In deze zaak vorderden eisers, bestaande uit [eiseres 1], [eiser] en [eiseres 2], de ontruiming van een woning die door gedaagde werd bewoond. [eiseres 1] huurde de woning van haar ouders, [eiser] en [eiseres 2], en had een relatie met gedaagde, die in de woning was gaan wonen. Na de breuk van de relatie in augustus 2017, heeft [eiseres 1] gedaagde verzocht de woning te verlaten. Ondanks herhaalde verzoeken en een schriftelijke sommatie, heeft gedaagde de woning niet verlaten. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat gedaagde zonder recht of titel in de woning verblijft en dat hij voldoende tijd heeft gehad om een andere woonruimte te vinden. De vordering tot ontruiming werd toegewezen, met de bepaling dat gedaagde binnen acht dagen na betekening van het vonnis de woning moest verlaten en de sleutels moest overhandigen aan eisers. De kosten van de procedure werden gecompenseerd tussen de partijen, gezien de voormalige affectieve relatie tussen [eiseres 1] en gedaagde.