Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
Vonnis van 20 juni 2018
[B],
[gedaagde] ,
De weergave van het proces verloop:
Waarvan kan worden uitgegaan
Koopprijs voor het recht van doorverwezen patiënten conform artikel 4 van overeenkomst d.d. 1 februari 2011” (zie bijlage 7 bij de conclusie van eis in reconventie);
Opleidingsvergoeding conform artikel 6.1 van overeenkomst” (zie bijlage 8 bij de conclusie van eis in reconventie);
Ondersteuning uitoefening praktijk artikel 6.2 van overeenkomst” (zie bijlage 9 bij de conclusie van eis in reconventie);
Ondersteuning uitoefening praktijk artikel 6.2 van overeenkomst” (zie bijlage 10 bij de conclusie van eis in reconventie);
De standpunten van partijen in conventie
Het standpunt van [gedaagde] in reconventie:
Het standpunt van Maatschap [A] en [B] in reconventie:
Koopprijs voor het recht van doorverwezen patiënten conform artikel 4 van de overeenkomst d.d. 1 februari 2011”. Daarvoor is door [gedaagde] een bedrag van € 45.000,- betaald. Het gefactureerde bedrag was vrij van BTW ingevolge artikel 37b Wet OB, omdat aan [gedaagde] een deel van de onderneming is verkocht, hetgeen wat anders is dan de koop van een winstaandeel. Bovendien staat vast dat [gedaagde] deze patiënten conform afspraak ten tijde van het drijven van de maatschap doorverwezen heeft gekregen en thans ook een groot deel dan wel alle patiënten heeft meegenomen naar haar nieuwe praktijk. In de overgelegde jaarrekeningen van de kostenmaatschap is ook geen bedrag voor goodwill geactiveerd. Dat klopt want er is geen goodwill aan de kostenmaatschap betaald. [gedaagde] heeft enkel van [B] in persoon het recht gekocht om patiënten doorverwezen te krijgen. In artikel 9 lid 3 van de overeenkomst tot het aangaan van de kostenmaatschap staat ook vermeld: “
De vergoeding van de door [B] overgedragen patiënten en de door [B] gegeven opleiding is een zaak tussen [B] en het door hem geïntroduceerde nieuwe deelnemer.”. Door [B] zijn die patiënten ook doorverwezen naar [gedaagde] ; dat is niet in geschil;
De beoordeling
De beslissing:
in conventie:
in reconventie:
woensdag 4 juli 2018voor het bepalen van dag en tijdstip waarop de comparitie van partijen zal plaatsvinden. Partijen hoeven niet aanwezig te zijn bij deze rolzitting. Partijen kunnen tot uiterlijk de vrijdag voordien schriftelijk 20 verhinderdata (of 40 verhinderingsdagdelen) opgeven voor de drie maanden volgend op genoemde rolzitting;