen door gebruik te maken van dit computerbestand en zich voor te doen als opvolger van Rovidam. De rechtbank oordeelde dat Rovidam niet voldoende had aangetoond dat het computerbestand een databank was in de zin van de Databankenwet, en dat er geen substantiële investering was gedaan in de verkrijging van de gegevens. Bovendien werd vastgesteld dat de gedaagden niet onrechtmatig hadden gehandeld, omdat het gebruik van in het verleden opgedane kennis en ervaring niet zonder meer onrechtmatig is. De vorderingen van Rovidam werden afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten van de gedaagden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer / rolnummer: C/08/214161 / KG ZA 18-48
Vonnis in kort geding van 20 april 2018
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ROVIDAM MONDZORGBANEN BV,
gevestigd te Ede,
eiseres,
advocaat mr. S. Kroesbergen te Ede (Gelderland),
tegen

1.[gedaagde 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[gedaagde 2],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagden,
advocaten mrs. Ö. Çolak en A. Arslan te Zwolle.
Partijen zullen hierna afzonderlijk respectievelijk Rovidam, [gedaagde 1] en [gedaagde 2] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
de mondelinge behandeling en hetgeen partijen bij die gelegenheid naar voren hebben gebracht, waaronder de pleitnota van [gedaagde 1] en [gedaagde 2]
  • de aanhouding van de zaak
  • de brieven van 6 april 2018 van de advocaten van partijen, waarin is vermeld dat partijen geen minnelijke oplossing van het geschil hebben kunnen bereiken en dat zij om die reden verzoeken om vonnis te wijzen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde 2] is in 2010 indirect bestuurder en grootaandeelhouder geworden van Mondzorgbanen B.V (hierna MZB). MZB dreef tot haar hierna te noemen faillissement een onderneming op het gebied van werving en selectie van personeel (kandidaten) voor tandarts- en mondzorgpraktijken.
2.2.
MZB had een computerbestand met allerlei informatie over alle kandidaten en relaties, waaronder contactgegevens, correspondentie, CV’s, tarieven, vacatures, afspraken en de plaatsingshistorie (hierna: het computerbestand). In de periode november en december van 2013 heeft [gedaagde 2] , in zijn voornoemde hoedanigheid, contact gehad met de software-leverancier van het computerbestand over het downloaden van het computerbestand.
2.3.
Bij beschikking van 14 januari 2014 van de rechtbank Gelderland, locatie Zutphen is MZB failliet verklaard. Rovidam heeft bij koopovereenkomst van 22 januari 2014 van de curator in het faillissement van MZB onder meer goodwill en immateriële activa gekocht waaronder het recht op de gevoerde handelsnamen van MZB en de klanten- en de relatiekring van MZB.
2.4.
[gedaagde 1] is de partner van [gedaagde 2] . Sinds mei 2014 drijft zij een aantal ondernemingen op het gebied van werving en selectie van personeel voor tandarts- en mondzorgpraktijken. [gedaagde 2] is betrokken bij de ondernemingen van [gedaagde 1] .
2.5.
[gedaagde 1] heeft bij e-mailbericht in het begin van 2018 een nieuwjaarswens rondgestuurd. Daarbij heeft zij geschreven:
Kom je of ben je beschikbaar en wil je dat wij je (al dan niet actief) aanbieden bij praktijken in jouw omgeving? Bel ons dan zodat we een korte intake kunnen doen en samen met jou je droombaan kunnen vinden. (…)
p.s. Wanneer je ons niet direct herkent: Je krijgt deze mail omdat je je ooit hebt aangemeld bij, wat toen heette, Rovidam Dental. Met dat bestand werken wij.

3.Het geschil

3.1.
Rovidam vordert – samengevat – bij vonnis uitvoer baar bij voorraad,
1. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] te verbieden op enigerlei wijze te communiceren of te laten communiceren dat enig bedrijf of persoon, anders dan de onderneming van Rovidam, opvolger is van Rovidam;
2. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] ieder te veroordelen om elk gebruik, actief en passief, van de gegevens uit het database van Rovidam, met inbegrip van het op enigerlei wijze contact hebben met personen of organisaties waarvan enig contactgegeven opgenomen is in deze database, zoals die, onder andere, op of omstreeks 6 december 2013 uit de download zijn verkregen, te staken en gestaakt te houden;
3. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] te veroordelen een overzicht van alle personen en organisaties aan wie de nieuwjaarswens is verzonden op te stellen, dit overzicht op volledigheid te laten controleren door een gerechtsdeurwaarder, van die controle een proces-verbaal van constatering op te laten en maken en dat proces-verbaal met dat overzicht aan Rovidam te verstrekken;
4. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] te veroordelen een door een accountant gecontroleerd overzicht van de omzet die is gerealiseerd, waarbij relaties en/of kandidaten uit de database van Rovidam betrokken waren aan Rovidam te verstrekken;
5. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] te veroordelen de download af te geven aan Rovidam;
6. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] te veroordelen een rectificatie te verzenden aan alle relaties aan wie de nieuwjaarswens is verzonden;
één en ander versterkt met een dwangsom, en voorts met veroordeling van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] in de proceskosten.
3.2.
Rovidam legt aan de vorderingen ten grondslag dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] inbreuk hebben gemaakt op haar databankenrecht en onrechtmatig hebben gehandeld door gebruik te maken van het computerbestand dat Rovidam heeft gekocht van de curator in het kader van een doorstart van de onderneming van MZB, alsmede door te suggereren dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] de onderneming van MZB hebben voortgezet.
3.3.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] voeren verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het spoedeisend belang van Rovidam bij de vorderingen vloeit genoegzaam voort uit haar stelling dat de uitlatingen van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] over de voortzetting van de onderneming van MZB en het gebruik door hen van het computerbestand doorlopend afbreuk doen aan de bedrijfsvoering van Rovidam.
4.2.
In de kern gaat deze zaak om het computerbestand. Niet in geschil is dat MZB ten tijde van haar faillissement een computerbestand had met de gegevens zoals hierboven vermeld. Rovidam stelt dat [gedaagde 2] dat computerbestand heeft gedownload kort voordat MZB failliet is verklaard, om het computerbestand na het faillissement van MZB te kunnen blijven gebruiken, en dat het sindsdien wordt gebruikt ten behoeve van de ondernemingen van [gedaagde 1] . Rovidam wijst in dat verband op de nieuwjaarswens die [gedaagde 1] in het begin van 2018 heeft rondgestuurd. Volgens Rovidam heeft het computerbestand te gelden als een databank, die zij als enige mag gebruiken omdat zij het computerbestand heeft gekocht van de curator in het faillissement van MZB.
Ter zitting heeft Rovidam uitdrukkelijk verklaard geen beroep meer te doen op het handelsnaamrecht.
4.3.
Daarmee ligt ten eerste de vraag voor of het computerbestand een databank is als bedoeld in de Databankenwet. In artikel 1.a Databankenwet is een databank een verzameling van werken, gegevens of andere zelfstandige elementen die systematisch of methodisch geordend en afzonderlijk met elektronische middelen of anderszins toegankelijk zijn en waarvan de verkrijging, de controle of de presentatie van de inhoud in kwalitatief of kwantitatief opzicht getuigt van een substantiële investering.
4.4.
Rovidam stelt dat het computerbestand dusdanig groot is (15 gigabite) dat het veel tijd en geld heeft gekost om te komen tot zo’n groot computerbestand. Bij de overname door [gedaagde 2] in 2010 is dan ook een enorm bedrag betaald voor het computerbestand, aldus Rovidam. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] betwisten dat sprake is van een substantiële investering als bedoeld in de Databankenwet.
4.5.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt. Om aanspraak te kunnen maken op de bescherming van het databankenrecht geldt als voorwaarde dat wordt aangetoond dat de samensteller van de databank substantieel heeft geïnvesteerd in de verkrijging van de door hem gecreëerde elementen of in de controle of presentatie van die elementen, los van de investeringen die voor het creëren van die elementen zijn aangewend. Het moet derhalve gaan om de investering ten behoeve van het aanleggen van de databank als zodanig en niet om de investering die was gemoeid met het creëren van de gegevens die zijn opgenomen in het computerbestand (vgl. HvJ 9 november 2004, nr. C-203/02, British Horseracing Board/William Hill).
4.6.
Rovidam heeft niet inzichtelijk gemaakt welke investeringen zijn gedaan in het computerbestand als zodanig, dus los van wat het in de loop der jaren heeft gekost om de gegevens met betrekking tot klanten en relaties te verwerven die zijn opgenomen in het computerbestand. Dat [gedaagde 2] niet, althans onvoldoende gemotiveerd, heeft betwist dat bij de overname in 2010 een enorm bedrag is betaald voor het computerbestand, maakt nog niet dat er sprake moet zijn geweest van een substantiële investering in de zin van artikel 1.a Databankenwet. Uit niets blijkt dat de koopprijs in 2010 voor het computerbestand niet (mede) is bepaald door de grote hoeveelheid klanten- en relatiegegevens die zijn opgenomen in het computerbestand en dat vooral is betaald voor de investering die was gemoeid met het creëren dan wel verzamelen van die gegevens, terwijl nu juist die investering niet meeweegt bij de beoordeling of er sprake is van een substantiële investering zoals bedoeld in artikel 1.a Databankenwet. Het bovenstaande leidt ertoe dat niet aannemelijk is dat het computerbestand een databank is in de zin van artikel 1.a. Databankenwet. Daardoor kan voor toewijzing van de vorderingen geen grondslag worden gevonden in het databankenrecht.
4.7.
Vervolgens is aan de orde of [gedaagde 1] en [gedaagde 2] onrechtmatig hebben gehandeld jegens Rovidam door gebruik te maken van het computerbestand.
4.8.
Uitgangspunt is dat partijen opereren in een vrije markt waarbinnen concurrentie is toegestaan. Dat kan slechts anders zijn door een non-concurrentie- of relatiebeding, of in het geval dat bijkomende omstandigheden die concurrerende activiteiten onrechtmatig maken.
Van een non-concurrentie-of relatiebeding waaraan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn gebonden, is niet gebleken. Rovidam heeft verklaard dat ook [gedaagde 2] , die bestuurder was van MZB, als concurrent mag verschijnen op de markt. Mede gelet op de stellingen van Rovidam ligt daarmee de vraag voor of er sprake is van gebruik van bedrijfsinformatie door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] en zo ja, of dit gebruik als onrechtmatig jegens Rovidam moet worden aangemerkt.
4.9.
Volgens Rovidam hebben [gedaagde 1] en [gedaagde 2] aan de hand van concurrentiegevoelige informatie afkomstig uit het computerbestand van Rovidam, hun ondernemingen opgebouwd. Zij heeft ter onderbouwing van deze stelling verwezen naar de in januari 2018 verzonden nieuwjaarsgroet en gesteld dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] tot het gebruik van de informatie niet gerechtigd waren, omdat Rovidam deze informatie heeft gekocht van de curator. Daarnaast heeft Rovidam gesteld dat zij al langer het vermoeden had dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zich presenteerden als rechtsopvolger van Rovidam, maar dat vermoeden heeft zij niet onderbouwd met concrete feiten en omstandigheden.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben aangevoerd dat zij niet of nauwelijks gebruik hebben gemaakt van gegevens die afkomstig zijn uit het computerbestand. Zij stellen daartoe dat [gedaagde 1] vanaf 2014 met veel tijdsinspanningen via internet en sociale media een eigen database heeft opgebouwd. Daarin is in 2016 weliswaar ook een gedeelte van de gegevens uit het computerbestand (hierna: het excelbestand) uit 2010 opgenomen, aldus [gedaagde 1] en [gedaagde 2] , maar die gegevens bestonden enkel uit de NAW- gegevens van kandidaten en waren door het tijdsverloop grotendeels achterhaald, zodat zij daarvan met uitzondering van de nieuwjaarsgroet geen gebruik hebben gemaakt. Voormeld excelbestand betreft volgens [gedaagde 1] en [gedaagde 2] een door [gedaagde 2] in 2010 uit het computerbestand gekopieerde lijst met de namen en (e-mail)adressen van kandidaten die hij destijds als bestuurder van MZB onder zich had.
4.10.
Geoordeeld wordt dat Rovidam onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] gebruik hebben gemaakt van het computerbestand zoals Rovidam dat in 2014 van de curator heeft gekocht. De omstandigheid dat [gedaagde 2] in 2013 pogingen heeft ondernomen om het computerbestand te downloaden - wat daar ook van zij - brengt nog niet mee dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] de informatie uit het computerbestand ook hebben gebruikt. Dit geldt ook ten aanzien van de nieuwjaarsgroet van januari 2018, nu [gedaagde 1] en [gedaagde 2] gemotiveerd hebben betoogd dat zij die gegevens hebben ontleend aan het excelbestand waarover [gedaagde 2] als bestuurder van MZB in 2010 reeds beschikte. Rovidam heeft verder geen concrete feiten en omstandigheden genoemd waaruit het gebruik van het aangekochte computerbestand kan worden afgeleid.
Dit is anders ten aanzien van het excelbestand daterend uit 2010 ten aanzien waarvan het gebruik door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] kan worden vastgesteld. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben immers erkend dat zij deze gegevens in 2016 hebben opgenomen in hun eigen database en dat zij dit excelbestand hebben gebruikt voor het versturen van de nieuwjaarswens in 2018.
4.11.
Het hiervoor vastgestelde gebruik biedt echter onvoldoende grond om aan te nemen dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] jegens Rovidam onrechtmatig hebben gehandeld. Daarvoor is onder meer redengevend dat het gebruik maken van in het verleden opgedane kennis, ervaring en contacten niet zonder meer onrechtmatig is, ook niet als deze is opgedaan bij een gefailleerde vennootschap waarvan de activa vervolgens is verkocht door de curator. Dit geldt temeer nu het een excelbestand betreft dat op het moment van de aankoop door Rovidam in 2014 al vier jaar oud was en dat de gegevens van het excelbestand eerst in 2016 zijn opgenomen in de database van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] .
Dit tijdsverloop maakt dat Rovidam voldoende tijd heeft gehad om haar relaties met klanten en relaties aan te halen en deze aan zich te binden. Gesteld noch gebleken is verder dat anderszins sprake is van bijkomende omstandigheden die het gebruik van het excelbestand door Rovidam onrechtmatig maken.
4.12.
Aan Rovidam kan worden toegegeven dat de nieuwjaarswens ongelukkig is geformuleerd en dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zich beter hadden kunnen onthouden van het noemen van de naam Rovidam. Ter zitting hebben [gedaagde 1] en [gedaagde 2] verklaard zij aan de mensen aan wie de nieuwjaarsgroet is gestuurd slechts kenbaar wilden maken hoe zij aan hun adressen zijn gekomen. Nu verder nergens uit blijkt dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] de naam Rovidam vaker hebben gebruikt is er onvoldoende grond voor toewijzing van de vorderingen die verband houden met de inhoud van de e-mail die in januari 2018 is verzonden.
4.13.
De slotsom is dat alle vorderingen zullen worden afgewezen.
4.14.
Rovidam zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] worden begroot op:
- griffierecht € 291,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 1.107,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt Rovidam in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde 1] tot op heden begroot op € 1.107,00.
5.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.N. Bartels en in het openbaar uitgesproken op 20 april 2018.
(mjd)