I. zal opheffen het executoriaal derdenbeslag dat namens [gedaagde] ten laste van [eiser] is gelegd onder MatWerk op de huurpenningen die uit hoofde van de huurovereenkomst aan [eiser] verschuldigd zijn;
II. [gedaagde] zal bevelen om binnen vijf werkdagen na de dagtekening van dit vonis opheffing van het derdenbeslag mede te delen aan MatWerk, op straffe van een direct opeisbare dwangsom van € 250,= per dag of dagdeel dat de overtreding voortduurt met een maximum van € 50.000,=;
III. [gedaagde] zal verbieden om het vonnis van de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle, team kanton en handelsrecht d.d. 16 maart 2016 met zaaknummer C/08/165275/HA ZA 14-605 verder ten uitvoer te leggen, op straffe van een direct opeisbare dwangsom van € 250,= per dag of dagdeel dat de overtreding voortduurt met een maximum van € 50.000,=;
IV. [gedaagde] zal veroordelen tot vergoeding van de geleden schade bestaande uit de geïnde huurpenningen over de maanden juli 2017 tot en met februari 2018 ad € 8.000,=, althans een voorschot op de schadevergoeding ad € 5.000,=, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het tijdstip van opeisbaarheid tot aan de dag der algehele voldoening;
V. [gedaagde] zal veroordelen in de kosten van deze procedure, het salaris advocaat ad € 3.734,27 daarbij inbegrepen, met bepaling dat [gedaagde] het bedrag van de proceskostenveroordeling binnen 14 dagen dagtekening van dit vonnis aan [eiser] dient te hebben voldaan, bij gebreke waarvan [gedaagde] vanaf de 15e dag de wettelijke rente over de proceskosten alsmede de nakosten - welke € 131,= dan wel indien betekening van het vonnis plaatsvindt € 199,= bedragen – verschuldigd wordt.