ECLI:NL:RBOVE:2018:2159

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
12 juni 2018
Publicatiedatum
22 juni 2018
Zaaknummer
6707972 \ CV EXPL 18-1097
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • J.A.O.M. van Aerde
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Auteursrechtelijke aansprakelijkheid voor openbaarmaking van foto op website

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 12 juni 2018 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Fotopersbureau Steenwyck (eiser) en een gedaagde die zonder toestemming een auteursrechtelijk beschermde foto op zijn website heeft geplaatst. Eiser heeft gedaagde aansprakelijk gesteld voor het gebruik van de foto en heeft een schadevergoeding van € 215,00 geëist, vermeerderd met juridische kosten, in totaal € 398,85. Gedaagde heeft aanvankelijk aangegeven de vergoeding te willen betalen, maar heeft later de aansprakelijkheid ontkend.

De procedure begon met een dagvaarding op 1 maart 2018, waarna gedaagde op 3 april 2018 het bedrag van € 704,46 heeft betaald aan eiser. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de hoofdsom en bijkomende kosten pas na de dagvaarding zijn voldaan. Gedaagde heeft verzocht om de procedure in te trekken, maar de kantonrechter heeft geoordeeld dat alleen de eisende partij dit kan doen, en dat gedaagde de vordering en proceskosten niet volledig had voldaan.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter gedaagde veroordeeld tot betaling van het griffierecht van € 226,00 aan eiser. De kantonrechter heeft geen aanleiding gezien om gedaagde te veroordelen tot betaling van het salaris van de gemachtigde, gezien de summiere inhoud van de conclusie van repliek. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer : 6707972 \ CV EXPL 18-1097
Vonnis van 12 juni 2018
in de zaak van
[eiser], h.o.d.n.
Fotopersbureau Steenwyck,
wonende te [woonplaats 1] ,
eisende partij, hierna te noemen [eiser] ,
gemachtigde: D.J.H. Dijkstra, verbonden aan Aveon,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde] ,
verschenen in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 1 maart 2018
- het verzoek van [gedaagde] dat strekt tot doorhaling van de procedure
- de conclusie van repliek, tevens akte vermindering van eis;
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil en de beoordeling daarvan

2.1.
[gedaagde] heeft, zonder de daarvoor benodigde toestemming van [eiser] , een auteursrechtelijk beschermde foto van [eiser] openbaar gemaakt op zijn ( [gedaagde] ) eigen website. Hij is daarop aansprakelijke gesteld per brief van 7 februari 2018. In die brief maakt [eiser] aanspraak op een vergoeding voor het gebruik van de foto ter hoogte van € 215,00, vermeerderd met de kosten voor juridische bijstand, tezamen € 398,85. Aanvankelijk heeft [gedaagde] te kennen gegeven de vergoeding te betalen, maar bij brief van 14 februari 2018 heeft [gedaagde] aansprakelijkheid toch van de hand gewezen.
2.2.
[gedaagde] is gedagvaard op 1 maart 2018 tegen de rolzitting van 13 maart 2018. [gedaagde] is door [eiser] met een begeleidende brief erover geïnformeerd dat de zaak voor deze datum kan worden afgehandeld door een bedrag van € 704,46 te voldoen, bestaande uit de hoofdsom van € 215,00, vermeerderd met de kosten voor rechtsbijstand, de kosten van de dagvaarding en het salaris gemachtigde volgens het liquidatietarief sector kanton. [gedaagde] heeft op 3 april 2018 een bedrag van € 704,46 aan [eiser] betaald, door het over te maken naar de derdengeldrekening van diens gemachtigde.
2.3.
De kantonrechter stelt vast dat de hoofdsom, die [eiser] bij dagvaarding van [gedaagde] heeft gevorderd, een bedrag van € 398,45, vermeerderd met rente en juridische kosten ter hoogte van € 121,80, eerst is voldaan na het uitbrengen van de dagvaarding én na het uitroepen van de zaak. Gelet op de uitroeping van de zaak, is aan [eiser] griffierecht in rekening gebracht (artikel 3, derde lid, van de Wet griffierechten burgerlijke zaken).
2.4.
[gedaagde] heeft verzocht de procedure in te trekken. Hij verliest daarbij uit het oog dat alleen de eisende partij een dergelijk verzoek kan doen of dat partijen een gezamenlijk verzoek daartoe kunnen doen. Bovendien had hij de vordering en de proceskosten niet volledig voldaan. Wat resteert is het griffierecht ter hoogte van € 226,00. [gedaagde] heeft in zijn conclusie van dupliek erkend dat hij betaling daarvan verschuldigd is. Gelet op de betaling van de hoofdsom zal de kantonrechter niet meer ingaan op de stelling, die is opgeworpen in de conclusie van dupliek, dat [eiser] onterechte juridische kosten in rekening heeft gebracht voor de reactie op zijn brief van 14 februari 2018.
2.5.
[gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling van het griffierecht. De kantonrechter ziet geen aanleiding om [gedaagde] te veroordelen tot betaling van het salaris gemachtigde, dat gepaard gaat met de indiening van de conclusie van repliek, gelet op de summiere inhoud daarvan.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
veroordeelt [gedaagde] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [eiser] een bedrag van € 226,00;
3.2.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.3.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A.O.M. van Aerde, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 12 juni 2018. (CT)