Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
[A],
gevestigd en kantoorhoudende te [plaats 1] ,
Rechtbank Overijssel
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 23 januari 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen de vennootschap onder firma [A] en de consument [B] over de ontbinding van een cursusovereenkomst. [B] had zich ingeschreven voor de opleiding 'Beroeps Verkeersregelaar' en bevestigde zijn inschrijving door op een link in een e-mail te klikken. Na het ontvangen van de factuur voor de cursus, heeft [B] echter aangegeven af te zien van de cursus, omdat hij te weinig inzicht had in de praktijk en het financiële risico te groot vond. [A] vorderde betaling van de cursuskosten, maar [B] verweerde zich door te stellen dat hij de overeenkomst kosteloos kon ontbinden op grond van artikel 6:230o BW.
De kantonrechter oordeelde dat [B] inderdaad gerechtigd was om de overeenkomst te ontbinden, omdat de voorwaarden voor de uitzondering op het ontbindingsrecht, zoals genoemd in artikel 6:230p BW, niet van toepassing waren. De kantonrechter stelde vast dat de nakoming van de overeenkomst nog niet had plaatsgevonden op het moment dat [B] zijn ontbindingsverzoek deed. Bovendien was er geen sprake van een uitdrukkelijke instemming van [B] met het beginnen van de nakoming, wat een vereiste is voor de uitzondering op het ontbindingsrecht. De vordering van [A] werd afgewezen, en [A] werd veroordeeld in de proceskosten van [B].