ECLI:NL:RBOVE:2018:2398
Rechtbank Overijssel
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de rechtmatigheid van de opschorting en afwijzing van een aanvraag op basis van de Participatiewet
In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 10 juli 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van Enschede. De eiser had een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Participatiewet, maar deze aanvraag werd door verweerder opgeschort omdat eiser niet alle gevraagde informatie had verstrekt. Verweerder heeft vervolgens de aanvraag niet in behandeling genomen, wat leidde tot een bestreden besluit dat door eiser werd aangevochten.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser sinds 13 november 2007 een uitkering ontvangt op basis van de Wet werk en bijstand, en dat hij op 14 juli 2017 een nieuwe aanvraag deed. De rechtbank oordeelde dat de opschorting van de aanvraag gerechtvaardigd was, omdat eiser niet tijdig de benodigde gegevens had aangeleverd. De rechtbank benadrukte dat de opschortende werking van het hoger beroep van een eerdere uitspraak niet betekende dat de rechtbank niet moest uitgaan van de juistheid van die eerdere uitspraak.
De rechtbank heeft ook overwogen dat eiser zijn inlichtingenplicht heeft geschonden door geen melding te maken van een hennepkwekerij in zijn woning, wat leidde tot het vermoeden van onterecht genoten inkomsten. De rechtbank concludeerde dat eiser onvoldoende bewijs had geleverd om zijn bijstandsbehoevendheid aan te tonen, en dat verweerder terecht had besloten de aanvraag niet in behandeling te nemen. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.