ECLI:NL:RBOVE:2018:2826

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
7 augustus 2018
Publicatiedatum
7 augustus 2018
Zaaknummer
08/730018-18 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor vernieling en bedreiging in een internationale trein

Op 7 augustus 2018 heeft de Rechtbank Overijssel een 30-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 191 dagen voor vernieling en bedreiging met zware mishandeling. De man had op 15 januari 2018 in een internationale trein van Hengelo naar Amsterdam zich agressief gedragen, vernielingen aangericht en zowel een NS-medewerker als een politieagent bedreigd. Tijdens de zitting op 24 juli 2018 werd vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de rechtbank bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie, mr. S. Leusink-van Dijk, vorderde een gevangenisstraf van zeven maanden, terwijl de verdediging pleitte voor een straf gelijk aan de tijd die de verdachte in voorarrest had doorgebracht. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was voor de bewezen feiten, die onder andere bestonden uit het opzettelijk vernielen van een trein en het bedreigen van personeel met een voorwerp. De rechtbank hield rekening met de psychische toestand van de verdachte, die lijdt aan een waanstoornis, maar oordeelde dat er geen aanleiding was voor een TBS-maatregel. De rechtbank legde ook schadevergoedingen op aan de benadeelde partijen, waaronder de Nederlandse Spoorwegen en de NS-medewerker.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer 08/730018-18 (P)
Datum vonnis: 7 augustus 2018
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1988 in [geboorteplaats] ( [land] ),
nu verblijvende in de P.I. Achterhoek - Ooyerhoekseweg te Zutphen.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 24 juli 2018.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. S. Leusink-van Dijk en van hetgeen door verdachte, bijgestaan door een tolk in de Tigrinya taal, en mr. C. van Oort, advocaat te Amersfoort, waarnemend voor mr. B.J. de Pree, advocaat te Utrecht, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:een treinstel heeft vernield;
feit 2:NS-medewerker [slachtoffer 1] en een aantal treinreizigers heeft bedreigd;
feit 3:politieagent [slachtoffer 2] heeft bedreigd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 15 januari 2018 te Wierden, althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een trein(stel), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan de Nederlandse Spoorwegen toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
2.
hij op of omstreeks 15 januari 2018 te Wierden, althans in Nederland, [slachtoffer 1] en/of één of meerdere onbekend gebleven treinreiziger(s) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door dreigend met een uitstekende buis van een fietsstuur, althans een scherp voorwerp, in de richting van voornoemde [slachtoffer 1] en/of één of meerdere treinreiziger(s) te rennen en/of te lopen;
3.
hij op of omstreeks 15 januari 2018 te Wierden, althans in Nederland, [slachtoffer 2] (hoofdagent van politie) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door dreigend met een uitstekende buis van een fietsstuur, althans een scherp voorwerp, in de richting van voornoemde [slachtoffer 2] te gooien en/of hierbij dreigend de woorden toe te voegen "You wanna die".

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard, gelet op de aangifte, de getuigenverklaringen en de verklaring van verdachte.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft verklaard zich niets meer te kunnen herinneren van de gebeurtenissen in de trein op 15 januari 2018. De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op basis van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten vast.
Verdachte is op 15 januari 2018 in Hengelo in de internationale trein richting Amsterdam gestapt. Verdachte gedraagt zich kort daarna in het bistro-rijtuig vervelend en agressief. NS-medewerker [slachtoffer 1] probeert verdachte tot kalmte te manen en neemt hem mee naar een aparte coupé. Verdachte kan [slachtoffer 1] daar geen geldig vervoerbewijs tonen. Ondertussen heeft NS-medewerker [naam 1] gebeld met de afdeling Service en Veiligheid. Omdat op station Almelo niemand van deze afdeling aanwezig is en omdat verdachte inmiddels rustig is, wordt besloten om door te rijden naar station Deventer en verdachte daar uit de trein te verwijderen.
Net nadat de trein uit Almelo is vertrokken, wordt verdachte weer agressief en begint hij te schreeuwen. Verdachte heeft op enig moment een voorwerp in zijn handen, dat volgens [slachtoffer 1] lijkt op een los fietsstuur. Verdachte rent hiermee dreigend op [slachtoffer 1] af. [slachtoffer 1] kan nog net op tijd de deuren van de coupé sluiten, zodat verdachte hem niet kan raken. Verdachte begint met het voorwerp op de deuren en ramen te slaan en sommige ruiten slaat hij kapot. Later begint verdachte ook met glazen potten met groente of saus te gooien. [naam 1] en [slachtoffer 1] bellen hierop de politie. Op station Wierden stopt de trein zodat de ter plaatse gekomen politie verdachte kan aanhouden. Verbalisant [slachtoffer 2] roept naar verdachte dat hij zich moet overgeven. Verdachte kijkt daarop naar verbalisant [slachtoffer 2] , roept naar hem “You wanna die?” en gooit een voorwerp in zijn richting.
4.4
De bewezenverklaring [1]
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan met dien verstande dat:
1.
hij op 15 januari 2018 in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een treinstel, dat geheel aan een ander toebehoorde, heeft vernield, beschadigd en onbruikbaar gemaakt;
2.
hij op 15 januari 2018 in Nederland, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met zware mishandeling, door dreigend met een voorwerp, in de richting van voornoemde [slachtoffer 1] te rennen;
3.
hij op 15 januari 2018 te Wierden, [slachtoffer 2] (hoofdagent van politie) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door dreigend een voorwerp in de richting van voornoemde [slachtoffer 2] te gooien en hem hierbij dreigend de woorden toe te voegen "You wanna die".
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 2, en 3 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 285 en 350 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, beschadigen en onbruikbaar maken;
feit 2
het misdrijf: bedreiging met zware mishandeling;
feit 3:
het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Voor het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS-maatregel) bestaat geen aanleiding. De relatief geringe ernst van de feiten rechtvaardigt niet die ingrijpende maatregel, waarbij ook de verblijfsstatus van verdachte een contra-indicatie vormt. Verdachte voldoet niet aan de criteria voor een maatregel op grond van de Wet bijzondere opnemingen psychiatrische ziekenhuizen (Wet BOPZ). Zijn situatie is momenteel stabiel. Voor een deels voorwaardelijke straf met reclasseringstoezicht is geen ruimte: er is geen reclasseringsrapport met plan van aanpak en ruimte voor een langere voorlopige hechtenis om zo een rapport op te laten maken is er niet. Het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) zal de verdere begeleiding doen.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat aan verdachte een gevangenisstraf dient te worden opgelegd gelijk aan de duur van het voorarrest, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. Verdachte kan aansluitend aan zijn detentie worden opgevangen bij het COA in Ter Apel.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vernieling van een treinstel. Deze vernieling is zonder meer fors te noemen. Volgens het schaderapport van de NS heeft verdachte meerdere glazen schuifdeuren, een glazen wand, twee buitenruiten, een buitendeurruit en een afvalbak vernield of beschadigd. Ook is een reizigerscoupé vervuild door de inhoud van de glazen potten die verdachte daar kapot heeft gegooid. Verdachte heeft hiermee niet alleen grote materiële schade en overlast voor de NS veroorzaakt, maar daarnaast met zijn gedrag bij zijn medereizigers en het treinpersoneel gevoelens van angst en onveiligheid teweeg gebracht. Verder heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan bedreiging van een NS-medewerker, die hem probeerde te kalmeren, en van een politieagent die hem uiteindelijk aan wilde houden. Deze NS-medewerker en politieagent deden slechts hun werk. Niet alleen is het in het algemeen zo dat bedreigingen van personen die hun functie uitoefenen een grote impact hebben, ook uit de toelichting in het voegingsformulier van [slachtoffer 1] blijkt dat hij erg geschrokken is.
De rechtbank houdt rekening met de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Verder slaat de rechtbank acht op een verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 4 juni 2018, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
De rechtbank heeft kennis genomen van de rapportage van GZ-psycholoog N. van der Weegen (hierna: de psycholoog) van 2 mei 2018 en van het reclasseringsrapport van [naam 2] van 19 juli 2018.
De psycholoog constateert dat verdachte lijdt aan een waanstoornis en dat sprake is van een matige verstandelijke beperking en mogelijk van een verstandelijke ontwikkelingsstoornis. De waanstoornis speelde volgens de psycholoog een rol bij de gebeurtenissen waar de tenlastelegging betrekking op heeft en zij adviseert daarom het tenlastegelegde, indien bewezen, in verminderde mate toe te rekenen. Het recidiverisico is, zo concludeert de psycholoog, heel hoog, gezien de wanen van verdachte. Verdachte zou een intensieve klinische behandeling nodig hebben, waarbij de psycholoog opmerkt dat dergelijke behandelingen van waanstoornissen moeizaam, langdurig en niet vaak succesvol zijn. Een dergelijke behandeling zou alleen binnen een gedwongen kader kunnen plaatsvinden, waardoor alleen een TBS-maatregel met dwangverpleging een mogelijkheid zou zijn, aldus de psycholoog.
Reclasseringswerker [naam 2] rapporteert dat er een heleboel zorgen zijn rond verdachte, maar dat de middelen om hem in begeleiding te krijgen zeer beperkt lijken. Betrokkene heeft op dit moment geen verblijfsvergunning. Het recidiverisico wordt als hoog ingeschat, aldus de reclassering.
De rechtbank neemt de conclusie dat het bewezenverklaarde verdachte in verminderde mate is toe te rekenen over.
Zoals hiervoor vermeld, heeft de psycholoog geconcludeerd dat behandeling van verdachte uitsluitend binnen een TBS-maatregel met dwangverpleging kan plaatsvinden. De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat er geen grond is om deze maatregel aan verdachte op te leggen. Gelet op het bepaalde in artikel 37a, eerste lid, aanhef en onder 1º, Sr zouden uitsluitend de bewezenverklaarde bedreigingen hiervoor grondslag kunnen bieden. Ingevolge het vierde lid van voormelde bepaling dient bij het geven van een last tot terbeschikkingstelling onder meer de ernst van het begane feit of de veelvuldigheid van voorafgegane veroordelingen wegens misdrijf in aanmerking te worden genomen. De rechtbank is van oordeel dat in dit geval de ernst van de bewezenverklaarde bedreigingen, mede in het licht van het ontbreken van eerdere veroordelingen, zich niet verhoudt met het opleggen van de TBS-maatregel met dwangverpleging. In dit kader acht de rechtbank ook van belang dat, volgens kort voor de terechtzitting verstrekte informatie van de GZ- psycholoog, het binnen de P.I. Zutphen de laatste weken beter gaat met verdachte, er anders dan voorheen geen conflicten meer zijn met medegedetineerden en van signalen van psychische decompensatie geen sprake is.
De rechtbank realiseert zich dat de beschermende omgeving van een penitentiaire inrichting wellicht een kalmerende invloed op verdachte heeft en dat het recidiverisico daarmee nog niet is beteugeld. De voorlopige hechtenis van verdachte is ter terechtzitting van 24 juli 2018 opgeheven. Verdachte heeft verklaard na zijn invrijheidstelling in de opvang in Ter Apel te zullen gaan verblijven. Met de toezegging van de officier van justitie dat, indien verdachte recht heeft op opvang, het COA hem daar verder zal begeleiden is de rechtbank, alles afwegend, van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 191 dagen, met aftrek van de tijd die in voorarrest is doorgebracht, passend en geboden is.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vorderingen van de benadeelde partijen
Nederlandse Spoorwegen N.V. heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 3.592,20, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De opgevoerde schadeposten betreffen materiële schade.
[slachtoffer 1] heeft zich eveneens als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om de immateriële schade te vergoeden tot een totaalbedrag van € 300,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het op het standpunt gesteld dat beide vorderingen integraal dienen te worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd, met toewijzing en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De officier van justitie verzoekt de rechtbank om, gelet op de betalingsonmacht van verdachte, geen vervangende hechtenis te koppelen aan de schadevergoedingsmaatregel.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de Nederlandse Spoorwegen N.V niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu de vordering onvoldoende is onderbouwd. Bovendien is niet duidelijk of de schade door de verzekering is vergoed. De vordering leidt tot een onevenredige belasting van de strafrechtelijke procedure.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van [slachtoffer 1] integraal kan worden toegewezen, met toewijzing van de schadevergoedingsmaatregel. De raadsvrouw verzoekt evenals de officier van justitie om geen vervangende hechtenis te koppelen aan de schadevergoedingsmaatregel.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Nederlandse Spoorwegen
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het onder 1 bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schade is onvoldoende betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. Uit het door de NS ingevulde voegingsformulier leidt de rechtbank af dat de schade niet door de verzekeraar is vergoed. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 3.592,20, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
[slachtoffer 1]
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het onder 2 bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schade is niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 300,-- , te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
Anders dan de officier van justitie heeft gevorderd en de raadsvrouw heeft bepleit, staat het bepaalde in artikel 36f, achtste lid, juncto artikel 24c, eerste lid, Sr er aan in de weg af te zien van het opleggen van vervangende hechtenis.
Wel bestaat de mogelijkheid om in uitzonderlijke gevallen af te zien van het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel. Daarbij kan in het bijzonder worden gedacht aan gevallen waarin op voorhand vast staat dat het opleggen van een schadevergoedingsmaatregel slechts zal leiden tot het in de toekomst tenuitvoerleggen van vervangende hechtenis.
De rechtbank deelt de opvatting van de officier van justitie en de raadsvrouw dat toepassen van vervangende hechtenis in dit geval onwenselijk is. In die geest is er slechts één andere mogelijkheid om het tenuitvoerleggen van vervangende hechtenis te voorkomen, afgezien van het zonder meer betalen van de schadevergoeding. Omdat verdachte nu, en naar alle waarschijnlijkheid ook in de toekomst, niet de financiële middelen zal hebben een schadevergoeding te betalen, gegeven zijn persoonlijke omstandigheden, waaronder zijn psychische toestand en zijn verblijfsstatus, ziet de rechtbank af van het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op artikel 57 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1: het misdrijf: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, beschadigen en onbruikbaar maken;
feit 2: het misdrijf: bedreiging met zware mishandeling;
feit 3: het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
191 (honderdeenennegentig) dagen;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van een bedrag van € 300,-- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 januari 2018;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij Nederlandse Spoorwegen van een bedrag van € 3.592,20 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 januari 2018;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.G. Ellenbroek, voorzitter, mr. F.H.W. Teekman en mr. A.M. den Dulk, rechters, in tegenwoordigheid van M.M. Greven-Diepenmaat, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 7 augustus 2018.
Buiten staat
Mr. Den Dulk is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] namens de Nederlandse Spoorwegen van 15 januari 2018, zakelijk weergegeven, inhoudende op pagina 3, 4 en 5:
Ik ben werkzaam bij de NS Internationaal op de treinen van en naar Duitsland. Op 15 januari 2018 was ik aan het werk op het traject Amsterdam - Bad Bentheim. Ik werkte samen met mijn collega [naam 1] . Al vrij snel na vertrek vanuit station Hengelo, vroeg [naam 1] om assistentie in verband met een agressieve reiziger. Ik hoorde dat de man schreeuwde. Ik zag dat de man op mij af kwam rennen met een ijzeren voorwerp in zijn hand, het leek op een los fietsstuur. Ik kon op dat moment nog net de deuren naar de coupé sluiten, zodat hij mij niet kon raken. Ik zag dat de man met het fietsstuur op de deur bleef rammen. Ik zag dat hij meerdere keren met kracht tegen de deuren sloeg. Ik zag dat de man vervolgens ook de ruiten in de trein kapot sloeg met dit voorwerp. Ik zag dat hij een pot uit een tas pakte en deze pot met kracht mijn kant opgooide. Ik zag dat de pot kapot knapte tegen de wand van de trein, Ik zag, dat het glas overal versplinterd lag en ik zag dat de saus langs de wand naar beneden droop. Ik zag dat de man opnieuw met het fietsstuur verschillende ruiten in de trein kapot sloeg. Ik zag dat aan de buitenkant drie ruiten vernield waren. Het was een enorme ravage in de trein. Aan niemand is het recht of de toestemming gegeven deze trein te vernielen of te beschadigen.
2.
Het proces-verbaal van getuige [naam 1] van 15 juni 2018, zakelijk weergegeven, inhoudende:
Op 15 januari 2018 vertrokken wij vanuit station Hengelo. Kort na vertrek kwam een medewerker naar mij toe en vertelde dat er iemand lastig was. Ik hoorde dat de man schreeuwde in een verwarde taal. Mijn collega sprak hem toe en probeerde hem te kalmeren. Na vertrek uit Almelo werd de man weer agressief. Hij had een zwart iets in zijn handen, een soort staaf. Hij sloeg ermee tegen een venster en daardoor is het raam gescheurd. Hij gebruikte het wapen dat hij in zijn hand had ook naar mijn collega toe. Hij zwaaide met de staaf heen en weer en liep tegelijkertijd in de richting van mijn collega. Hij schreeuwde daarbij. In Wierden ben ik naar buiten gegaan om de man af te leiden die inmiddels tegen de ramen aan het slaan was met de staaf. De man heeft potten stukgegooid tegen de ramen en op andere plekken.
3.
Het proces-verbaal van aanhouding van [slachtoffer 2] van 15 januari 2018, zakelijk weergegeven, inhoudende op pagina 23:
Op 15 januari 2018 kreeg ik, verbalisant, de opdracht te gaan naar het station te Wierden in verband met een zeer agressieve reiziger. Toen ik door het raam keek van de coupe zag ik allemaal kapot glas op de grond liggen. Ik riep met luide stem: “Politie geef u over”! Ik zag dat de man mijn kant op keek en met luide stem riep “You wanna die”. Ik zag dat hij hierop een voorwerp in mijn richting gooide.
4.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 16 januari 2018, zakelijk weergegeven, inhoudende op pagina 38:
Op 15 januari 2018 ben ik naar het station gegaan. Ik ben in de Duitse trein gestapt. Ik kon mijzelf niet beheersen.
5.
Een geschrift, te weten een schaderapport van NS Techniek, zakelijk weergegeven inhoudende, op pagina 6 t/m 11:
Datum calamiteit: 15 januari 2018
In het rijtuig zijn de volgende onderdelen vernield. Glazen tussendeur, glazen schuifdeur, vaste glazenwand, twee buitenruiten, een buitendeurruit, een afvalbak. Vervuiling in reizigerscoupé en aan kopwand met ketchup of iets dergelijks.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland, district Twente, met registratienummer [nummer] . Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.