ECLI:NL:RBOVE:2018:3072

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
21 juni 2018
Publicatiedatum
23 augustus 2018
Zaaknummer
C/08/216948 / KG ZA 18-122
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verstrekking van e-mailberichten en watermerken in verband met identiteitsfraude en onrechtmatige toegang tot e-mailbox

In deze zaak heeft eiseres, wonende te Zaandam, een kort geding aangespannen tegen Univé Services B.V., gevestigd te Zwolle, met als doel het verkrijgen van bepaalde e-mailberichten en watermerken die verband houden met een inbraak in het huis van haar ouders. De inbraak vond plaats op of omstreeks 16 december 2017, waarna eiseres schadevergoeding heeft gevraagd van Univé, de verzekeraar van haar ouders. Tijdens de procedure heeft Univé eiseres geconfronteerd met e-mailberichten die mogelijk verband houden met verzekeringsfraude. Eiseres ontkent echter dat er sprake is van fraude en stelt dat haar e-mailaccount is gehackt. Ze verzoekt Univé om de e-mailberichten en watermerken ter beschikking te stellen, maar Univé weigert dit. De voorzieningenrechter oordeelt dat eiseres een rechtmatig belang heeft bij de gevraagde bescheiden, omdat deze relevant zijn voor een mogelijke procedure tegen de persoon die de e-mails heeft verzonden. De voorzieningenrechter wijst de vorderingen van eiseres toe, waarbij Univé wordt veroordeeld om de gevraagde informatie binnen zeven dagen te verstrekken, onder oplegging van een dwangsom voor het geval van niet-naleving. Tevens wordt Univé veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer / rolnummer: C/08/216948 / KG ZA 18-122
Vonnis in kort geding van 21 juni 2018
in de zaak van
[eiseres],
wonende te Zaandam,
eiseres,
advocaat mr. P. Salim te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
UNIVÉ SERVICES B.V.,
gevestigd te Zwolle,
gedaagde,
advocaat mr. A.P.E. de Ruiter te Zwolle.
Partijen zullen hierna [eiseres] en Univé genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van [eiseres]
  • de pleitnota van Univé.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op of omstreeks 16 december 2017 is ingebroken in het huis van de ouders van [eiseres] . In verband met schadevergoeding is van de inbraak melding gedaan aan Univé, de verzekeraar van de ouders van [eiseres] .
2.2.
Op 19 januari 2018 heeft Univé een e-mailbericht ontvangen met de volgende tekst:
“een aantal weken geldend is er ingebroken bij onze buren (…). Ze zijn bezig met het frauderen/oplichten van de verzekering. Ze hebben ons verteld dat er niets is gestolen uit de woning (…) Dat ze vervalste bonnen hebben laten opstellen dor de juwelier waar ze ieder jaar komen in Konya/Turkije. Dit vond ik veelste ver gaan en heb ook gezegd dat dit geen goed plan is! Maar hier werd geen enkel gehoor aan gegeven! Met vriendelijke groet, [A] .”
2.3.
In een gesprek met [eiseres] en haar ouders heeft Univé heeft het genoemde
e-mailbericht van 19 januari 2018 getoond aan [eiseres] en haar ouders. Zij hebben Univé verteld dat er geen sprake is van verzekeringsfraude en dat er wel zaken zijn gestolen.
2.4.
Op 22 februari 2018 heeft Univé wederom een e-mailbericht ontvangen over de inbraak bij de ouders van [eiseres] . Daarbij waren screenshots gevoegd van drie
e-mailberichten, te weten:
  • een e-mailbericht van 23 december 2017 gericht aan [mailadres 1] waarin [eiseres] opmerkt dat er niets is gestolen bij haar ouders na de inbraak;
  • een e-mailbericht van De Nederlandse Kluis te Amsterdam, waarin staat dat [eiseres] op 20 december 2017 haar kluis te Amsterdam heeft bezocht;
  • en een e-mailbericht van [eiseres] aan De Nederlandse Kluis, waarin zij een adreswijziging doorgeeft en verzoekt om de verzekering van de kluis te verhogen tot € 90.000,00.
2.5.
Univé heeft in het kader van een fraudeonderzoek op 16 maart 2018 [eiseres] geconfronteerd met de screenshots van de hiervoor onder 2.4 genoemde e-mailberichten. [eiseres] heeft ontkend de schrijver van het eerst genoemde e-mailbericht over de diefstal te zijn. De authenticiteit van de e-mails betreffende De Nederlandse Kluis heeft zij erkend. [eiseres] heeft Univé verteld dat er sprake is van identiteitsfraude en onrechtmatige toegang tot haar e-mailbox. Verder heeft zij het vermoeden uitgesproken dat haar ex-echtgenoot hier achter zit.
2.6.
[eiseres] heeft vervolgens Univé verzocht om de e-mailberichten die Univé aan haar heeft laten zien met de daarbij behorende watermerken aan haar ter beschikking te stellen, alsmede alle e-mailberichten die ter zake van de voornoemde schademelding door anderen niet zijnde [eiseres] aan Unive zijn verzonden. Univé heeft dat verzoek geweigerd.

3.De vorderingen

3.1.
[eiseres] vordert, na ter zitting mondeling haar eis te hebben gewijzigd – kort samengevat – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
primair
veroordeling van Univé tot het verstrekken van:
  • de e-mailberichten, alsmede de daarbij behorende watermerken, ontvangen van [mailadres 2] dan wel van [mailadres 3] ;
  • de e-mailberichten, alsmede de daarbij behorende watermerken, waarbij de screenshots verstuurd zijn van de e-mailberichten waarmee [eiseres] op 16 maart 2018 door Univé is geconfronteerd;
subsidiair
het treffen van een zodanige maatregel en veroordeling van Univé tot het verstrekken van informatie dan wel bescheiden, zoals de voorzieningenrechter geraden acht,
primair en subsidiair
een en ander – zoveel mogelijk – op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag met een maximum van € 18.000,00, en met veroordeling van Univé in de proceskosten.
3.2.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[eiseres] vordert afgifte van bescheiden van Univé. De hoofdregel is dat iemand onder hem berustende bescheiden niet aan een ander ter inzage hoeft af te geven (vgl. HR 29 juni 2007, LJN BA3529). Uitzondering daarop vormt onder meer artikel 843a Rv.
4.2.
Op grond van artikel 843a lid 1 Rv dienen de bescheiden dan wel de gegevens betrekking te hebben op een rechtsbetrekking waarbij (de rechtsvoorganger van) [eiseres] is betrokken. Dat is hier het geval. [eiseres] wil een procedure starten tegen degene die de e-mailberichten aan Univé heeft gestuurd. Die procedure wil zij baseren op onrechtmatige daad, stellende dat er sprake is van een inbreuk op haar privacy, dan wel identiteitsfraude en ongeoorloofde toegang tot haar e-mailbox. Ook een rechtsbetrekking uit onrechtmatige daad is een rechtsbetrekking als bedoeld in artikel 843a lid 1 Rv. Daarbij hoeft degene aan wie de bescheiden worden gevraagd niet zelf bij de rechtsbetrekking betrokken te zijn. Ook bescheiden die zich bij derden bevinden, in dit geval Univé, kunnen worden opgevraagd (vgl. HR 10 juli 2015, ECLI:NL:HR:2015:1834).
4.3.
Artikel 843a Rv stelt verder de eis dat de verzoeker een rechtmatig belang dient te hebben bij de bescheiden, zodat de houder van de bescheiden niet nodeloos wordt lastig gevallen. In dit verband voert Univé het verweer dat de vorderingen van [eiseres] slechts berusten op het vermoeden dat haar e-mailaccount wordt gehackt en op de hoop dat de gevraagde bescheiden de identiteit van de vermeende hacker kunnen onthullen. Dat is volgens Univé onvoldoende voor het aannemen van een rechtmatig belang. Zij voegt daaraan toe dat een eventuele vordering uit hoofde van onrechtmatige daad jegens de vermeende hacker onvoldoende kans van slagen heeft.
weerspreekt dit gemotiveerd en heeft concrete aanwijzingen benoemd waaruit blijkt dat haar privacy is geschonden, dat zij de mogelijkheid moet krijgen om bewijs te leveren en dat sprake is van een rechtmatig belang om te weten wie in haar e-mailbox heeft ingebroken en diegene aansprakelijk te kunnen stellen.
4.4.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat het stellen van voorwaarden aan een verzoek ex artikel 843a Rv, zoals een rechtmatig belang, er onder meer toe strekt om fishing expeditions te voorkomen. In het algemeen is het voldoende dat de partij die inzage verlangt aan de hand van de hem bekende feiten en omstandigheden aannemelijk maakt dat hij mogelijk een vordering heeft (vgl,. GHARL 16 december 2014, ECLI:NL:GHARL:2014:9850. Weliswaar heeft [eiseres] niet of nauwelijks stukken overgelegd ter onderbouwing van haar stellingen, maar naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft zij voldoende gesteld om aan te kunnen nemen dat [eiseres] (mogelijk) een vordering uit onrechtmatige daad heeft op degene die de e-mails aan Unive heeft gezonden. Zo heeft Univé niet weersproken dat Univé op 16 maart 2018 heeft geconstateerd dat het genoemde e-mailbericht aan [mailadres 1] niet afkomstig is van [eiseres] en heeft [eiseres] tal van andere concrete feiten genoemd waaruit blijkt dat iemand haar het leven zuur probeert te maken. Voorshands kan dan ook niet worden uitgesloten dat sprake is van een onrechtmatige daad van degene die de gegevens aan Univé heeft toegezonden. Verder is voldoende aannemelijk dat de gevorderde gegevens relevant zijn. Niet in geschil is dat aan de hand van de zogenoemde watermerken (IP-adressen en dergelijke) van e-mailberichten kan worden achterhaald wie de afzender ervan is. Dat is noodzakelijk om een procedure tot vergoeding van schade wegens onrechtmatige daad, zoals de kosten van deze procedure, te starten. Dit leidt ertoe dat van een fishing expedition geen sprake is en dat [eiseres] een voldoende rechtmatig belang heeft bij haar vordering.
4.5.
Ten slotte wordt vastgesteld dat de gevraagde stukken voldoende bepaalbaar zijn. Het gaat, zo volgt uit het voorgaande, om de e-mailberichten en hun watermerken die Univé heeft ontvangen van [mailadres 2] , dan wel [mailadres 3] , en om de e-mailberichten en hun watermerken die Univé op 16 maart 2018 aan [eiseres] heeft laten zien. Voor zover betreft het meerdere, te weten hetgeen achter het derde liggende streepje in het petitum van de dagvaarding is vermeld, heeft te gelden dat [eiseres] ter zitting haar eis heeft gewijzigd, in die zin dat zij niet langer vordert hetgeen achter dat derde liggende streepje is vermeld.
4.6.
Daarmee is aan de voorwaarden die artikel 843a Rv stelt in beginsel voldaan, maar staat nog niet vast dat de vordering toewijsbaar is. Nu Univé heeft aangevoerd dat het haar niet vrij staat om de gevraagde gegevens ter beschikking van [eiseres] te stellen en dat Univé als verzekeraar een belang heeft om haar “bronnen” te beschermen - omdat zij mede dankzij meldingen van derden in staat is fraude op te sporen en in het geval dat deze bronnen klakkeloos worden gedeeld, de bereidheid misstanden aan de kaak te stellen zal afnemen - dient eerst dit beroep op lid 4 van artikel 843a Rv te worden beoordeeld. Daartoe zal een afweging van belangen moeten plaatsvinden tussen enerzijds voormeld belang van Univé en anderzijds het belang van [eiseres] bij het verkrijgen van zekerheid over de identiteit van de tipgever(s). In dat verband overweegt de voorzieningenrechter dat gesteld noch gebleken is dat Univé uit hoofde van ambt, beroep of betrekking gehouden is tot geheimhouding als bedoeld in artikel 843a lid 3 BW. Van gewichtige redenen die desondanks aan verstrekking van de verzochte gegevens in de weg staan is onvoldoende gesteld en gebleken. Daarvoor is onder meer redengevend dat voormeld belang van Univé een algemeen doel dient, immers erop gericht is dat tipgevers zich minder vrij voelen om melding van vermeende fraude te doen. Dit belang weegt minder zwaar dan het persoonlijke belang van [eiseres] om te weten wie in haar e-mailbox heeft ingebroken om vervolgens diegene aansprakelijk te kunnen stellen ter zake van een onrechtmatige daad. Daar komt bij dat van klakkeloos delen van informatie geen sprake is, nu uit het voorgaande volgt dat [eiseres] een rechtmatig belang heeft bij haar vordering.
4.7.
Het verweer van Univé dat [eiseres] ook op andere wijze kan achterhalen wie achter de verzending zit van de e-mailberichten, te weten door strafrechtelijk aangifte te doen van de identiteitsfraude, leidt niet tot een ander oordeel. In dit kader is voldoende aannemelijk dat [eiseres] heeft geprobeerd aangifte te doen en dat de politie deze aangifte niet heeft willen opnemen en slechts een melding in het systeem heeft geregistreerd. Kennelijk geeft de politie, in verband met de werkdruk en de keuzes die zij in dat verband moet maken, geen prioriteit aan een zaak als deze, wellicht ook omdat [eiseres] geen enkel (begin van mogelijk) bewijs kan aandragen. Een en ander brengt mee dat afgifte van de stukken door Univé heeft te gelden als de minst omslachtige en tijdrovende manier om aan de gegevens te komen en daarom de voorkeur geniet.
4.8.
Het spoedeisend belang bij de vorderingen is gelegen in de aard ervan.
De gevorderde bescheiden zijn relevant voor een te voeren procedure uit onrechtmatige daad.
4.9.
De slotsom is dan ook dat het primair gevorderde zal worden toegewezen zoals hierna volgt. Voor wat betreft het e-mailbericht dat Univé op 19 januari 2018 heeft ontvangen, zal Univé alleen worden veroordeeld om een screenshot af te geven, nu zij heeft verklaard dat zij van dat e-mailbericht alleen een screenshot heeft en ten gevolge van haar werkwijze over de originele mail niet meer beschikt. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om daaraan te twijfelen.
4.10.
De dwangsom zal worden opgelegd zoals gevorderd. De rechtbank ziet onvoldoende aanleiding om de dwangsom achterwege te laten enkel omdat Univé heeft verklaard dat zij het vonnis zal naleven. In het geval van naleving van het vonnis ondervindt Univé immers geen nadeel van de dwangsom, terwijl [eiseres] door oplegging van de dwangsom juist meer zekerheid krijgt dat het vonnis daadwerkelijk zal worden nageleefd.
4.11.
Nu het primair gevorderde wordt toegewezen, behoeven de subsidiaire vorderingen verder geen beoordeling.
4.12.
Univé zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Aangezien aan [eiseres] een toevoeging is verleend, zijn de kosten voor het uitbrengen van de dagvaarding (exclusief kosten verschotten zoals informatiekosten) in debet gesteld. Deze kosten komen daarom niet voor vergoeding aan [eiseres] in aanmerking. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden in verband hiermee begroot op:
- informatiekosten (inclusief btw) € 5,79
- griffierecht 79,00
- salaris advocaat
980,00
Totaal € 1.064,79

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt Univé om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis aan [eiseres] te verstrekken:
- een screenshot van het e-mailbericht van 19 januari 2018 dat Univé heeft ontvangen van [mailadres 2] , dan wel [mailadres 3] ;
- de e-mailberichten, alsmede de daarbij behorende watermerken, waarbij screenshots zijn verstuurd van de e-mailberichten waarmee Univé [eiseres] heeft geconfronteerd op 16 maart 2018;
5.2.
veroordeelt Univé om aan [eiseres] een dwangsom te betalen van € 500,00 voor iedere dag dat zij niet aan de in 5.1 uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 18.000,00 is bereikt;
5.3.
veroordeelt Univé in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 1.064,79;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.N. Bartels en in het openbaar uitgesproken op 21 juni 2018. [1] (mjd)

Voetnoten

1.type: