ECLI:NL:RBOVE:2018:2059

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
24 april 2018
Publicatiedatum
18 juni 2018
Zaaknummer
6540385 \ CV EXPL 17-7865
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.A.O.M. van Aerde
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Civielrechtelijke aansprakelijkheid van kentekenhouder bij parkeerketen en bewijsvoering

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Overijssel, ging het om een vordering van Q-Park Operations Netherlands II B.V. tegen [A] in verband met een parkeerincident. Q-Park stelde dat [A], als kentekenhouder van een BMW, aansprakelijk was voor een schadevergoeding na het verlaten van een parkeergarage zonder betaling. De kantonrechter oordeelde dat Q-Park niet voldoende bewijs had geleverd dat [A] daadwerkelijk de bestuurder was op het moment van het incident. De rechtbank verwierp het verweer van Q-Park dat de kentekenhouder vermoed werd de bestuurder te zijn, omdat dit niet in overeenstemming was met de geldende rechtsregels. De kantonrechter concludeerde dat het verzet van [A] gegrond was, het verstekvonnis vernietigd werd en de vordering van Q-Park werd afgewezen. Q-Park werd veroordeeld in de proceskosten, die op € 125,45 werden begroot, met een toevoeging van nakosten en wettelijke rente. De uitspraak vond plaats op 24 april 2018.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer : 6540385 \ CV EXPL 17-7865
Vonnis van 24 april 2018
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Q-PARK OPERATIONS NETHERLANDS II B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Maastricht,
eiseres, hierna Q-Park te noemen,
gedaagde in het verzet,
gemachtigde: J.M.H.C. Haenen (Haenen gerechtsdeurwaarders),
tegen
[A] ,
wonende te [plaats] ,
gedaagde, hierna [A] te noemen,
eiser in het verzet,
gemachtigde: mr. Ph.J.N. Aarnoudse, advocaat te Deventer
toegevoegd onder nummer 2FP0900 d.d.30 januari 2018.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het door de kantonrechter op 7 november 2017 tussen partijen bij verstek gewezen vonnis onder zaaknummer 6436346 CV Expl 17-6897
- de verzetdagvaarding van 14 december 2017
- de conclusie van antwoord in oppositie van 30 januari 2018
- de conclusie van repliek in oppositie.

2.De feiten

2.1.
Q-Park exploiteert parkeeraccommodaties in Nederland, waaronder de parkeergarage Centrum Maasboulevard aan de Prinsessesingel 5 te Venlo. Uit beeldmateriaal is gebleken dat op 19 oktober 2015 om 22:21 uur een motorvoertuig van het merk BMW 3ER REIHE, kleur grijs, [kenteken] deze garage heeft verlaten zonder dat de bestuurder van dit voertuig aan de uitrijdterminal een handeling heeft verricht om de slagboom voor hem te openen. De bestuurder heeft de parkeergarage met zijn voertuig verlaten door zeer kort achter zijn voorganger, bumperklevend, uit te rijden aldus gebruikmakend van de door zijn voorganger geopende uitrit.
2.2.
Onderzoek in het kentekenregister heeft opgeleverd dat het [kenteken] aan [A] , gedaagde, is opgegeven voor een vierdeurs personenauto van het merk BMW type 3ER REIHE.
2.3.
Bij brief van 28 september 2017 heeft Q-Park’s incassogemachtigde [A] bekend gemaakt met haar bevindingen en hem gesommeerd aan haar een bedrag van € 349,50 te betalen binnen vijftien dagen nadat de brief bij hem is bezorgd. Bij gebreke van tijdige betaling zal de vordering worden verhoogd met een bedrag ad € 52,43 aan incassokosten. [A] heeft geen betaling verricht.
2.4.
Daarop heeft Q-Park haar vordering bij dagvaarding van 24 oktober 2017 aan de kantonrechter voorgelegd. Op de eerstdienende dag, 7 november 2017, is [A] niet verschenen en is de vordering tegen hem bij verstek toegewezen. Het verstekvonnis is bij exploot van 20 november 2017 door de deurwaarder aan [A] in persoon betekend.

3.Het geschil

3.1.
De vordering
Q-Park vorderde bij inleidende dagvaarding dat de kantonrechter [A] zal veroordelen tot betaling van een bedrag van € 49,50 zijnde het tarief voor een verloren kaart, een bedrag van € 300,00 ter zake aanvullende schadevergoeding en een bedrag van € 52,43 als vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten. Zij acht het verstekvonnis op goede gronden gewezen en verzoekt het verzet daartegen ongegrond te verklaren en het verstekvonnis te bekrachtigen.
3.2.
Het verweer
[A] voert verweer tegen de vordering. Hij vordert dat hij wordt ontheven van de verstekveroordeling en dat de kantonrechter, opnieuw rechtdoende, de vorderingen van Q-Park alsnog zal afwijzen met veroordeling van Q-Park in de kosten van de procedure. [A] voert in de eerste plaats aan dat hij op 19 oktober 2015 in het geheel niet in Venlo is geweest. Hij betwist een overeenkomst met Q-Park te zijn aangegaan. Voorts doet hij een beroep op artikel 6:89 BW en voert aan dat hij pas bijna twee jaren na het voorval is geconfronteerd met een brief van Q-Park waarin zij de vordering aankondigt. Hij ziet dit als een schending van de klachtplicht van Q-Park.

4.De beoordeling

4.1.
Het verzet is tijdig ingesteld, zodat [A] daarin in zoverre kan worden ontvangen.
4.2.
Het verweer ten aanzien van de schending van de klachtplicht (artikel 6:89 BW) moet worden verworpen. Bedoeld artikel bepaalt dat de ontvanger van een prestatie tijdig moet klagen als hij een gebrek in de prestatie ontdekt. Het gaat dus om gevallen van ondeugdelijke nakoming. In deze zaak heeft de bestuurder van de grijze BMW in het geheel niet gepresteerd. Als er in het geheel geen prestatie is geleverd, kan er ook geen gebrek in die prestatie zijn. Bovendien kan “betalen” bezwaarlijk worden gezien als een prestatie in de zin van artikel 6:89 BW.
4.2.1.
Uit de repliek in oppositie kan worden afgeleid dat [A] een beroep heeft willen doen op rechtsverwerking, doordat Q-Park bijna twee jaren heeft stilgezeten voordat zij [A] confronteerde met de vordering. Aan [A] moet worden toegegeven dat het tijdsverloop tussen de gedraging en de eerste brief van Q-Park opmerkelijk lang is, maar tot rechtsverwerking leidt dit tijdsverloop niet, omdat louter stilzitten daartoe niet voldoende is. Voor rechtsverwerking is nog een gebeurtenis nodig, waaruit de bestuurder van de grijze BMW heeft mogen afleiden dat Q-Park geen actie meer zou ondernemen. Q-Park heeft nog opgemerkt dat haar gemachtigde Spreksel Advocaten ook een zogeheten veertiendagenbrief aan [A] heeft gezonden en dat deze gemachtigde die brief vóór de brief van 28 september 2017 van deurwaarder Haenen aan [A] heeft toegezonden. Q-Park heeft deze brief niet in het geding gebracht en evenmin iets gemeld over de verzenddatum ervan. Daarom merkt de kantonrechter de brief van 28 september 2017 aan als de eerste brief van Q-Park aan [A] over dit onderwerp.
4.3.
In de verzetdagvaarding heeft [A] opgemerkt dat Q-Park geen foto’s of bewijsstukken heeft overgelegd, waarop zijn auto met zijn kenteken staat afgebeeld. Daarop heeft Q-Park bij antwoord in oppositie een DVD in het geding gebracht, waarop valt te zien dat een grijze BMW met [kenteken] bumperklevend de parkeergarage verlaat. Bij repliek in oppositie heeft [A] niet meer vastgehouden aan zijn eerdere opmerking. De kantonrechter houdt het ervoor dat het motorvoertuig dat op het in het geding gebrachte beeldmateriaal is te zien, het voertuig is waarvoor aan [A] het kenteken is opgegeven.
4.4.
[A] heeft benadrukt dat hij niet in de betrokken garage is geweest op 19 oktober 2015 en dat hij niet de wederpartij van Q-Park is. Zonder twijfel is juist dat Q-Park moet aantonen dat zij wel met [A] een overeenkomst is aangegaan, zoals zij in de eerste regel van het vijfde Aangezien van de inleidende dagvaarding heeft gesteld.
4.4.1.
Hierover heeft zij in het vierde Aangezien der dagvaarding opgemerkt dat door de in de parkeeraccommodatie aanwezige camera’s is geconstateerd dat [A] bij het uitrijden uit de parkeergarage deze bumperklevend heeft verlaten. Voor de identiteit van de bestuurder is uit de overgelegde camerabeelden evenwel geen enkel bewijs te halen, zodat deze stelling moet worden verworpen.
4.4.2.
Vervolgens heeft zij in het elfde Aangezien van de inleidende dagvaarding gesteld dat [A] als kentekenhouder van het motorvoertuig aansprakelijk is voor deze toerekenbare tekortkoming. Ook deze stelling moet worden verworpen, omdat deze geen steun vindt in het recht. Te dezen gaat het om civielrechtelijke aansprakelijkheid en niet om aansprakelijkheid zoals die bij voorbeeld voor de kentekenhouder is geregeld in de Wet administratief-rechtelijke handhaving verkeersvoorschriften.
4.5.
In de conclusie van antwoord in oppositie kiest Q-Park voor een andere grondslag. Zij stelt dat [A] als kentekenhouder wordt vermoed de bestuurder te zijn geweest. Q-Park licht niet toe waarop zij dit rechtsvermoeden baseert. Deze door Q-Park geponeerde regel dat de kentekenhouder wordt vermoed de bestuurder te zijn vindt evenmin steun in het recht.
4.5.1.
Q-Park wijst erop dat [A] geen enkel bewijs aanvoert wie dan wel heeft gereden, hetgeen in de ogen van Q-Park wel op zijn weg ligt. Bovendien heeft [A] naar eigen zeggen zijn auto op de bewuste dag niet uitgeleend en dan, aldus Q-Park, kan het niet anders dan dat [A] zelf heeft gereden en de overeenkomst is aangegaan.
4.5.2.
Onjuist is de gedachte van Q-Park dat [A] moet bewijzen wie dan wel de bestuurder en dus de contractspartij was. Deze constructie zou juist zijn indien deze betwisting rechtens zou moeten worden gekwalificeerd als een bevrijdend verweer. Het is evenwel geen bevrijdend verweer, het is een betwisting van de feiten die Q-Park aan haar vordering ten grondslag legt. Q-Park draagt de bewijslast van het bestaan van een overeenkomst tussen haar en [A] .
4.5.3.
De betwisting moet natuurlijk wel gemotiveerd zijn. [A] heeft in dat verband verklaard dat hij op 19 oktober 2015 in het bedrijf van zijn zoon werkte, genaamd [X] . Bij repliek in oppositie heeft [A] een brief overgelegd van [X] , inhoudende dat [A] de hele maand oktober 2015 vanuit het koeriersbedrijf voor Post NL koeriersdiensten heeft verricht vanuit Zwolle naar de regio Ommen. In het systeem van Post NL stond [A] ook op 19 oktober 2015 voor werkzaamheden geregistreerd, aldus de verklaring van [X] .
4.5.4.
Of deze verklaring juist is, heeft de kantonrechter niet kunnen vaststellen. Maar de betwisting van [A] is hierdoor wel zodanig gemotiveerd dat er geen reden is om af te wijken van de gewone regels van de bewijslastverdeling. Q-Park heeft slechts in algemene zin bewijs aangeboden; dat bewijsaanbod kan niet geacht worden te zien op de identiteit van de bestuurder, omdat Q-Park deze identiteit afleidt uit het kentekenhouderschap van [A] . Daarom zal aan Q-Park geen bewijsopdracht worden gegeven.
4.6.
De conclusie:
Het verzet is gegrond en het verstekvonnis kan niet in stand blijven. De vordering van Q-Park jegens haar wederpartij in deze procedure moet alsnog worden afgewezen. Q-Park zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden verwezen die zijn gevallen op het verstek en op het verzet. Aangezien aan [A] een toevoeging is verleend zijn de kosten voor het uitbrengen van de verzetdagvaarding (exclusief verschotten zoals informatiekosten) in debet gesteld. Deze kosten komen daarom niet voor vergoeding aan [A] in aanmerking. De kosten aan de zijde van [A] worden begroot op:
- dagvaarding € 0,00
- informatiekosten € 5,45
- salaris advocaat € 120,00
Totaal € 125,45.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
verklaart het verzet gegrond;
5.2.
vernietigt het tussen partijen op 7 november 2017 gewezen verstekvonnis;
en opnieuw rechtdoende:
5.3.
wijst af de vordering van Q-Park;
5.4.
veroordeelt Q-Park in de kosten van de procedure, tot op heden begroot op € 125,45 terwijl de nakosten worden begroot op € 30,00, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis, indien de proceskosten dan nog niet zouden zijn voldaan;
5.5.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A.O.M. van Aerde, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 24 april 2018.