In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 10 augustus 2018 een vonnis gewezen in kort geding tussen de Stichting RIBW Groep Overijssel en een gedaagde. De gedaagde verbleef in een woning van de Stichting RIBW op basis van een begeleidingsovereenkomst. Deze overeenkomst werd door de Stichting RIBW opgezegd vanwege het gedrag van de gedaagde. De gedaagde werd verzocht om de woning uiterlijk op 23 juli 2018 te ontruimen, maar weigerde dit. De Stichting RIBW vorderde in kort geding ontruiming van de woning per 27 augustus 2018, terwijl de gedaagde bereid was om de woning per 1 september 2018 te ontruimen. Tijdens de zitting bleek dat de gedaagde per 27 augustus 2018 een nieuwe woonruimte zou betrekken. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er spoedeisendheid was en dat partijen onderling tot overeenstemming waren gekomen. Het vonnis bepaalt dat de gedaagde uiterlijk op 1 september 2018 de woning moet ontruimen en dat de proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij haar eigen kosten draagt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.