ECLI:NL:RBOVE:2018:3228
Rechtbank Overijssel
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen ingangsdatum toegekende uitkering op grond van de Participatiewet; verweerder ten onrechte afgezien van horen in de bezwaarfase; beroep gegrond
In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen de ingangsdatum van een toegekende uitkering op grond van de Participatiewet. Eiser had op 10 april 2017 een bijstandsuitkering aangevraagd, maar deze aanvraag werd buiten behandeling gelaten. Op 31 juli 2017 diende eiser opnieuw een aanvraag in, die werd toegekend per 31 juli 2017, maar per 1 september 2017 werd de uitkering beëindigd omdat eiser geen vaste woon- en verblijfplaats had. Eiser maakte bezwaar tegen de ingangsdatum van de uitkering, die hij wilde laten vaststellen op 25 maart 2017, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard zonder dat eiser werd gehoord.
De rechtbank oordeelt dat verweerder ten onrechte heeft afgezien van het horen van eiser in de bezwaarfase. De rechtbank stelt vast dat eiser niet is gehoord, wat in strijd is met de hoorplicht zoals vastgelegd in de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank concludeert dat het horen van eiser had kunnen bijdragen aan een beter begrip van zijn situatie en dat verweerder niet zonder meer had mogen afzien van het horen. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op om een nieuw besluit te nemen, waarbij eiser de gelegenheid krijgt om zijn beroep op bijzondere omstandigheden nader toe te lichten.
Daarnaast wordt verweerder veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten van eiser. De rechtbank stelt de proceskosten vast op € 1.011,42, te betalen aan de rechtsbijstandsverlener van eiser. De uitspraak is openbaar gedaan door mr. A. Oosterveld, rechter, in aanwezigheid van C. Kuiper, griffier.