In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 8 augustus 2018 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen eiseres [X] en gedaagde [Y]. De zaak betreft een geschil over prijsafspraken die zijn gemaakt in het kader van de levering van biggen. Eiseres vorderde betaling van diverse facturen, terwijl gedaagde betwistte dat de afgesproken prijs correct was. In een eerder tussenvonnis werd vastgesteld dat gedaagde nog een bedrag van € 34.218,08 verschuldigd was, maar dat er bewijs geleverd moest worden van een nieuwe prijsafspraak die op 25 oktober 2013 zou zijn gemaakt. Tijdens de bewijslevering zijn verschillende getuigen gehoord, waaronder medewerkers van beide partijen. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de getuigen voldoende steunbewijs boden voor de stelling van gedaagde dat er een nieuwe prijsafspraak was gemaakt, waarbij de korting op de biggenprijs werd verhoogd naar € 25,00 exclusief btw. De rechtbank wees de vordering van eiseres tot betaling van € 45.766,56 af, maar kende wel een bedrag van € 34.218,08 toe, vermeerderd met wettelijke rente. In reconventie werd de vordering van gedaagde tot schadevergoeding afgewezen. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg.