ECLI:NL:RBOVE:2018:2573

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
23 juli 2018
Publicatiedatum
23 juli 2018
Zaaknummer
08/760044-18 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor gewapende overval en andere strafbare feiten met psychiatrische behandeling als gevolg van ontoerekeningsvatbaarheid

Op 23 juli 2018 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen een 23-jarige man die werd beschuldigd van een gewapende overval op een supermarkt in Enschede, evenals andere strafbare feiten zoals mishandeling en vernieling van voertuigen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar was ten tijde van de feiten, wat werd ondersteund door twee Pro Justitia rapportages van deskundigen die concludeerden dat de verdachte leed aan een ernstige geestelijke stoornis, waaronder schizofrenie. De rechtbank heeft de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging en gelast dat hij voor de duur van één jaar in een psychiatrisch ziekenhuis wordt geplaatst. De rechtbank oordeelde dat de bewezenverklaarde feiten, waaronder afpersing en mishandeling, niet aan de verdachte konden worden toegerekend vanwege zijn psychische toestand. De uitspraak volgde na een openbare terechtzitting op 16 juli 2018, waar de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot zware mishandeling, maar de andere feiten zijn bewezen verklaard op basis van de bekennende verklaring van de verdachte en andere bewijsmiddelen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/760044-18 (P)
Datum vonnis: 23 juli 2018
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1995 in [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
nu verblijvende in PPC Zwolle te Zwolle.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 16 juli 2018.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. K.J.L. de Valk en van hetgeen door verdachte en de raadsvrouw mr. S. Groothuismink, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na toelating van de vordering nadere omschrijving van de tenlastelegging van 16 juli 2018, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:een overval bij de [supermarkt] heeft gepleegd, waarbij hij de aldaar aanwezige medewerkster onder bedreiging met een mes heeft gedwongen tot afgifte van geld;
feit 2:heeft geprobeerd om [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, dan wel die [slachtoffer 1] heeft mishandeld;
feit 3:een auto van [slachtoffer 2] heeft vernield;
feit 4:een auto van [slachtoffer 3] heeft vernield;
feit 5:een auto van [slachtoffer 4] en/of [bedrijf] B.V. en/of [slachtoffer 5]
heeft vernield.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 5 maart 2018,
in de gemeente Enschede,
met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of
bedreiging met geweld, een persoon, genaamd [slachtoffer 6] (in/tijdens haar
functie van/als kassière), heeft gedwongen tot de afgifte van (een
hoeveelheid) geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende
aan (supermarkt) [supermarkt] (gelegen aan de [adres] ),
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij,
verdachte:
- zich naar/in voornoemde (supermarkt) [supermarkt] heeft begeven en/of
(aldaar) een (keuken)mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp uit een/de
schap(pen) heeft gepakt en/of
- ( vervolgens) zich (daarmee) naar de/een kassa (waarachter die [slachtoffer 6] op dat
moment gezeten was) heeft begeven en/of
- ( vervolgens) (daarbij) (aan) voornoemde [slachtoffer 6] een/dat mes, althans een/dat
scherp(e) en/of puntig(e) voorwerp heeft getoond/voorgehouden en/of
- ( vervolgens) voornoemd mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp (zeer)
dicht in de buurt van (het lichaam van) die [slachtoffer 6] heeft gehouden en/of/althans
daarmee in de richting van die [slachtoffer 6] heeft gedreigd en/of
- ( vervolgens) (daarbij) (naar/in de richting van) die [slachtoffer 6] heeft meegedeeld
- zakelijk weergegeven - dat hij, verdachte, geld (van)uit de kassalade wilde
hebben en/of
dat hij, verdachte, alleen briefgeld wilde hebben en/of
- ( vervolgens) heeft die [slachtoffer 6] (een hoeveelheid) geld uit de kassa(lade)
gepakt en aan hem, verdachte, (af)gegeven;
2.
hij op of omstreeks 5 maart 2018,
in de gemeente Enschede,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan een persoon, genaamd [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel
toe te brengen,
die [slachtoffer 1] met een (zware en/of dikke) (boom)tak/stok,
althans met een zwaar en/of hard voorwerp op/tegen het hoofd heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 2 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 5 maart 2018,
in de gemeente Enschede,
een persoon, genaamd [slachtoffer 1] , heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] met
een (zware en/of dikke) (boom)tak/stok, althans met een zwaar en/of hard
voorwerp op/tegen het hoofd te slaan;
3.
hij op of omstreeks 5 maart 2018,
in de gemeente Enschede,
opzettelijk en wederrechtelijk
een (personen)auto (Honda Civic) (kenteken [kenteken 3] ), in elk geval enig goed,
dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer 2] toebehoorde,
heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
4.
hij op of omstreeks 5 maart 2018,
in de gemeente Enschede,
opzettelijk en wederrechtelijk
een (personen)auto (Ford Fiesta) (kenteken [kenteken 1] ), in elk geval enig goed,
dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer 3] toebehoorde,
heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
5.
hij op of omstreeks 5 maart 2018,
in de gemeente Enschede,
opzettelijk en wederrechtelijk
een (personen)auto (Chrysler 300C) (kenteken [kenteken 2] ), in elk geval enig
goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer 4]
en/of [bedrijf] B.V. en/of [slachtoffer 5] toebehoorde,
heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Feiten 1, 3, 4 en 5
De rechtbank is evenals de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat verdachte de onder 1, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten heeft gepleegd.
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van deze ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [1] :
Feit 1
  • het proces-verbaal van de terechtzitting van 16 juli 2018, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin, Sv;
  • het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 6] van 5 maart 2018, pagina’s 13 en 14;
  • het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant] van 6 maart 2018, pagina’s 30 en 31;
Feit 3
  • het proces-verbaal van de terechtzitting van 16 juli 2018, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin, Sv;
  • het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 5 maart 2018, pagina’s 72 en 73;
Feit 4
  • het proces-verbaal van de terechtzitting van 16 juli 2018, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin, Sv;
  • het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] van 5 maart 2018, pagina’s 68 en 69;
Feit 5
  • het proces-verbaal van de terechtzitting van 16 juli 2018, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin, Sv;
  • het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] van 7 maart 2018, pagina’s 75 en 76.
4.2
Feit 2
4.2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling wettig en overtuigend bewezen kan worden. Volgens de officier van justitie had verdachte het voorwaardelijke opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan aangeefster [slachtoffer 1] (hierna: aangeefster).
4.2.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.2.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte op z’n minst genomen voorwaardelijk opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan aangeefster. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Ten aanzien van voorwaardelijk opzet geldt dat bewezen zal moeten worden dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij aangeefster zwaar lichamelijk letsel had kunnen toebrengen door met een (boom)tak/stok op het hoofd te slaan. Naar het oordeel van de rechtbank is dat niet het geval. In het dossier bevinden zich – behalve de aangifte van aangeefster van 5 maart 2018 – geen stukken op basis waarvan kan worden vastgesteld wat de lengte en het gewicht van de (boom)tak/stok is geweest. Aldus bevindt zich onvoldoende informatie in het dossier om vast te stellen of er bij het slaan met genoemde tak/stok een aanmerkelijke kans is op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
De rechtbank spreekt verdachte dan ook vrij van het primair tenlastegelegde.
De rechtbank is van oordeel dat het subsidiair ten laste gelegde wel bewezen is.
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin, Sv, zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen:
  • het proces-verbaal van de terechtzitting van 16 juli 2018, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin, Sv;
  • het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 5 maart 2018, pagina’s 64 en 65.
4.3
De bewezenverklaring
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder 2 primair is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank acht op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij op 5 maart 2018, in de gemeente Enschede, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld, een persoon,
genaamd [slachtoffer 6] (in/tijdens haar
functie van/als caissière), heeft gedwongen tot de afgifte van een
hoeveelheid geld toebehorende
aan supermarkt [supermarkt] , gelegen aan de [adres] ,
welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij,
verdachte:
- zich naar/in voornoemde supermarkt [supermarkt] heeft begeven en
aldaar een keukenmes uit een schap heeft gepakt en
- vervolgens zich daarmee naar de kassa (waarachter die [slachtoffer 6] op dat
moment gezeten was) heeft begeven en
- vervolgens (aan) voornoemde [slachtoffer 6] dat mes heeft getoond/voorgehouden en
- vervolgens voornoemd mes dicht in de buurt van (het lichaam van) die [slachtoffer 6] heeft gehouden en
- vervolgens die [slachtoffer 6] heeft meegedeeld - zakelijk weergegeven - dat hij, verdachte, geld (van)uit de kassalade wilde hebben en dat hij, verdachte, alleen briefgeld wilde hebben;
2 subsidiair.
hij op 5 maart 2018, in de gemeente Enschede, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] met een (boom)tak/stok op het hoofd te slaan;
3.
hij op 5 maart 2018, in de gemeente Enschede, opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto (Honda Civic) (kenteken [kenteken 3] ), toebehorende aan [slachtoffer 2]
heeft vernield;
4.
hij op 5 maart 2018, in de gemeente Enschede, opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto (Ford Fiesta) (kenteken [kenteken 1] ), toebehorende aan [slachtoffer 3]
heeft vernield;
5.
hij op 5 maart 2018, in de gemeente Enschede, opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto (Chrysler 300C) (kenteken [kenteken 2] ), toebehorende aan [slachtoffer 4]
en/of [bedrijf] B.V. en/of [slachtoffer 5] heeft vernield.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd.
De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 300, 317 en 350 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: afpersing;
feit 2 subsidiair
het misdrijf: mishandeling;
feit 3, 4 en 5
telkens het misdrijf: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.

6.De strafbaarheid van verdachte

6.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, onder verwijzing naar de inhoud van de Pro Justitia rapportages, betoogd dat verdachte als volledig ontoerekeningsvatbaar moet worden beschouwd en dat hij aldus moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft evenals de officier van justitie bepleit dat verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar is en dat hij ontslagen moet worden van alle rechtsvervolging.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Voor de beoordeling van de strafbaarheid van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op de inhoud van een tweetal rapportages, te weten het Pro Justitia rapport van 25 juni 2018 uitgebracht door M. Hulshof, GZ-psycholoog, en het Pro Justitia rapport van 4 juli 2018 uitgebracht door H.L.C. Morre, psychiater.
Zowel de psycholoog als de psychiater hebben geconcludeerd dat bij verdachte ten tijde van het ten laste gelegde sprake was van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van schizofrenie en mogelijk een contactstoornis in de zin van een autismespectrumstoornis en een psychotische depressie. Verdachte was ten tijde van het ten laste gelegde onmiskenbaar psychotisch en hij ging gebukt onder verschillende wanen en hallucinaties. Verdachte verkeerde als het ware in een eigen realiteit, die niet overeenkwam met de hem omringende werkelijkheid, en hij handelde daar ook naar. Door beide deskundigen wordt geconcludeerd dat kan worden gesteld dat verdachte door het bloeiende psychotische toestandsbeeld volledig stuurloos was en dat hij niet langer beschikte over de vermogens die hem in dezen gewoonlijk ter beschikking staan. Geadviseerd wordt het ten laste gelegde niet aan verdachte toe te rekenen. De conclusies van de deskundigen zijn begrijpelijk gelet op de in de rapportages gegeven onderbouwing en het beeld dat de rechtbank ter zitting van verdachte heeft gekregen. De rechtbank zal daarom de conclusies van de deskundigen overnemen en deze tot de hare maken.
Op grond van voormelde rapportages is de rechtbank van oordeel dat het ten laste gelegde niet aan verdachte toegerekend kan worden.
De rechtbank zal verdachte derhalve ontslaan van alle rechtsvervolging.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte overeenkomstig het bepaalde in artikel 37 Sr voor de duur van één jaar zal worden geplaatst in een psychiatrisch ziekenhuis.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat een plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van maximaal één jaar een passende straf zal zijn indien de rechtbank tot een ontslag van alle rechtsvervolging komt.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft zich op 5 maart 2018 schuldig gemaakt aan een reeks strafbare feiten, zoals hiervoor bewezenverklaard. Verdachte heeft door het plegen van een gewapende overval in een supermarkt en door het slaan van een vrouw angst veroorzaakt bij de betrokkenen en getuigen die geconfronteerd werden met verdachtes strafbare handelen. Ook heeft verdachte schade berokkend door auto’s te beschadigen.
Als hiervoor overwogen, volgt de rechtbank de conclusie van de psychiater en de psycholoog dat de bewezen verklaarde feiten niet aan verdachte kunnen worden toegerekend wegens de ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens.
Om het recidiverisico zoveel mogelijk te beperken is het volgens de psychiater noodzakelijk dat verdachte in een klinische setting behandeld wordt. Van belang is dat verdachte adequaat ingesteld wordt op een toereikend antipsychoticum. Het ambulant instellen van verdachte op een antipsychoticum is volgens de psychiater niet toereikend. Verdachte, maar ook zijn gezinsleden (ouders en zus), moeten volgens de psycholoog psycho-educatie krijgen over zijn problematiek, maar ook over het effect van mogelijk middelengebruik op deze problematiek. Verdachte dient abstinent te blijven van middelen. Volgens de psycholoog is het van belang dat uiteindelijk toegewerkt gaat worden naar resocialisatie waarbij naar een passende dagbesteding, passende vrijetijdsbesteding en een passende woonvorm gezocht moet worden.
Door beide rapporteurs wordt geadviseerd verdachte op grond van artikel 37 Sr in een psychiatrisch ziekenhuis te plaatsen voor de duur van maximaal één jaar. De reclassering heeft zich in haar rapportage van 10 juli 2018 bij dit advies aangesloten.
De rechtbank neemt het advies van de deskundigen over dat een klinische behandeling noodzakelijk is en dat het gevaar dat verdachte vormt voor de algemene veiligheid van personen en goederen het opleggen van de maatregel tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis vergt. De rechtbank zal aldus voor de bewezenverklaarde feiten plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar gelasten.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 37 en 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 2 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 subsidiair, 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1: afpersing;
feit 2: mishandeling;
feit 3, 4 en 5 telkens: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte niet strafbaar voor het hierboven bewezenverklaarde en ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging;
maatregel
- gelast dat de verdachte
in een psychiatrisch ziekenhuis zal worden geplaatst voor de

duur van één jaar.

Dit vonnis is gewezen door mr. E. Venekatte, voorzitter, mr. C.C.S. Bordenga-Koppes en
mr. M. van Berlo, rechters, in tegenwoordigheid van Z. Ülger-Demir, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 23 juli 2018.
Mr. Bordenga-Koppes is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer ON2R018022 (onderzoek Hydra). Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.