4.3Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder 1 is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat verdachte het onder 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2.
hij in de periode van 1 augustus 2017 tot en met 11 oktober 2017 in de gemeente Almelo, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1] , met het oogmerk die [slachtoffer 1] te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en vrees aan te jagen, door aan die [slachtoffer 1] e-mailberichten te verzenden met beledigende en/of dreigende teksten;
3.
hij op 10 oktober 2017 in de gemeente Almelo ten overstaan van [naam 1] en
[naam 2] [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling en met gijzeling en met brandstichting, immers heeft hij, verdachte, opzettelijk tegen die [naam 1] en die [naam 2] dreigend de woorden geuit - zakelijk weergegeven -: dat hij, verdachte, de vuurwerkbom niet heeft gegooid, maar er wel voor kan zorgen dat er een tweede of een derde bom kan komen en dat er mensen klaar staan om het kindje mee te nemen en dat het een optie is om die [slachtoffer 1] in de kofferbak te gooien, af te laten voeren en met het kind te spelen en haar (die [slachtoffer 1] ) te laten terug brengen als hij, verdachte, is uitgespeeld en dat hij, verdachte, het geduld wel kan opbrengen om te wachten tot zijn kind op de peuterspeelzaal zit, de juf kan dan toch niks tegen hem beginnen en dat, hij, verdachte, zelfs in de gevangenis, wel mannetjes en zijn familie heeft klaar staan om het kind te ontvoeren naar Turkije en dat het straks zover gaat dat niemand het kind meer heeft en dat er sowieso wat gaat gebeuren, is het niet vandaag dan wel een andere keer en dat als het zo door gaat, wij het straks wel op het nieuws horen, van welke bedreigingen en/of dreigende woorden voornoemde [slachtoffer 1] kennis heeft gekregen.
Feit 2
De rechtbank is ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde van oordeel dat verdachte, anders dan door de raadsman ter zitting is betoogd, stelselmatig en wederrechtelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer. Hierbij acht de rechtbank van belang de grote hoeveelheid e-mailberichten gedurende de tenlastegelegde periode, het dreigende karakter van deze berichten en de omstandigheid dat verdachte eerder is veroordeeld voor huiselijk geweld tegen het slachtoffer. Het verweer van de raadsman wordt dan ook verworpen.
Feit 3
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van bedreiging, onder meer, vast moet staan dat de bedreigde daadwerkelijk op de hoogte is geraakt van de bedreiging en dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied, dat bij de bedreigde redelijke vrees kon ontstaan voor het misdrijf waarmee gedreigd werd. Niet is vereist dat de dader het voornemen heeft om de bedreiging te realiseren.
Door en/of namens verdachte is aangevoerd dat hij de bedreigingen niet ten uitvoer heeft willen brengen en dat het niet zijn intentie was dat wat hij aan wijkcoaches [naam 1] en [naam 2] vertelde, aan [slachtoffer 1] zou worden doorverteld.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daarbij het volgende
Dat verdachte die bedreigingen nooit heeft willen uitvoeren is, voor de vraag of hij wel of niet bedreigd heeft als bedoeld in artikel 285 Sr, niet van belang. De woorden die hij gebruikte, in combinatie met het feit dat hij [slachtoffer 1] in de voorafgaande maanden stelselmatig had belaagd, maken dat de rechtbank van oordeel is dat bij [slachtoffer 1] de redelijke vrees kon ontstaan dat verdachte alles waarmee hij dreigde zou gaan uitvoeren.
Door die bedreigingen te uiten ten overstaan van de wijkcoaches [naam 1] en [naam 2] heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat zij [slachtoffer 1] hiervan op de hoogte zouden brengen. [naam 2] en [naam 1] waren immers in gesprek met verdachte, met de bedoeling de rust tussen hem en [slachtoffer 1] terug te laten keren en om een veiligheidsschatting te kunnen maken, zoals [naam 1] tegenover de politie heeft verklaard. Ook dit verweer wordt daarom verworpen.
In geval van hoger beroep zullen de gebruikte bewijsmiddelen worden opgenomen in een aanvulling bij dit vonnis. De in die bewijsmiddelen voorkomende feiten en omstandigheden zijn redengevend voor deze beslissing. De inhoud van de bewijsmiddelen is telkens alleen gebruikt voor het bewijs van het feit waarop het in het bijzonder betrekking heeft.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder 2 en 3 meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.