ECLI:NL:RBOVE:2018:3065

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
12 juni 2018
Publicatiedatum
22 augustus 2018
Zaaknummer
6421219 CV EXPL 17-6801
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Auteursrechtelijke geschil over bewerkte syllabi tussen werknemer en werkgever

In deze zaak vordert [eiser], die in dienst was van de Rijksuniversiteit Groningen (RUG), schadevergoeding wegens inbreuk op zijn auteursrechten met betrekking tot door hem bewerkte syllabi. [eiser] was van 1 september 2014 tot 1 september 2015 in dienst van de RUG en heeft in die periode de syllabi bewerkt. De RUG heeft deze bewerkte syllabi gebruikt voor het academisch jaar 2015-2016 zonder [eiser] te vermelden als auteur. [eiser] stelt dat hij recht heeft op schadevergoeding van € 12.500,00, terwijl de RUG verweer voert en de vordering afwijst.

De kantonrechter oordeelt dat de bewerkingen van [eiser] aan de syllabi een eigen en oorspronkelijk karakter hebben, waardoor deze auteursrechtelijk beschermd zijn. Echter, omdat [eiser] deze werkzaamheden heeft verricht in het kader van zijn dienstbetrekking, wordt de RUG als maker van het werk aangemerkt op grond van artikel 7 van de Auteurswet. Dit betekent dat de RUG de exploitatierechten van het werk bezit. De kantonrechter concludeert dat [eiser] geen aanspraak kan maken op persoonlijkheidsrechten, omdat de RUG als werkgever de rechten op de bewerkte syllabi heeft.

Uiteindelijk wijst de kantonrechter de vorderingen van [eiser] af en veroordeelt hem in de proceskosten, die zijn begroot op € 1.520,00. Dit vonnis is uitgesproken op 12 juni 2018 door mr. J.N. Bartels, kantonrechter.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer : 6421219 CV EXPL 17-6801
Vonnis van 12 juni 2018
in de zaak van
[eiser]
wonende te [woonplaats]
eisende partij, hierna te noemen [eiser] ,
verschenen in persoon,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
Universiteit of Academisch Ziekenhuis RIJKSUNIVERSITEIT GRONINGEN, meer speciaal het College van Bestuur van de Rijksuniversiteit Groningen,
zetelende te Groningen,
gedaagde partij, hierna te noemen RUG,
gemachtigde: mr. V.M.J. Verlinden-Masson.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 9 januari 2018;
- de brief van [eiser] van 15 januari 2018 met 3 bijlagen,
- de brief van [eiser] van 2 maart 2018 met productie 23-35,
- de brief van 14 maart 2018 van de RUG met productie 6,
- het proces-verbaal van comparitie van 15 maart 2018
- de akte van de zijde van de RUG van 10 april 2018
- de antwoordakte van de zijde van [eiser] van 8 mei 2018.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] was van 1 september 2014 tot 1 september 2015 in dienst van de RUG op basis van een aanstelling in de functie van docent 2 (salarisschaal 12) voor bepaalde tijd. De omvang van zijn dienstverband was aanvankelijk 0,5 fte. In november/december 2014 is de aanstelling van [eiser] uitgebreid tot 0,9 fte. In salarisschaal 12 komen overuren niet voor vergoeding in aanmerking.
2.2.
Onderdeel van het takenpakket van [eiser] was de evaluatie van de Mastertrack, Science, Business en Policy. Een van [eisers] bevindingen was dat de twee syllabi die reeds voorhanden waren (hierna: de 2014-syllabi) gereviseerd dienden te worden. [eiser] heeft vervolgens een verbeterplan opgesteld en de syllabi bewerkt. Dit gebeurde op eigen initiatief, gedurende een aantal maanden, (deels) in eigen tijd, met toestemming en in overleg met de RUG.
2.3.
Eind mei/begin juni 2015 heeft [eiser] de door hem bewerkte syllabi met daarin hoofdstukken van eigen hand (hierna: [eiser] -syllabi) aan de Canadese uitgever Scribendi gestuurd, die de syllabi door een native speaker heeft laten corrigeren op taal- en stijlfouten (de Scribendi-syllabi). Sciribendi heeft hiervoor een bedrag van € 1.500,00 in rekening gebracht. Dit bedrag is door [eiser] voorgeschoten en uiteindelijk door de RUG voldaan.
2.4.
Bij e-mail van 22 juni 2015 heeft de RUG het aanbod gedaan om de aanstelling in de functie van docent 2 met een omvang van 0,9 fte te verlengen tot 1 september 2016. Tussen partijen is vervolgens een discussie ontstaan met betrekking tot de inhoud van het aanbod tot verlenging.
2.5.
Bij e-mail van 5 juli 2015 heeft [eiser] onder meer meegedeeld:
Gezien de aanhoudende impasse en de toenemende kans dat – tegen alle (…) afspraken in – mijn dienstverband niet zal worden verlengd, maak ik gebruik van mijn retentierecht. Dat betekent dat ik de files van de beide syllabi zal achterhouden totdat a. de aanstelling onder de noodzakelijke voorwaarden is verlengd b. de rekeningen (…) zijn voldaan.
2.6.
Op 18 augustus 2015 heeft [eiser] de files van de syllabi aan de RUG verzonden.
2.7.
Voor aanvang van het universitaire jaar 2015-2016, op 31 augustus 2015, heeft de RUG syllabi laten maken. Zij heeft gebruik gemaakt van de Scribendi-syllabi door deze te bewerken. De hoofdstukken 11, 12 en 13 die [eiser] heeft geschreven zijn hierin niet opgenomen. De door de RUG bewerkte syllabi (hierna: 2015-syllabi) zijn verspreid onder de studenten.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert na vermindering van eis - samengevat - vergoeding van de geleden schade door aantasting van zijn (auteurs)rechten door hem begroot op € 12.500,00 inclusief wettelijke rente, alsmede vergoeding van proceskosten.
3.2.
De RUG voert verweer en concludeert - samengevat - tot afwijzing van de vordering.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
In deze zaak verschillen partijen van mening of de RUG inbreuk heeft gemaakt op de gestelde auteursrechten van [eiser] . Ter beoordeling ligt ten eerste voor of sprake is van een auteursrechtelijk beschermd ‘werk’.
4.2.
De kantonrechter stelt voorop dat een werk een eigen en oorspronkelijk karakter moet hebben en een eigen en persoonlijk stempel van de maker dient te dragen om onder het auteursrecht te vallen (Endstra/Nieuw Amsterdam HR 30 mei 2008, ECLI:NL:HR:2008: BC2153). Alleen materiaal dat oorspronkelijk is in die zin dat het gaat om een eigen intellectuele schepping van de auteur ervan komt voor auteursrechtelijk bescherming in aanmerking (Infopaq-arrest, HvJ EG 16 juli 2009, ECLI:EU:C:2009:465).
4.3.
In de onderhavige zaak kan als gesteld en niet voldoende gemotiveerd weersproken worden vastgesteld dat [eiser] de 2014-syllabi heeft bewerkt door, onder meer, zelfgeschreven hoofdstukken toe te voegen, teksten (taalkundig) aan te passen, onderdelen zoals het lussenmodel en artikelen van derden toe te voegen, de opmaak en volgorde te wijzigen, de inhoudsopgave aan te passen al dan niet door gebruik van een computerprogramma, opdrachten te verplaatsen en inleidende alinea’s te schrijven.
heeft ter zitting uiteen gezet dat aan de wijziging van de opzet en volgorde een didactische keuze ten grondslag lag, die is uitgewerkt aan de hand van fases waarmee een startende ondernemer te maken krijgt. De syllabi zijn toegesneden op de functie van coördinator van de mastertrack, die aan [eiser] in het vooruitzicht was gesteld, aldus [eiser] . Deze uitleg is door de RUG niet gemotiveerd weersproken. De enkele stelling dat de wijziging van de volgorde van de hoofdstukken met de volgorde van de lessen te maken had, volstaat niet als een gemotiveerde betwisting.
Het voorgaande leidt tot het oordeel dat de wijzigingen in opzet en volgorde voortvloeien uit een persoonlijke visie en daarmee een eigen en persoonlijk stempel dragen. Door de toevoegingen en wijzigingen als hiervoor weergegeven hebben (delen van) de syllabi een eigen en oorspronkelijk karakter gekregen, dat zich uit in de didactische en creatieve keuzes die [eiser] heeft gemaakt. Hoewel aan de RUG kan worden toegegeven dat [eisers] bewerking mede bestaat uit het redigeren van reeds bestaande teksten en dat deze redactiewerkzaamheden op zich niet kunnen leiden tot enige auteursrechtelijk bescherming, wordt geoordeeld dat de wijzigingen in opzet en de toevoegingen meer beslaan dan het enkele redigeren daarvan. Daarmee gelden (delen van) de [eiser] -syllabi als auteursrechtelijk beschermd werk.
4.4.
Vervolgens is in geschil wie als maker in de zin van de Auteurswet (AW) dient te worden aangemerkt. De RUG heeft een beroep gedaan op artikel 7 Aw, dat ziet op het werkgeversauteursrecht. Ingevolge dit artikel wordt als maker van een werk aangemerkt, degene in wiens dienst de werken zijn vervaardigd.
4.5. De kantonrechter overweegt als volgt. [eiser] was in de periode dat hij de syllabi heeft bewerkt in dienst van de RUG. De RUG heeft tijdens de dienstbetrekking de aanstelling van [eiser] uitgebreid en aan [eiser] verzocht om de mastertrack Science, Business en Policy te evalueren. Deze evaluatie heeft ertoe geleid dat [eiser] een verbeterplan heeft opgesteld en vervolgens de syllabi heeft bewerkt. Het opstellen van een verbeterplan behoort tot de taken van docent 2. Niet in geschil is dat [eiser] ook taken vervulde die tot het takenpakket van een docent 1 behoorden. Dat het bewerken van syllabi tot de taken van docent 1 behoort maakt niet dat [eiser] de werkzaamheden buiten zijn dienstbetrekking heeft verricht.
heeft de betreffende werkzaamheden verricht in overleg met en met toestemming van zijn leidinggevenden. Dit overleg blijkt onder meer uit de verschillende e-mailcontacten, het toevoegen van het lussenschema op verzoek van prof. Gerkema en de omstandigheid dat de eindredactie door [eiser] en prof. Gerkema tezamen zou worden gedaan. Daaruit volgt dat er enige zeggenschap bestond over de vorm waarin het werk tot stand kwam. Verder staat vast dat de RUG de syllabi op haar kosten zou laten drukken en zou verspreiden onder de studenten. Over afspraken tussen [eiser] en de RUG over de aard van de werkzaamheden en de rechten van het ‘werk’ tenslotte, is niets gesteld noch gebleken.
4.6.
Deze feiten en omstandigheden leiden ertoe dat de werkzaamheden waren gericht op onderwijsdoeleinden van de RUG en niet hebben plaatsgevonden voor privédoeleinden. De RUG heeft gebruik gemaakt van de diensten van [eiser] en [eiser] heeft daarin toegestemd. Daarmee lagen de werkzaamheden aan de syllabi in het verlengde van de aanstelling en de opdracht die [eiser] als werknemer heeft gekregen en worden deze aangemerkt als verricht in het kader van en ten behoeve van zijn dienstbetrekking. De vervaardiging heeft daarmee gestrekt ter vervulling van de dienstbetrekking (vgl. HR 19 januari 1951, NJ 1952, 37).
4.7.
Dat [eiser] de werkzaamheden in zijn eigen tijd en op zijn eigen personal computer heeft verricht doet daaraan niet af. Dit staat niet aan de toepasselijkheid van artikel 7 Aw in de weg nu hiervoor is overwogen dat de grondslag van de werkzaamheden kan worden gevonden in de dienstbetrekking en hebben gestrekt ter vervulling daarvan. De omstandigheid dat [eiser] na de bewerking van de syllabi in een arbeidsconflict met de RUG verzeild is geraakt heeft niet geleid niet tot een wijziging in de aard en kwalificatie van de werkzaamheden.
Het beroep dat [eiser] heeft gedaan op het bepaaldheidsvereiste, inhoudende dat geen sprake is van ‘bepaalde werken’ nu hij zelf het initiatief heeft genomen om de syllabi te bewerken en deze werkzaamheden niet behoorden tot de taken van een docent 2, leidt niet tot een ander oordeel. Artikel 7 Aw wordt in het algemeen niet van toepassing geacht op werk dat slechts ingevolge een algemene taakomschrijving tot stand wordt gebracht, zoals werk van universitaire onderzoekers. Anders dan [eiser] meent, is daarvan in de onderhavige zaak echter geen sprake. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen zijn de werkzaamheden van [eiser] in het kader van zijn dienstbetrekking verricht en heeft overleg plaatsgevonden tussen [eiser] en de RUG over de inhoud daarvan. Van een algemene taakomschrijving zonder nadere aanwijsbevoegdheden was daarmee geen sprake. Dat de RUG geen expliciete opdracht heeft gegeven tot het bewerken van de syllabi maakt dat niet anders. Het voorgaande leidt ertoe dat de RUG als maker als bedoeld in artikel 7 Aw wordt aangemerkt en daarmee over de exploitatierechten van het werk beschikt.
4.8.
[eiser] heeft zich vervolgens op het standpunt gesteld dat hem als fysieke maker persoonlijkheidsrechten toekomen, op grond waarvan hij zich mag verzetten tegen verminking en het verwijderen van zijn naam als editor/verzamelaar. De RUG heeft dit gemotiveerd weersproken.
De kantonrechter overweegt als volgt. Artikel 25 Aw bepaalt dat ‘de maker’ van een werk een aantal, in het artikel omschreven, rechten toekomt. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen heeft de RUG als ‘maker’ te gelden. Uitgaande van de wettekst van de artikelen 7 en 25 Aw en de omstandigheid dat partijen kennelijk geen afspraken hebben gemaakt over de rechten, leidt dit ertoe dat de RUG en niet [eiser] rechthebbende is op de persoonlijkheidsrechten. Dit leidt ertoe dat het beroep op artikel 25 Aw strandt.
4.9.
Ten overvloede overweegt de kantonrechter dat in de literatuur en (lagere) jurisprudentie omstreden is of de persoonlijkheidsrechten, die de persoonlijke band tussen maker en werk uitdrukken, aan de fictieve maker (artikel 7 Aw) toekomen. In deze discussie speelt ook de uitspraak van het Hof van Justitie een rol (Luksan-arrest, HvJ EU 9 februari 2012, ECLI:EU:C:2012:65). Echter, ook als zou worden aangenomen dat [eiser] rechthebbende is op de persoonlijkheidsrechten, zou hem dat in deze procedure niet baten. Hoewel aan [eiser] kan worden toegegeven dat het op de weg van de RUG had gelegen om met [eiser] in contact te treden alvorens de Scribendi-syllabi te gebruiken als basis voor de 2015-syllabi en daarnaast met hem te communiceren over de bewerking van de syllabi, staat daarmee nog niet vast dat sprake is van schending van enig persoonlijkheidsrecht. Daargelaten of de bewerking door de RUG kan worden aangemerkt als een inbreuk op een persoonlijkheidsrecht, vindt ten aanzien van artikel 25 lid 1 onder a ook een redelijkheidstoets plaats. In dat kader is onder meer van belang dat [eiser] door het achterhouden van de files tot 18 augustus 2015 de RUG in een lastige situatie heeft gebracht. Ook in het geval dat een schending ex artikel 25 Aw zou worden aangenomen, heeft [eiser] onvoldoende onderbouwd en inzichtelijk gemaakt dat hij daardoor schade heeft geleden. [eiser] heeft zijn schade begroot op de niet uitbetaalde overuren die hij aan het bewerken van de syllabi heeft besteed. Deze overuren (die op grond van zijn aanstelling niet in aanmerking komen voor uitbetaling) staan, zonder nadere toelichting die ontbreekt, evenwel niet in causaal verband met de gestelde schending van de persoonlijkheidsrechten. Nu [eiser] zijn vordering heeft toegespitst op artikel 25 lid 1 onder a en onder d, zou slechts schade die is ontstaan door openbaarmaking zonder vermelding van zijn naam, dan wel misvorming, verminking of andere aantasting die nadeel zou kunnen toebrengen aan de eer of naam van [eiser] voor vergoeding in aanmerking kunnen komen. Met betrekking tot die schade is onvoldoende gesteld en gebleken.
4.10.
De slotsom luidt dat de vordering van [eiser] zal worden afgewezen. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.
De RUG heeft een vergoeding ex artikel 1019h gevorderd. Conform de Indicatietarieven Intellectuele Eigendomszaken voor een eenvoudige zaak zal de kantonrechter een vergoeding conform het liquidatietarief toewijzen. Daarbij houdt de kantonrechter rekening met het feit dat het een relatief eenvoudige zaak betreft met een relatief beperkt belang.
4.11.
De kantonrechter zal [eiser] als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in het incident en in de hoofdzaak veroordelen, tot op heden aan de zijde van begroot op € 1.520,00:
 € 1.050,00 voor salaris gemachtigde
( 1 punt (incident) + 2,5 punt (hoofdzaak) x tarief € 300,00)
 € 470,00 voor griffierecht.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af;
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten in het incident en de hoofdzaak, tot op heden aan de zijde van de RUG begroot op € 1.520,00;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad voor wat betreft de proceskostenveroordeling.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.N. Bartels, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 12 juni 2018.