ECLI:NL:RBOVE:2018:2096

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
16 mei 2018
Publicatiedatum
19 juni 2018
Zaaknummer
C/08/192756 / HA ZA 16-460
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S.J.S. Groeneveld - Koekkoek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van facturen in verband met verkoop van voertuigen

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 16 mei 2018 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid LaRoTi B.V. en gedaagden, waaronder [gedaagde 1], [gedaagde 2] en [gedaagde 3]. LaRoTi vorderde betaling van twee facturen die verband hielden met de verkoop van twee Volkswagen Golf voertuigen. De rechtbank heeft in eerdere tussenvonnissen LaRoTi opgedragen bewijs te leveren van haar stellingen omtrent de koopovereenkomsten die aan de facturen ten grondslag lagen. LaRoTi heeft schriftelijke stukken overgelegd en getuigen gehoord, waaronder de directeur van LaRoTi en een taxateur. De rechtbank heeft vastgesteld dat LaRoTi voldoende bewijs heeft geleverd voor de factuur van € 15.800,00 betreffende de Volkswagen Golf met meldcode 6337, en heeft geoordeeld dat [gedaagde 1 c.s.] de verplichting had om deze factuur te betalen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat LaRoTi niet voldoende bewijs heeft geleverd voor de factuur van € 13.400,00 betreffende de Volkswagen Golf met meldcode 5216, en heeft deze vordering afgewezen. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer / rolnummer: C/08/192756 / HA ZA 16-460
Vonnis van 16 mei 2018
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LAROTI B.V.,
gevestigd te Emmen,
eiseres,
advocaat mr. M.M.J. Arts te Groningen,
tegen
1. vennootschap onder firma
[gedaagde 1],
gevestigd te [plaats] ,
2.
[gedaagde 2],
wonende te [plaats] ,
3.
[gedaagde 3],
wonende te [plaats] ,
gedaagden,
advocaat mr. W. Hogenkamp te Meppel.
Partijen zullen hierna LaRoTi en [gedaagde 1 c.s.] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 27 december 2017
  • de akte uitlating producties van [gedaagde 1 c.s.]
  • de antwoordakte van LaRoTi.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

Het verloop van de procedure2.1. In het tussenvonnis van 26 april 2017 heeft de rechtbank LaRoTi opgedragen bewijs te leveren van haar stelling dat aan de facturen waarvan zij betaling vordert (koop)overeenkomsten ten grondslag lagen, op grond waarvan [gedaagde 1 c.s.] tegenover LaRoTi een betalingsverplichting heeft.
2.2.
LaRoTi heeft in het kader van haar bewijsopdracht schriftelijke stukken overgelegd en de heren [A] (taxateur) en [B] (directeur van LaRoTi) als getuigen doen horen. In het tussenvonnis van 27 december 2017 heeft de rechtbank [gedaagde 1 c.s.] in de gelegenheid gesteld om te reageren op aanvullende stukken die LaRoTi in het geding heeft gebracht betreffende de facturen voor de Volkswagen Golf met meldcode 6337 ten bedrage van € 15.800,00 en een Volkswagen Golf met meldcode 5216 ad € 13.400,00. Ten aanzien van de overige vorderingen van LaRoTi ter zake van provisie en transportkosten ten bedrage van in totaal € 19.147,50 heeft de rechtbank reeds geoordeeld dat LaRoTi niet is geslaagd in de bewijslevering, zodat deze vorderingen zullen worden afgewezen.
2.3.
De rechtbank herhaalt dat [B] partijgetuige is in de zin van artikel 164 Rv en dat zijn verklaring geen bewijs in het voordeel van LaRoTi kan opleveren, tenzij de verklaring strekt ter aanvulling van onvolledig bewijs (tussenvonnis 27 december 2017, r.o. 2.4).
Volkswagen Golf (6337) € 15.800,00
2.4.
[B] heeft over de Volkswagen Golf met meldcode 6337 het volgende verklaard:
U houdt mij mijn verklaringen van de comparitie op 14 maart 2017 voor. Ik blijf bij deze verklaringen. Een auto had meer schade en is in de schade doorverkocht. Beide auto’s heb ik gekocht bij de Volkswagen-dealer. De ene is voor de import getaxeerd. Die had kleine beschadigingen. De andere auto had meer schade, is doorverkocht door [gedaagde 1 c.s.] en een klant van [gedaagde 1 c.s.] heeft de auto zelf aangeboden ter taxatie en de schade klaar gemaakt. Ik heb beide auto’s opgehaald voor mijzelf, zelf betaald en doorverkocht aan [gedaagde 1 c.s.] . Over de Volkswagen Golf van € 15.800,00 verklaar ik dat ik deze auto heb gekocht in Duitsland, in Rinteln bij Autobedrijf Strozec. Daar heb ik de auto opgehaald. (…) Ik heb de auto naar Nederland gehaald en wij hebben gekeken wie de auto zou willen kopen. Er was een klant van [gedaagde 1 c.s.] die de auto wilde kopen zoals hij was. [gedaagde 1 c.s.] heeft de auto verkocht aan [C] in Enter. De auto was, voor zover ik weet, zilver. Ik herinner mij deze auto specifiek.
2.5.
Voorts heeft LaRoTi een factuur in het geding gebracht van 12 april 2013 ter zake van de verkoop van de auto met meldcode 6337 van Autohaus Rostek GmbH aan Laroti ad € 14.800,00 en een factuur van 18 april 2013 betreffende de verkoop van de auto met dezelfde meldcode van [gedaagde 1 c.s.] aan [C] ten bedrage van € 15.800,00. Tevens heeft LaRoTi een uittreksel van de RDW van 4 september 2017 overgelegd waarin is opgenomen dat [C] de auto met bedoelde meldcode op 3 mei 2013 parallel heeft geïmporteerd.
2.6.
De rechtbank is van oordeel dat LaRoTi met de factuur van 12 april 2013 in combinatie met de verklaring van [B] heeft bewezen dat LaRoTi omstreeks 12 april 2013 eigenaar is geworden van de Volkswagen Golf met meldcode 6337. Vervolgens dient aan de hand van de factuur van [gedaagde 1 c.s.] aan [C] tezamen met de verklaring van [B] als vaststaand te worden aangenomen dat [gedaagde 1 c.s.] omstreeks 18 april 2013 de auto in eigendom heeft overgedragen aan [C] . [gedaagde 1 c.s.] heeft het bestaan van voornoemde facturen onvoldoende gemotiveerd bestreden; zij heeft enkel in het algemeen betwist dat de overgelegde producties waarheidsgetrouw zouden zijn. Het had in ieder geval op de weg van [gedaagde 1 c.s.] gelegen om de correctheid van haar
eigenfactuur aan [C] gemotiveerd te weerspreken, maar dat heeft zij nagelaten. Aan de hand van de factuur van LaRoTi van 3 mei 2013, de verklaring van [B] , het feit dat partijen zich in die periode bezig hielden met de (onderlinge) verkoop van auto’s en het korte tijdsbestek tussen 12 en 18 april 2013 leidt de rechtbank af dat aan de eigendomsoverdracht tussen LaRoTi en [gedaagde 1 c.s.] een (mondelinge) koopovereenkomst ten grondslag lag, zodat [gedaagde 1 c.s.] de auto kon verkopen aan [C] . Dat het door LaRoTi in rekening gebrachte bedrag bij [gedaagde 1 c.s.] gelijk is aan het verkoopbedrag aan [C] , doet aan het vorenstaande niet af. De vraag of winst is gerealiseerd bij één van partijen maakt geen onderdeel uit van de verstrekte bewijsopdracht.
2.7.
Het vorenstaande betekent dat [gedaagde 1 c.s.] de verplichting had om de factuur van LaRoTi ad € 15.800,00 te betalen. [gedaagde 1 c.s.] heeft bij conclusie van antwoord aangevoerd dat zij alle facturen van LaRoTi betaald heeft, maar ten aanzien van deze auto heeft zij eveneens opgemerkt dat deze niet in haar boekhouding voorkomt. Aangezien het verweer van [gedaagde 1 c.s.] dat zij de vordering van LaRoTi zou hebben voldaan is aan te merken als een bevrijdend verweer, rust op [gedaagde 1 c.s.] de stel- en bewijslast terzake. [gedaagde 1 c.s.] heeft evenwel ten aanzien van de bedoelde auto geen (specifieke) feiten en omstandigheden heeft aangevoerd waaruit kan worden afgeleid dat zij de factuur van LaRoTi zou hebben voldaan, zodat haar verweer zal worden verworpen. [gedaagde 1 c.s.] zal bijgevolg worden veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 15.800,00.
Volkswagen Golf (5216) € 13.400,00
2.8.
Over de Volkswagen Golf met meldcode 5216 heeft [A] verklaard dat hij als registertaxateur een taxatierapport heeft opgemaakt voor deze auto, welk rapport is gehecht aan het proces-verbaal. In dit taxatierapport staat als handelswaarde een bedrag van € 14.359,00 vermeld, waarop een schadebedrag van € 7.174,00 in mindering moet worden gebracht, zodat de “waarde op basis van inkoop handel” € 7.185,00 bedraagt. Op de eerste pagina van het rapport staat vermeld dat het voertuig op 4 april 2014 is geïnspecteerd en op de vierde pagina staat dat het rapport is opgemaakt op 15 april 2014. Voorts verklaart [A] onder meer:
[gedaagde 1] was opdrachtgever voor deze taxatie. Ik heb geen herinnering aan de taxatie van deze auto. Ik weet niet of degene die de auto aanbood ter taxatie dit voor zichzelf of voor een ander deed. (…) De auto is getaxeerd omdat dit de voordeligste manier is om in te voeren. Het is een BPM-rapport en dat wordt gebruikt bij invoer. Het is een buitenlandse auto.
[B] heeft over deze auto verklaard:
Over de Volkswagen Golf van € 13.400,00 verklaar ik dat deze uit Frankfurt Oder komt. (…) Ik denk dat het Autohaus Frankfurt Oder was. De naam Frankfurt Oder stond op de factuur. Deze auto was zwart. Dit weet ik nog goed, omdat ik maar één auto heb opgehaald in Frankfurt Oder. Wat we in het algemeen afspraken als we auto’s ophaalden was dat we probeerden er het beste uit te halen. Wie het meeste wilde betalen kreeg de auto. Als er schade was maakten we de auto wel klaar. [D] , een klant van [gedaagde 1 c.s.] , wilde alleen kant en klare auto’s. Ik heb de auto niet aan mijn klanten verkocht. Ik heb de auto ook niet aan andere garagehouders verkocht waar ik zaken mee doe.
2.9.
Voorts heeft LaRoTi bij akte een factuur van 8 april 2014 van Auto-Center Frankfurt/Oder aan [B] in het geding gebracht ad € 13.400,00 voor de levering van de auto met meldcode 5216 en een e-mail van een medewerker van [D] van 7 september 2017 waarin staat vermeld dat (in reactie op een e-mailbericht van de accountant van LaRoTi) de auto door [gedaagde 1 c.s.] aan [D] is geleverd als margeauto met als factuurdatum 22 april 2014. Tevens heeft LaRoTi een uittreksel van de RDW van 4 september 2017 overgelegd waarin is opgenomen dat [gedaagde 1 c.s.] de auto met bedoelde meldcode op 17 april 2014 parallel heeft geïmporteerd.
2.10.
De rechtbank oordeelt als volgt. Op grond van de verklaring van [B] in combinatie met de factuur van Auto-Center Frankfurt/Oder is voldoende komen vast te staan dat [B] de auto met meldcode 5216 heeft gekocht op 8 april 2014 voor een bedrag van € 13.400,00. [gedaagde 1 c.s.] heeft de juistheid van bedoelde factuur niet gemotiveerd betwist, maar zich op het standpunt gesteld dat LaRoTi en [B] niet met elkaar vereenzelvigd kunnen worden en dat er dus geen koopovereenkomst heeft plaatsgevonden tussen LaRoTi en [gedaagde 1 c.s.] . In dat kader heeft LaRoTi bij antwoordakte nader toegelicht dat [B] op verzoek van de Duitse garage de auto eerst op zijn naam heeft laten zetten, omdat [B] in Duitsland woonachtig is en daarmee een ingewikkelde procedure kon worden voorkomen. Vervolgens heeft [B] volgens LaRoTi de auto administratief “doorgeboekt” naar LaRoTi. Deze toelichting wordt niet van enige onderbouwing voorzien en volgt ook niet uit de verklaring van [B] ten tijde van het getuigenverhoor. Bovendien is het administratief doorboeken - nog daargelaten het gebrek aan onderbouwing van die stelling - onvoldoende om bewezen te achten dat LaRoTi daadwerkelijk eigenaar is geworden van de auto en daarmee de verkoper richting [gedaagde 1 c.s.] . Hierop strandt de bewijsopdracht reeds, nu niet is bewezen dat LaRoTi (in plaats van [B] of een andere derde) de auto heeft verkocht aan [gedaagde 1 c.s.] . Dit leidt tot de conclusie dat er geen verplichting bestaat voor [gedaagde 1 c.s.] om de factuur van 11 april 2014 aan LaRoTi te voldoen. Dit onderdeel van de vordering zal dan ook worden afgewezen.
Conclusie
2.11.
Al met al komt de rechtbank tot de conclusie dat de vordering van LaRoTi tot betaling van de factuur betreffende de Volkswagen Golf met meldcode 6337 ad € 15.800,00 zal worden toegewezen en dat de overige vorderingen van LaRoTi zullen worden afgewezen. De vordering tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten zal eveneens worden afgewezen, aangezien het verweer van [gedaagde 1 c.s.] voor een groot deel doel heeft getroffen.
2.12.
De gevorderde wettelijke handelsrente zal conform artikel 6:119a lid 2 onder b BW worden toegewezen, nu onvoldoende is gesteld dat partijen een betalingstermijn zijn overeengekomen zoals in bedoelde factuur is opgenomen (betaling op de factuurdatum). Evenmin is vast komen te staan of en wanneer [gedaagde 1 c.s.] de factuur heeft ontvangen. Het vorenstaande betekent dat de wettelijke handelsrente van rechtswege verschuldigd is vanaf 30 dagen na aanvang van de dag volgende op die waarop de prestatie is ontvangen. Uitgaande van het ontvangen van de prestatie op (uiterlijk) 17 april 2013 resulteert dat in een ingangsdatum van 18 mei 2013.
2.13.
Aangezien elk van partijen als op enig punt in het ongelijk gesteld is te beschouwen, zullen de proceskosten worden gecompenseerd op de hierna te vermelden wijze.
2.14.
De rechter, ten overstaan van wie het getuigenverhoor is gehouden, heeft dit vonnis niet kunnen wijzen om redenen zoals vermeld in r.o. 2.14 van het tussenvonnis van 27 december 2017.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
veroordeelt [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, om aan LaRoTi te betalen een bedrag van € 15.800,00 (vijftienduizendachthonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119a BW over het toegewezen bedrag met ingang van 18 mei 2013 tot de dag van volledige betaling,
3.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.3.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
3.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.J.S. Groeneveld - Koekkoek en in het openbaar uitgesproken op 16 mei 2018. [1]

Voetnoten

1.type: