Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.De procedure
- de dagvaarding,
- de producties van de zijde van RGN,
- de mondelinge behandeling d.d. 8 augustus 2018, alwaar De Jong en Laan vertegenwoordigd, door de heer [A] , bijgestaan door mr. P.W. den Hollander, voornoemd, en RGN, vertegenwoordigd door [B] , bijgestaan door
- de pleitnota’s van partijen.
2.De feiten
- kort gezegd inhoudende De Jong & Laan te veroordelen een onroerende zaak af te nemen voor een koopprijs van € 415.000,-- (kosten koper) en tot betaling van een vergoeding van
€ 500.000,-- te vermeerderen met BTW ad 19% en de contractuele handelsrente daarover vanaf de dag der dagvaarding tot de dag der voldoening - afgewezen.
- om op eerste verzoek van RGN over te gaan tot afname van de onroerende zaak, overeenkomstig de voorwaarden als vermeld in de concept akte van levering tegen een bedrag van € 415.000,--, kosten koper, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 1 april 2010 tot de dag van betaling;
- tot betaling tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan RGN van een bedrag van
de Eiser[RGN, toevoeging voorzieningenrechter]
en de Gedaagde[De Jong & Laan, toevoeging voorzieningenrechter]
zijn overeengekomen dat het bedrag van EUR 1.359.921,23 (…) zal worden overgemaakt op de derdenrekening van de Notaris tot zekerheid van de nakoming door de Gedaagde waartoe de Gedaagde is veroordeeld in het Arrest[het arrest van het gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden van 18 juni 2013, toevoeging voorzieningenrechter]
(en hetgeen zij nadien zijn overeengekomen) onder de voorwaarden zoals uiteengezet in deze Overeenkomst.
18 juni 2013 op grond van een evidente missslag vernietigd en het geding naar het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch verwezen.
- om op eerste verzoek van RGN over te gaan tot afname van de onroerende zaak, overeenkomstig de voorwaarden als vermeld in de concept akte van levering, tegen betaling van een bedrag van € 415.000,--, kosten koper, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex art. 6:119a BW vanaf 1 april 2010 tot de dag van betaling;
- om tegen behoorlijk bewijs van betaling aan RGN een bedrag van € 500.000,-- te betalen, te vermeerderen met btw van 19 % en de wettelijke handelsrente ex
3.Het geschil
(lees: 27 december 2016);
Escrow-overeenkomst geen wettelijke handelsrente vanaf 23 september 2013 betaald, maar alleen wettelijke rente. Afgezien daarvan zijn ook de bedragen die RGN nog vordert niet juist berekend. Ook daarom is de aangekondigde executie onrechtmatig.
4.De beoordeling
De Jong & Laan erop neer dat zij zich op het standpunt stelt dat zij op grond van
artikel 3.1. van de Escrow-overeenkomst vanaf 23 september 2013 niet de wettelijke handelsrente, maar slechts de wettelijke rente over de te betalen bedragen dient te voldoen.
Escrow-overeenkomst, meer in het bijzonder het rentebeding in artikel 3.1. van deze overeenkomst.
gerechtshof ’s-Hertogenbosch daarover niet beslissen. De onderhavige executieprocedure leent zich niet voor het voeren van een debat over het rentebeding. Reeds om die reden kan het betoog van De Jong & Laan niet leiden tot het oordeel dat RGN misbruik van haar bevoegdheid zou maken door het arrest van 27 december 2016 ten uitvoer te leggen.
De Jong & Laan zullen worden afgewezen.
5.De beslissing
€ 980,--;
17 augustus 2018. [1]