Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
[B] B.V.,
1.De procedure
- het tussenvonnis van 14 maart 2018
- het proces-verbaal van de op 13 juni 2018 gehouden comparitie ter plaatse.
Rechtbank Overijssel
In deze zaak heeft eiser [A] een vordering ingesteld tegen gedaagde [B] B.V. met betrekking tot het gebruik van een dakterras dat zich boven de slaapkamer van [A] bevindt. [A] stelt dat er geen erfdienstbaarheid bestaat die [B] of haar huurders het recht geeft om het dakterras te gebruiken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de erfdienstbaarheid, die in het verleden is gevestigd, niet ziet op het gebruik van het dakterras. De rechtbank oordeelt dat [B] geen recht van erfdienstbaarheid heeft verkregen door verjaring, omdat het gebruik van het dakterras niet voldoet aan de vereisten van voortdurende en zichtbare erfdienstbaarheid. De rechtbank wijst de vorderingen van [A] toe, waaronder de verklaring dat [B] niet gerechtigd is om het dakterras te verhuren en dat [B] het dakterras moet ontruimen. Tevens wordt [B] veroordeeld tot betaling van dwangsommen bij niet-naleving van de uitspraak. De vorderingen van [B] in reconventie worden afgewezen.