Op 23 januari 2018 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 36-jarige man uit Enschede, die werd beschuldigd van mishandeling van zijn tweelingbroer. De zaak kwam voor de rechtbank na een reeks openbare terechtzittingen in 2017 en begin 2018. De verdachte werd ervan beschuldigd zijn broer op verschillende manieren te hebben mishandeld, waaronder het geven van een kopstoot en het slaan met de vuist. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie vorderde een gevangenisstraf van vier maanden, terwijl de verdediging pleitte voor een gematigde straf, gezien het geringe letsel van het slachtoffer.
De rechtbank oordeelde dat niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde had begaan, en sprak hem daarvan vrij. Echter, de rechtbank achtte het subsidiair tenlastegelegde, namelijk de mishandeling van de broer, wel bewezen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zijn broer had mishandeld door hem met kracht een kopstoot te geven en hem te slaan. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was gepleegd, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die leed aan een geestelijke stoornis en verslaving. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest had doorgebracht.