ECLI:NL:RBOVE:2018:2475

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
17 juli 2018
Publicatiedatum
17 juli 2018
Zaaknummer
C/08/218935 / KG ZA 18-168
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • G.G. Vermeulen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg begrip logistieke partij in keukentafelovereenkomst; vordering tot nakoming toegewezen

In deze zaak, die op 17 juli 2018 door de Rechtbank Overijssel is behandeld, vorderde PARK 15 LOGISTICS B.V. (eiseres) dat PARK 15 BUSINESS B.V. (gedaagde) zou worden veroordeeld tot nakoming van haar verplichtingen uit de keukentafelovereenkomst. Deze overeenkomst bevatte bepalingen over de vestiging van logistieke partijen op de ontwikkellocatie Park15. Eiseres stelde dat gedaagde in strijd handelde met deze overeenkomst door een aanbod te doen aan Tegelgroep Nederland B.V. (TGN) voor een perceel groter dan 2 hectare, wat volgens de overeenkomst niet was toegestaan. De voorzieningenrechter oordeelde dat er voldoende aannemelijk was dat gedaagde een logistieke partij vestigde door het aanbod aan TGN, en dat dit in strijd was met de afspraken uit de keukentafelovereenkomst. De rechter wees de vorderingen van eiseres toe, inclusief een dwangsom voor het geval gedaagde niet aan de veroordeling voldeed. De proceskosten werden eveneens aan gedaagde opgelegd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/218935 / KG ZA 18-168
Vonnis in kort geding van 17 juli 2018
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PARK 15 LOGISTICS B.V.,
gevestigd te Arnhem,
eiseres,
advocaten mr. R.G.J. de Haan en mr. S.J. van Calker te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PARK 15 BUSINESS B.V.,
gevestigd te Rijssen,
gedaagde,
advocaten mr. M. Brink en mr. C.W. Kuipers te Utrecht.
Partijen zullen hierna Logistics en Business genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 18 juni 2018, met 20 producties,
  • de brief van Business van 22 juni 2018, met 9 producties,
  • de mondelinge behandeling van 26 juni 2018 en de door Business overgelegde pleitnotitie,
  • de akte eiswijziging van Logistics van 26 juni 2018.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Logistics (voorheen handelend onder de naam Park15 B.V.) en Business zijn beiden eigenaar van percelen grond op de ontwikkellocatie Park15, gelegen aan de A15 tussen Arnhem en Nijmegen (hierna te noemen: Park15).
2.2.
Logistics is in het verleden een samenwerking aangegaan voor Park15 met de aandeelhouders van Business, die destijds opereerden onder de naam ‘de Combinatie’.
2.3.
In het kader van de voornoemde samenwerking is er tussen Logistics en de Combinatie veelvuldig onderhandeld over onder meer de ruil van percelen en de verdeling van de kosten voor de aanleg en beheer van Park15.
2.4.
Op 24 juni 2014 heeft aan de keukentafel van de heer [X] een overleg plaatsgevonden tussen vertegenwoordigers van zowel Logistics als de Combinatie.
2.5.
Op 26 juni 2014 hebben Logistics en de Combinatie de afspraken uit voornoemd overleg schriftelijk vastgelegd in een overeenkomst. Op 8 juli 2015 zijn de afspraken op bepaalde punten nog nader uitgewerkt (hierna gezamenlijk te noemen: de keukentafelovereenkomst).
2.6.
In artikel 8 van de keukentafelovereenkomst staat -voor zover van belang-:

8.Verkoop kavels door de Combinatie
(…)
Combinatie vestigt geen logistieke partijen groter dan 2 hectare kavelopp.
(…).”
2.7.
Blijkens een akte van ruiling, contractsoverneming en rangwisseling heeft Business op 26 oktober 2016 alle rechten en verplichtingen uit hoofde van de keukentafelovereenkomst van de Combinatie overgenomen.
2.8.
Een deel van Park15 is reeds door partijen ontwikkeld en verkocht aan derden.
2.9.
Op de percelen van Business hebben zich bedrijven gevestigd zoals McDonald’s, Shell en een autodealer genaamd Terlouw.
2.10.
Op de percelen van Logistics hebben zich een warehouse van Lidl voor de toelevering van producten aan haar Nederlandse supermarkten en Nabuurs, een logistieke dienstverlener die functioneert als distributiecentrum voor producten van Kraft Heinz, gevestigd.
2.11.
Sinds 2015 is Logistics in gesprek met Tegelgroep Nederland B.V. (hierna te noemen: TGN) over een vestiging op Park 15.
2.12.
Begin 2018 heeft TGN een zogenoemde Request for Quotation (hierna te noemen: request) toegezonden aan een aantal partijen, waaronder Logistics en Business. Voor zover van belang- staat het volgende in het request:

(…) Tegelgroep Nederland bv (TGN) wenst per eind 2019 een nieuw magazijn te kunnen betrekken. Dat magazijn wil TGN gaan huren. (…). In hoofdzaak ziet het gewenste magazijn er als volgt uit:

17.000 m2 magazijn oppervlak te realiseren op Park 15 (…).
Op 24 of 25 mei wil TGN uw aanbieding ontvangen. (…)
TGN wil al haar warehousing activiteiten vanaf 1-1-2020 vanuit dit nieuw te bouwen magazijn kunnen gaan uitvoeren. (…)”
2.13.
Op 11 mei 2018 heeft Business per e-mail aan Logistics laten weten dat zij voornemens is TGN een locatie op haar deel van Park15 aan te bieden. Zij schrijft onder meer:

(…) In de laatste stuurgroep hebben we gesproken over de Tegelgroep. Volgens jullie zou dit een logistieke partij zijn volgens de keukentafelovereenkomst. Wij vinden van niet. We hadden afgesproken om hier een juridisch advies over in te winnen, dat hebben we gedaan. Onze conclusie is dat zowel volgens de KvK, als de SBI-codes als volgens het advies van de jurist de Tegelgroep niet als logistieke partij kwalificeert. We zullen derhalve doorgaan met het aanbieden van de locatie. Leek me goed om dat nog even te melden. (…).
2.14.
Op 16 mei 2018 heeft een bespreking plaatsgevonden tussen vertegenwoordigers van Logistics en vertegenwoordigers van Business. Op 17 mei 2018 heeft Logistics als volgt naar Business gemaild. Hierin staat onder meer:

(…). Ik heb je naar aanleiding van jouw email van 11 mei aan [A] over Tegelgroep aangegeven dat de afspraken zoals in juni 2014 gemaakt aan de keukentafel hartstikke duidelijk zijn. Wij willen niet van de gemaakte afspraken afwijken en wensen ook niet dat jullie daarvan afwijken, hetgeen – gezien de enorme belangen – tot schade onzerzijds lijdt. (…).
2.15.
Logistics heeft een direct of indirect aanbod gedaan aan TGN en/of Goodman, een logistiek vastgoedontwikkelaar en vastgoedbelegger, om een stuk grond van 17.000 m3 (+/- 3,4 hectare) te ontwikkelen op Park15 ten behoeve van TGN.
2.16.
Logistics heeft Business op 4 juni 2018 gesommeerd af te zien van de beoogde transactie met of ten behoeve van TGN. Business ziet geen reden om gehoor te geven aan deze sommatie.

3.Het geschil

3.1.
Logistics vordert na wijziging van eis bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
(I) Business te veroordelen tot onmiddellijke nakoming van haar verplichtingen onder artikel 8 tweede streepje van de keukentafelovereenkomst, in het bijzonder door Business te gebieden (i) het aanbod dat zij aan TGN, althans Goodman, heeft gedaan in reactie op TGN’s Request for Quotation onvoorwaardelijk en onherroepelijk in te trekken voor zover daarin een perceel of percelen groter dan 2 hectare worden aangetrokken;
(II) indien en voor zover voornoemd aanbod reeds is aanvaard door TGN of Goodman, Business te verbieden om aan de alsdan tussen haar en TGN, althans Goodman, tot stand gekomen overeenkomst op enigerlei wijze uitvoering te geven;
zowel (I) als (II) onder verbeurte van een dwangsom van € 1.000.000,- voor iedere dag of dagdeel dat Business in gebreke blijft aan de veroordeling te voldoen, met een maximum van € 10.000.000,- en
(III) aan Logistics te voldoen de kosten van dit geding binnen zeven dagen na het wijzen van het vonnis onder bepaling dat indien de gedingkosten niet binnen de genoemde termijn zijn voldaan, hierover vanaf de achtste dag wettelijke rente verschuldigd is, alsmede de nakosten.
3.2.
Logistics legt aan haar vorderingen -samengevat- het navolgende ten grondslag. Business is op grond van de keukentafelovereenkomst gehouden om geen logistieke partijen, dan wel logistieke activiteiten te vestigen groter dan twee hectare kaveloppervlakte op haar deel van Park15. Business handelt in strijd met de keukentafelovereenkomst nu zij een direct of indirect aanbod heeft gedaan aan TGN en/of Goodman om een stuk grond van circa 3,4 hectare te ontwikkelen op Park15 ten behoeve van grootschalige logistieke activiteiten voor TGN. Logistics vordert nakoming van de keukentafelovereenkomst.
3.3.
Business concludeert -samengevat- tot afwijzing van de vorderingen van Logistics.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het spoedeisend belang van Logistics blijkt voldoende uit haar stellingen.
4.2.
De vorderingen van Logistics strekken -kort gezegd- tot nakoming van de keukentafelovereenkomst. Voor toewijzing in kort geding van een vordering tot nakoming van een overeenkomst is in de regel slechts plaats indien met grote waarschijnlijkheid moet worden aangenomen dat ook in een bodemprocedure toewijzing van de vordering tot nakoming te verwachten is. Daarmee ligt de vraag voor of voldoende aannemelijk is dat een bodemrechter -indien geadieerd- tot het oordeel zal komen dat het Business gelet op het bepaalde in artikel 8, tweede gedachtestreepje van de keukentafelovereenkomst niet was toegestaan een direct of indirect aanbod te doen aan TGN en/of Goodman om een stuk grond van circa 3,4 hectare te ontwikkelen op Park 15 ten behoeve van TGN. Deze vraag moet worden beantwoord door uitleg van artikel 8, tweede gedachtestreepje van de keukentafelovereenkomst
4.3.
Bij de beoordeling van de vraag welke betekenis moet worden toegekend aan het bepaalde in artikel 8, 2e gedachtestreepje stelt de voorzieningenrechter voorop dat sprake is van een commerciële overeenkomst, gesloten tussen professioneel opererende partijen, die over de inhoud van de overeenkomst hebben onderhandeld. Dit brengt mee dat groot gewicht toekomt aan de taalkundige betekenis van de gekozen bewoordingen. Ook indien bij de uitleg van een overeenkomst groot gewicht toekomt aan de taalkundige betekenis van de gekozen bewoordingen, kunnen de overige omstandigheden van het geval echter meebrengen dat een andere (dan de taalkundige) betekenis aan de bepalingen van de overeenkomst moet worden toegekend. Beslissend blijft immers de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten
(zo ook gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in het arrest van 1 augustus 2017, ECLI:NL:GHARL:2017:6581.
4.4.
Artikel 8, tweede gedachtestreepje, van de keukentafelovereenkomst luidt, zoals gezegd, als volgt: “
Combinatie vestigt geen logistieke partijen groter dan 2 hectare kavelopp”.
4.5.
Partijen verschillen allereerst van mening over de vraag of Business een partij vestigt.
4.6.
Logistics stelt -kort gezegd- dat dat het geval is. Business heeft daarentegen –kort gezegd- betoogd dat zij geen partij vestigt, maar een kavel aan Goodman verkoopt.
4.7.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat Logistics voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat Business een partij vestigt. TGN heeft een request uitgeschreven waarin staat dat zij al haar warehousing activiteiten vanaf 1-1-2020 vanuit een nieuw te bouwen magazijn wil kunnen gaan uitvoeren. Niet in geschil is dat Business de kavel wil verkopen aan Goodman en Goodman vervolgens de grond samen met TGN wil gaan ontwikkelen ten behoeve van het warehouse van TGN. Nu duidelijk is dat de verkoop aan Goodman bedoeld is voor de vestiging van TGN aldaar, is de voorzieningenrechter van oordeel dat ook deze min of meer indirecte vestiging onder de reikwijdte van de bepaling valt. De bepaling zou anders ook zinledig zijn, nu een veelvoorkomende handelwijze is dat een belegger grond koopt, een pand ontwikkelt en bouwt en deze vervolgens verhuurt aan een (logistieke) partij.
4.8.
De vraag die partijen vervolgens verdeeld houdt, is de vraag of TGN een logistieke partij is als bedoeld in de keukentafelovereenkomst.
4.9.
Logistics stelt dat partijen een breder verbod hebben beoogd, namelijk dat Business geen percelen aanbiedt ten behoeve van logistieke activiteiten (op kavels groter dan 2 hectare). Dit blijkt volgens Logistics uit de commerciële ratio van de verbodsbepaling, de bedrijfsnamen van partijen, de wijze waarop zij zich aan de markt presenteren, het bedrijfsmodel van partijen (projectontwikkeling) en de wijze waarop partijen sinds het sluiten van de keukentafelovereenkomst met de verbodsbepaling zijn omgegaan en daarover hebben gecorrespondeerd. Voor het geval niet moet worden gekeken naar de aard en de omvang van de logistieke activiteiten, maar naar de partijen die deze activiteiten uitvoeren, stelt Logistics dat TGN heeft te gelden als een logistieke partij. In de kern is TGN een logistieke onderneming die zich heeft gespecialiseerd in logistiek in een bepaald segment van de markt, namelijk sierbestrating, tegels en buitenvloeren. Gelet op de uitingen van TGN en haar moedermaatschappij naar de markt, zal TGN in het normale spraakgebruik zeker worden aangemerkt als logistieke partij.
4.10.
Business stelt daarentegen dat een logistieke partij een logistieke dienstverlener is. Een tegelgroothandel is iets anders. TGN begeeft zich niet op de markt als een partij die goederen voor derden transporteert. De opgeslagen goederen betreffen gewoon haar eigen voorraad. TGN is een lokale groothandel, die haar geld verdient met de in- en verkoop van tegels. TGN heeft ook een SBI-code van detailhandel. Bovendien heeft TGN geen eigen wagenpark. TGN laat haar transport door logistieke partijen verrichten.
4.11.
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft Logistics voldoende aannemelijk gemaakt dat partijen in artikel 8, tweede gedachtestreepje met de woorden logistieke partij ook een partij als TGN hebben beoogd. De voorzieningenrechter acht hiervoor het volgende van belang.
4.12.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat zuiver taalkundig het woord partij breder is dan het woord dienstverlener. De voorzieningenrechter acht ook voldoende aannemelijk dat partijen bij het sluiten van de keukentafelovereenkomst een ruimere uitleg dan enkel logistieke dienstverleners hebben beoogd.
4.13.
Hierbij acht de voorzieningenrechter allereerst van belang dat voldoende aannemelijk is dat het de bedoeling van partijen was dat Logistics zich zou gaan richten op de vestiging van grote logistieke partijen en dat Business zich wilde richten op de ontwikkeling van kleinere en MKB-bedrijven. Dit blijkt ook uit de door Business als productie 2 overgelegde verklaring van haar bestuurder de heer [B] . Sinds de totstandkoming van de overeenkomst zijn partijen ook zo met voornoemd onderscheid omgegaan. Zo heeft Logistics gemotiveerd gesteld dat de namen van de vennootschappen zijn gewijzigd in Business en Logistics om uitdrukking te geven aan de activiteiten waarop de vennootschappen zich zouden richten. Dat de naam Business onder druk van Logistics is gekozen, zoals Business heeft betoogd, is -wat hier ook van zij- niet gebleken. Ook is dit onderscheid zichtbaar op de websites van partijen, te weten (http://park15logistics.com/) en (http://www.park15business.nl/). De voorpagina van eerstgenoemde website laat een toonbeeld zien van de nieuwe generatie logistieke parken, terwijl op (de voorpagina van) laatstgenoemde website het woord logistiek niet voorkomt. Daarnaast is in de praktijk reeds uitvoering geven aan dit onderscheid. Op het deel van Park 15 van Logistics hebben zich tot op heden twee grote bedrijven gevestigd met een sterk logistiek karakter, te weten een warehouse van Lidl voor de toelevering van producten aan haar Nederlandse supermarkten en Nabuurs, een logistieke dienstverlener die functioneert als distributiecentrum voor producten van Kraft Heinz. Op de percelen van Business hebben zich bedrijven gevestigd zoals McDonald’s, Shell en een autodealer genaamd Terlouw.
4.14.
Voorts acht de voorzieningenrechter van belang dat uit de wijze waarop partijen met elkaar hebben gecommuniceerd is af te leiden dat partijen een ruimere uitleg dan enkel logistieke dienstverleners hebben beoogd. Zo heeft Business in 2017 een concept-brochure laten maken, waarin onder meer stond:

TE KOOP
Logistieke ontwikkelingslocatie. (…)
De percelen hebben ieder een oppervlakte van circa 4 hectare. Deelverkoop is bespreekbaar, maar verkoop van een perceel in z’n geheel geniet de voorkeur gezien de meerwaarde die de percelen bieden voor logistieke ontwikkelingen.
Logistics heeft bezwaar gemaakt tegen deze tekst en heeft op 22 september 2017 onder meer het volgende aan Business geschreven:
“Uit deze brochure blijkt dat jullie kavels groter dan 2 ha aanbieden voor logistiek en daarnaast wekken jullie in de markt en bij partijen de indruk dat dat wel kan, terwijl dit in strijd is met de afspraken. (…).
In reactie hierop heeft Business onder meer geschreven: “
Ik zie niet waaruit je concludeert dat we kavels voor logistiek groter dan 2 ha zouden aanbieden. Maar het is een concept dus als je me aangeeft waar je over valt zal ik kijken wat ik kan aanpassen. (…).
Logistics heeft vervolgens verduidelijkt wat de bezwaren zijn en heeft onder meer het volgende geschreven:
“(..) Ik wilde namelijk een duidelijke tekst waaruit blijkt dat jullie voor logistieke activiteiten enkel gronden tot 2 ha aanbieden. Dat speelt zich o.a. af op de kaft en op het 3e blad (onder kopje 2).”
Business heeft vervolgens de brochure aangepast.
Uit deze e-mailwisseling, meer in het bijzonder het gebruik van de woorden “logistiek” en “logistieke activiteiten” leidt de voorzieningenrechter af dat partijen een ruimere uitleg dan enkel logistieke dienstverleners hebben beoogd. Daarbij past ook dat Business de tekst in de brochure heeft aangepast. Dat Business deze tekst heeft aangepast om verdere discussie te voorkomen, zoals zij heeft betoogd, doet -wat hier ook van zij- hieraan niet af. Niet valt immers in te zien waarom Business de tekst zou aanpassen als de afspraak was dat zij logistiek groter dan 2 ha aan iedereen (met uitzondering van logistieke dienstverleners) zou mogen aanbieden.
4.15.
Een ander voorbeeld van communicatie tussen partijen waaruit blijkt dat partijen een ruimere uitleg dan enkel logistieke dienstverleners hebben beoogd, betreft het volgende verzoek van Business. Bij e-mail van 24 juli 2017 heeft Business Logistics verzocht om opheffing van het verbod voor haar kavel van 4 hectare. In deze mail staat -voor zover van belang-:
“(…) Vanuit ons is er in ieder geval de vraag aan jullie of jullie ons willen toestaan om het meest westelijke kavel in fase 2 eventueel als 1 logistiek kavel uit te geven.”
Op 26 juli 2017 heeft Logistics onder meer het volgende aan Business geantwoord: “
(…). Je verzoek om een kavel te verkopen aan een logistieke partij, waaronder de nu concrete casus van bijvoorbeeld Heembouw, is in strijd met de afspraken die we in juli 2014 met elkaar hebben gemaakt. Onderdeel van die afspraken is dat het vestigen van logistieke partijen (groter dan 2 hectare kaveloppervlak) uitsluitend door Park 15 Logistics B.V. geschiedt. (…).
Heembouw is een aanbieder van turnkey bedrijfsoplossingen. Heembouw wilde een perceel van circa 8 hectare afnemen van Business voor de ontwikkeling van een warehouse. De voorzieningenrechter laat in het midden of voornoemd verzoek van Business om opheffing van het verbod is gedaan in de context van Heembouw. Uit voornoemd antwoord van 26 juli 2017 van Logistics kan echter wel worden afgeleid dat Logistics aan Business heeft medegedeeld dat partijen zoals Heembouw onder het begrip logistieke partijen vallen. Gesteld noch gebleken is dat Business dat op dat moment heeft weersproken. Tussen Business en Heembouw is ook geen overeenkomst tot stand gekomen.
4.16.
Ten slotte acht de voorzieningenrechter van belang dat uit het request blijkt dat TGN op Park 15 hoofdzakelijk logistieke activiteiten wil verrichten. Op Park 15 moet immers een magazijn komen van waaruit TGN al haar warehousing activiteiten wil gaan uitvoeren. Dit wordt ook ondersteund door het feit dat het hoofd- en verkoopkantoor en de showroom van TGN in Andelst blijven. Business heeft betoogd dat TGN een lokale groothandel is, hetgeen ook zou blijken uit de SBI-code van TGN, maar hierin volgt de voorzieningenrechter Business niet. TGN vermeldt op haar eigen website dat zij de meest vooraanstaande speler op de markt van wand- en vloertegels is, opererend met een volledig dekkend distributienetwerk in Nederland en België. Met een jaarlijkse afzet van meer dan 3 miljoen m2 per jaar bedient TGN meer dan 600 detaillisten, 85 bouwmaterialenhandelaren, 35 (inter)nationale franchise en formele organisaties, alle grote tegelzettersbedrijven en 70 handelaren in sierbestrating en buitenvloeren.
4.17.
Daarnaast blijkt uit het door Logistics overgelegde filmpje dat TGN zich op YouTube profileert met onder meer de teksten “IJzersterke logistieke performance” en “Een volledig dekkend distributienetwerk in NED en BEL”. In het filmpje worden beelden getoond van vrachtwagens die goederen laden en lossen, van een groot magazijn waarin goederen worden opgeslagen en waaruit goederen worden gehaald en van vrachtwagens die goederen naar de afnemers brengen. Dit zijn de activiteiten die TGN blijkens haar request wil uitvoeren vanuit het nieuw te bouwen magazijn op Park 15. De voorzieningenrechter acht dan ook voldoende aannemelijk dat TGN de kavel hoofdzakelijk zal gebruiken voor logistieke activiteiten. Dat zij hierbij het transport laat verzorgen door een andere partij, is -wat hier ook van zij- niet relevant. Nu deze activiteiten lijken op onder r.o. 4.15 genoemde plannen van Heembouw en gelet op de overige hiervoor onder r.o. 4.12 t/m 4.14 genoemde feiten en omstandigheden, had Business naar het oordeel van de voorzieningenrechter redelijkerwijs moeten begrijpen dat Logistics daarmee niet zou instemmen.
4.18.
Voor zover Business heeft betoogd dat toepassing van de bepaling in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, stelt de voorzieningenrechter voorop dat de rechter bij toepassing ervan de nodige terughoudendheid zal dienen te betrachten. De door Business in dit verband genoemde feiten en omstandigheden brengen niet mee dat een uitzondering thans op zijn plaats is. Hierbij acht de voorzieningenrechter van belang dat Logistics een aantal van de door Business genoemde feiten en omstandigheden gemotiveerd heeft weersproken. Zo heeft Business gesteld dat Logistics in strijd met de keukentafelovereenkomst heeft gehandeld nu de afspraak was dat beide partijen de eerste twee jaar, dus tot 24 juni 2016, geen gronden mochten aanbieden voor fase 2 en Logistics reeds in 2015 in gesprek was met TGN. Logistics heeft erkend dat zij reeds in 2015 in gesprek was met TGN, maar volgens haar zagen die gesprekken op een kavel uit fase 1, waarvoor geen standstill was afgesproken. Nu Business haar stelling op dit punt niet nader heeft onderbouwd, kan de voorzieningenrechter deze stelling thans niet meenemen bij zijn beoordeling. Daarnaast heeft Business een aantal marktontwikkelingen genoemd. Marktontwikkelingen van na de totstandkoming van de overeenkomst liggen echter in beginsel in de risicosfeer van partijen. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om in dit geval van dat uitgangspunt af te wijken. Daarbij speelt een rol dat het hier gaat om een zakelijke overeenkomst tussen twee professionele partijen.
4.19.
Gelet op het vorenstaande concludeert de voorzieningenrechter dat voldoende aannemelijk is dat een bodemrechter -indien geadieerd- tot het oordeel zal komen dat het Business gelet op het bepaalde in artikel 8, tweede gedachtestreepje van de keukentafelovereenkomst niet was toegestaan een direct of indirect aanbod te doen aan TGN en/of Goodman om een stuk grond van circa 3,4 hectare te ontwikkelen op Park 15 ten behoeve van TGN. De overige standpunten van partijen behoeven derhalve geen bespreking meer. De vordering van Logistics onder I zal dan ook worden toegewezen.
Nu niet duidelijk is of voornoemd aanbod reeds is aanvaard door TGN of Goodman, zal de vordering onder II. eveneens worden toegewezen
4.20.
Als prikkel tot nakoming zal een dwangsom aan de veroordeling worden verbonden. De gevorderde dwangsom zal evenwel worden gematigd, zoals hierna in de beslissing vermeld.
4.21.
Business zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Logistics worden tot op heden begroot op de volgende bedragen: griffierecht € 626,-, kosten dagvaarding € 81,- en salaris advocaat (overeenkomstig het toepasselijke liquidatietarief per 1 mei 2018) € 980,-, dus in totaal € 1.687.-.
4.22.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
veroordeelt Business tot onmiddellijke nakoming van haar verplichtingen onder artikel 8, tweede gedachtestreepje van de keukentafelovereenkomst en
  • gebiedt daarom Business het aanbod dat zij aan TGN, althans Goodman, heeft gedaan in reactie op TGN’s Request for Quotation, onvoorwaardelijk en onherroepelijk in te trekken voor zover daarin een perceel of percelen groter dan twee (2) hectare worden aangetrokken en
  • verbiedt Business -indien en voor zover voornoemd aanbod reeds is aanvaard door TGN of Goodman- om aan de alsdan tussen haar en TGN, althans Goodman, tot stand gekomen overeenkomst op enigerlei wijze uitvoering te geven,
5.2.
veroordeelt Business om aan Logistics een dwangsom te betalen van € 100.000,-voor iedere dag dat zij niet aan de in 5.1 uitgesproken veroordeling voldoet, tot een maximum van € 5.000.000,- is bereikt,
5.3.
veroordeelt Business in de proceskosten, aan de zijde van Logistics tot op heden begroot op € 1.687,-, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de achtste dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.4.
veroordeelt Business in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,- aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Business niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,- aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. G.G. Vermeulen en in het openbaar uitgesproken op 17 juli 2018 in tegenwoordigheid van de griffier.