ECLI:NL:RBOVE:2018:2134

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
21 juni 2018
Publicatiedatum
21 juni 2018
Zaaknummer
08/760081-17 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van broers voor openlijke geweldpleging in Almelo met vrijspraak van derde broer

Op 21 juni 2018 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen drie broers uit Almelo. De rechtbank heeft twee van de broers, van 34 en 39 jaar oud, veroordeeld voor openlijke geweldpleging in vereniging tot een taakstraf van 80 uur. De derde broer werd vrijgesproken. De zaak kwam voort uit een incident op 2 mei 2017, waarbij de 34-jarige broer betrokken was bij een vechtpartij met een man. Na de vechtpartij belde hij zijn broers, die naar de locatie kwamen, wat leidde tot een nieuwe confrontatie toen het slachtoffer weer naar buiten kwam.

De rechtbank oordeelde dat de twee veroordeelde broers niet schuldig waren aan zware mishandeling, en dat de 34-jarige broer handelde uit noodweer toen hij het slachtoffer met een waterpas sloeg. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor de zware mishandeling, en sprak de verdachte vrij van deze aanklacht. De officier van justitie had eerder betoogd dat het geweld wettig en overtuigend bewezen kon worden, maar de rechtbank was van mening dat er geen overtuigend bewijs was dat de verdachte opzet had op het geweld dat door zijn broers werd gepleegd. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer in Almelo.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer 08/760081-17 (P)
Datum vonnis: 21 juni 2018
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1987 in [geboorteplaats] ,
wonende in [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 07 juni 2018.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A.C.J. Nettenbreijers en van hetgeen door verdachte en de raadsvrouw mr. D. Greven, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met anderen op de openbare weg geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] .
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 02 mei 2017 te Almelo, in elk geval in Nederland, tezamen
en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, op of aan de
[straat] , in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk geweld heeft
gepleegd tegen [slachtoffer] , welk geweld bestond uit:
- het met kracht duwen tegen en/of trekken aan die [slachtoffer] en/of
- het aansporen van de mededader(s) door te roepen om die [slachtoffer] vast
te pakken en/of vast te houden
- het met kracht slaan en/of schoppen tegen het lichaam en/of
- het met kracht aanbrengen van een nekklem, althans het met kracht vastpakken
van de nek terwijl dit (door hem gepleegde) geweld zwaar lichamelijk letsel (te weten een
gebroken jukbeen en/of een gebroken neus en/of één of meer (diepe)
snijwond(en) en/of een gekneusde nek), althans enig lichamelijk letsel voor
die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Zwaar lichamelijk letsel
Evenals de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat aangever door het geweld zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, zodat verdachte van die strafverzwarende omstandigheid wordt vrijgesproken.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat op grond van de getuigenverklaringen van [getuige 1] , [getuige 2] , [getuige 3] en [getuige 4] alsmede op grond van het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair betoogd dat op grond van het dossier niet zonder twijfel kan worden vastgesteld dat geweld is gepleegd nadat verdachte en zijn broer [medeverdachte 1] ter plaatse waren. Het bestanddeel tezamen en in vereniging kan dus niet overtuigend bewezen worden verklaard.
De raadsvrouw heeft subsidiair aangevoerd dat, als al kan worden vastgesteld dat anderen [slachtoffer] hebben geslagen en geschopt, nadat verdachte [slachtoffer] had vastgepakt, dit ten aanzien van verdachte nog geen bewezenverklaring van openlijke geweldpleging op kan leveren. De klem is niet aan te merken als geweld en er is geen overtuigend bewijs waaruit blijkt dat het opzet van verdachte gericht was op het plegen van geweld door de anderen. Indien één van zijn broers toch nog een klap of trap heeft gegeven, kan dit verdachte niet worden tegengeworpen, vergelijk ECLI:NL:GHAMS:2016:5424. Verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken van het hem tenlastegelegde.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Op 2 mei 2017 hebben [medeverdachte 2] (de broer van verdachte) en [slachtoffer] een confrontatie met elkaar op de [straat] in Almelo, waarbij er wordt geslagen. Op een gegeven moment is die confrontatie voorbij en gaat [slachtoffer] zijn woning in. [medeverdachte 2] heeft vervolgens verdachte en zijn broer [medeverdachte 1] gebeld. Die zijn ter plaatse gegaan. [slachtoffer] komt weer naar buiten en er ontstaat een confrontatie tussen [slachtoffer] en verdachte en zijn broers. Op een gegeven moment heeft verdachte [slachtoffer] van achteren bij zijn hoofd vastgepakt in een klem of greep, waarna [medeverdachte 2] en zijn broer [medeverdachte 1] [slachtoffer] nog hebben geslagen en geschopt.
Op grond van het vorenstaande is komen vast te staan dat verdachte [slachtoffer] van achteren heeft vastgepakt in een klem of greep en dat zijn broers (de medeverdachten) [slachtoffer] daarna nog hebben geslagen en geschopt. Op grond van het onderhavige dossier en de behandeling ter terechtzitting is echter niet komen vast te staan dat verdachte opzet heeft gehad, al dan niet in voorwaardelijke zin, op het door de medeverdachten uitgeoefende geweld. Naar het oordeel van de rechtbank is derhalve niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte is tenlastegelegd, zodat de rechtbank verdachte daarvan zal vrijspreken.

5.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J.M. Bos, voorzitter, mr. M.A.H. Heijink en
mr. M.I. van Meel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.M. Hoek, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 21 juni 2018.